m
'4-
TER MEE?
tgeta/ereeltje
goan de Bri
een Brabantschen landweg,
hooien, zoete lieve Garretje"
dat steeds gevolgd wordt door het
luid schreeuwen van koei, koei,
koei
Ook hoort men vooral in de
Belgische Kempen, waar 't over
halen soms tot 'n geheel dorpsfeest
geworden is, varianten op dezen
tekst, die ervan gewagen, dat men
overtrekt, omdat het een „arrem
land" was en dat men nu hoopt te
komen in een land, waar „rozen
zijn geplant" of zooals 't volgende
verhuisliedje het uitvoeriger ver
haalt in
Wij gaan de nieuwe boer halen,
We brengen hem seffens mee,
Wij zullen hem wel brengen,
Al op een beter stee.
Hjj zal d'r niet verdrogen,
Het is aan de waterkant,
Hij zal er de koekoek hooren.
De kwakkel en de fazant.
De zwaluuwkens vliegen er over de brug,
Hard moet hij er niet werken,
Dat ziet de wel aan onze rug.
Voor zooveel hartelijkheid moet natuurlijk ook
getracteerd worden en voor den Achterhoekschen
boer wordt de gelegenheid daartoe gehoden in het
„Overtrekkingsmaal" of de „Willekuuste" (welkom),
welke h\j de nieuwe „naoberschap" heeft aan te
bieden. In dat gemeenschappelijk eten demonstreert
zich wederom de saamhoorigheid, en dit eerste
buurmaal bewijst overtuigend hoe nog onderbewust
allerlei opnemingsritueel in zeden en gewoonten
voortleeft. Hierop duidt eveneens
het elkaar toedrinken en vroeger
het van mond tot mond gaan der
zilveren kom met brandewijn en
rozijnen, zoowel als het „vuurbeu-
ten" en het schoonmaken van de
boerderij door de buurvrouwen
met het ritueele uitbranden en ten
slotte het triomphantelijk uitste
ken van den bezem.
De bezem speelt in de verhui-
zingsfolklore een zeer groote rol,
vooral wanneer 'n bruid de hoeve
betrekt, dan ontbreekt b.v. te
Markelo nooit of te nimmer de
bezem in den bruiloftsstoet. Over
het bezemjagen en den bezemdans
zou heel wat te vertellen zijn. Ik
volsta hier met slechts te memo-
reeren, dat in Belgisch Limburg de
nieuwe hoeve-vrouw uit de handen der buurmeisjes
een met bloemen en strikken versierden bezem
ontvangt, die haar gepresenteerd wordt met het
welkom strij m pj e
„Vrouw kom bennen,
Wjj hopen, dat u zult wennen,
Wij hopen, dat u er zult zijn content,
Aanveert dit klein present."
Natuurlijk wordt alles veel feestelijker, wanneer
men een bruid het „Heemgeleide" geeft, waarbij
nog duidelijk in het Achterhoeksche „hoalleiden",
in het Noord-Brabantsch „haolen" en Limburgsch
„heelen" allerlei folkloristische gebruiken wijzen
op oeroude ritueele handelingen.
voomlnng" eenig feestelijk accent, doch eerst
ten ijlden van den Moerdijk krijgt een plattelands-
verhaing werkelijk het karakter van een joyeuzen
en fijjanten feeststoet.
Iüjioord-Brabant zit het verhuizend gezin in een
met |(|ene slingers, linten, strikken en papierrozen
ovemlig rjjk versierde huifkar, die haar naam van
„de jfikkenkar" in de omgeving van Oirschot en
f°g al'e 6er aandoet. Voorop is meestal een
biljet Iangebracht, waarop met groote letters ge-
schietn staat: „Welkom" en in den wagen hangt
defflfuizingskroon met 'n formidabelen peperkoek.
W(j Jgen hierin een laatste herinnering zien aan
l'et V gebrachte offer der nieuwe bewoners aan de
hfflippten. Dat „kronen" of „peelen" van zoo'n
BraWtsche huifkar is folkloristisch zeer interes-
~al"jJi4 wor(^ gedaan door de jonge meisjes van
dsMlwe buurt en is te aanvaarden als het symbool
ïMjl buurtvreugde over de komst der nieuwe
hevjlrs. Wanneer deze kleurige versiering niet
aaif jacht wordt, geldt dit als een openlijk teeken,
daljjf den nieuwen boer niet gaarne ziet komen,
joodjfjet gemis door hem als een zware beleediging
wowBeschouwd, zwijgend, maar veelzeggend ge-
tuiffllGij zijt wel gekomen, maar niet gevraagd.
li» omgeving van Tilhurg, de Meierij, de Peel en
dej - taligheden trekken ieder jaar in deze lente-
*'ukkig nog tallooze overhalen rond, van wel
15 MBO bont opgetuigde wagens, die over 'n afstand
V3B uren den nieuwen boer hun feestelijk geleide
gHl^aarbij natuurlijk de herbergen niet „op
Jé SJ(!" ^ePa88eerd worden en de koemeiden
8t«e<||weer het typische verhuisliedeke inzetten
wOp den heuvel willen we nie wonen
ant daar zijn de wijven te kwaad,
ÏMaar op de hoeven willen we wonen,
ant daar zijn ze goed van aard"