13 „Is mpn broer er „Nee, alleen meneer Howard en meneer Porteus." „Heb je ook kunnen begrijpen, waar 't over ging vroeg Kobert, zijn jas aanschietend. „Nee, alleen geloof ik niet, dat ze 't weten." Robert ging naar boven. Hij liep langzaam, toen hjj langs de open deur van het groote salon kwam. Hilda zat tusschen Axminster en Freddy. Dat kon geen kwaad. De heeren Howard en Porteus waren alleen in de bibliotheek. Klaarblijkelijk hadden zij juist een lang gesprek beëindigd. Zjj stonden aan weerszijden van den haard, Howard als steeds welverzorgd, keurig. Porteus, die er bp zijn komst heel netjes had uitgezien, was er in geslaagd, zijn gewone slor digheid te heroveren zpn witte das was naar één kant afgezakt, zijn vest was geplooid, en hij stond met zoo kromme schouders, dat zijn jas heelemaal scheef hing. „0, Robert,zei Howard, „kom binnen en doe de deur dicht. Ik heb je laten roepen om je te vertellen, dat mijn vriend meneer Porteus een vleiend en edel moedig aanbod gedaan heeft. Je weet waarschijnlijk, dat je nogal indruk op hem gemaakt hebt door je oordeel over de Luini volgens mij een totaal ver keerd oordeel, maar dat heeft er niets mee te maken. Hij is bereid, je in dienst te nemen alsals een soort secretaris." „Secretaris t Malligheid Poeh zei Porteus, zich opeens naar hen beiden toekeerend. „Ik hèb De twee Engelschen, die met koffie den kring r< geen secretaris en ik wil er nóóit een hebben. Had jij er ook maar geen een, Beach, dan was je veel beter af. De helft van de misère in de wereld komt door secretarissen, die brieven beantwoorden, die ze aan jou moesten geven, en brieven geven, die ze moesten beantwoorden. Nee, jongeman, je wordt géén secretaris, maar ik wil je wel hebben en je wat van kunst leeren. Hoe oud ben je T" „Ik ben zesentwintig, meneer." „Ik wou dat je jonger was. Dacht ik ook trouwens. Je ziet er jonger uit." Even keek Porteus hem boos aan, als was hij het slachtoffer geworden van een onvergefelijk bedrog toen besloot hp, het toch maar te vergeven. „Enfin. Ik kan je in ieder geval gebrui ken. Ik heb aan tafel met juffrouw Howard over je gepraat, Ze zei, dat je de Bonington het eenige draag lijke stuk in de heele galerij hier vond." De heer Howard schraapte z'n keel. „Wacht maar," zei hp. „de waardeering voor die negentiende-eeuw - sche schilders komt wel weer terug." „Nooit, nooitschreeuwde Porteus. „Waardee ring voor het onbeduidende komt nooit terug. Het onbeduidende kan op 't oogenblik de ezelskoppen even aantrekken, en dan sterft 't voorgoed. Dat weet je zelf ook wel, Beach." De oude redetwist brak weer uit een redetwist over een kwestie van smaak, waarover niet te rede twisten vélt, zooals de Romeinsche dichter tweedui zend jaar geleden al wist en Robert stond te wach ten. Hij wachtte, met de armen over elkaar, voor hem keken zoo ernstig en wezenloos als beelden.... een heel natuurlijke houding, die echter niet zeer scheen te rijmen met zijn livrei. De twee mannen waren zijn tegenwoordigheid vergeten. Toen kwam plotseling, geruischloos zich bewegend over de dikke loopers in de hall, Axminster binnen. Hij liep Robert voorbij zonder hem te zien en zei tot Howard „Mag ik even storen om u goeden nacht te zeggen Ik heb morgenochtend om negen uur zaken, dus 't wordt mijn tijd." „Wat spijt me dat," zei Howard, beseffend, dat hij als gastheer tekort was geschoten „maar ik was weer met Porteus aan 't kibbelen geraakt over schilderijen...." - t Axminster wendde zich beleefd tot Porteus. „17 moogt vooral niet vergeten," zei, hij, „dat u mij bij uw eerstvolgend bezoek aan Engeland het genoegen moet doen, de schilderijen op Greathopes te komen zien." „Heel graag," zei Porteus. „Ik heb een paar Mo roni's gezien, die u drie jaar geleden voor de Italiaan- sche tentoonstelling had afgestaan, en ik heh een gedeelte gezien van die laatste partij, die u hier op de markt hebt gebracht. Een vriend van me in Ver mont heeft er een gekocht en hij heeft er 'n mooien prijs voor betaald, vind ik. 't Was een portretje van lord Claude Breen, in zijn kajuit op de Invicible." „0 juist lord Claude. een kranig zee-officier, maar hij heeft een slecht leven geleid," zei Axminster. „Een der zwarte schapen van de familie, moet ik helaas zeggen." „Over zwarte schapen gesproken," zei Howard gemoedelijk, „hebt u nog iets over uw broer gehoord? Axminster schudde het hoofd. „Niet veel moois tenminste, antwoordde hij. „Ze hebben zpn spoor kunnen volgen tot de kust van de Zuidzee, en ze veronderstellen nu, dat hij veertien dagen geleden in San Francisco scheep is gegaan, en dat hp 't geld heeft meegenomen. Met zoo'n bedrag, als hij bij zich had, kan men op die Zuidzee-eilanden leven als een prins." „Dan zal er wel niet veel kans meer zijn, om hem te vinden. Maar zou dat leven daar uw broer aanstaan?" „Dat is 't juist. Ik ben bang van wel," antwoordde Axminster. „Hp is altijd een luie rakker geweest." Porteus deed een uitroep van meegevoel, ,,'t Is wel een hard gelag, die prachtige schilderijen voor niets te hebben opgeofferd," zei hp. Axminster glimlachte 't was tenminste iets, dat op een glimlach leek, want slechts één kant van zpn mond was er mee gemoeid. „Ik heb tenminste deze treurige voldoening," zei hij, „dat ik me van 't begin af tegen 't plan verzet heb. Zooiets ergs als er nu gebeurd is, heb ik natuurlijk niet verwacht, maar ik vond de verantwoordelijkheid beslist te groot, om aan zoo'n buitengewoon onverantwoordelp- ken knaap toe te vertrouwen. Maar mijn moeder wou 't beslist hebben. Mpn moeder is altjjd veel te toegeeflijk geweest tegenover Bob. 't Zal een ver schrikkelijke slag voor haar zpn. Ik wou, dat ik 't haar besparen kon. Een verschrikkelijke slag." „Verschrikkelijk" maar niet heelemaal on verdiend scheen zpn toon er bp te zeggen. Hij keerde zich om, en ging naar de deur, maar zag zich den weg versperd door een lange figuur in 't donkerbruin een huisknecht, die niet week. Axminster keek op. Hp was nergens erg vlug in. Hij keek den jongen man in 't gezicht en dacht „Die man komt me bekend voor hp lpkt op 't is mpn broer „Bob t" sprak zpn mond. „Nog precies dezelfde, Gluipie." „Meneer Howard, dit is mpn broer. Ik begrijp niet. Porteus begon op zijn luide, hinderlijke manier te grinniken. „Ik dacht al, wat een schilderpen - kennis voor een gewonen huisknecht Robert had zich niet bewogen, noch de oogen van het gezicht van zpn broer afgewend. „Schaam je je niet, Gluipie," zei hp, „om zoo kwaadaardig te zijn t" „Kwaadaardig die is mooi Waar is 't geld T" „Ik zou je er liefst nog een poosje mee sarren," antwoordde lord Robert. „Ik zou liefst beweren, dat ik 't werkelijk verloren had met kaarten als ik me niet vergis, was dat je broederlijke veronder stelling in Chicago niét Tchicago, Gluipie zoo heet 't niet. Maar 't feest van meneer Howard is zoo prachtig geslaagd, dat ik genadig wil zpn, en je vertellen, dat 't geld op de Ashwell-bank staat, hier in New York, en dat we er volgende week over kunnen beschikken." „Volgende week Waarom nu niet V E R V O L O OP PAGINA 34 I

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 13