cMARION s GROOTE AVONTUUR DOOR MAXIM ILIAN BER ND r A TA T" "V T 1 DERTIENDE VERVOLG HIJ wou naar de hut gaan als het donker werd. De anderen moesten teruggaan naar het kamp, daar overnachten, en den vol genden middag op dezelfde plek terug komen, als zij niets van hem gehoord hadden. Kid Wells drukte Eckart de hand en zei zacht „We moeten onze juffrouw terughebben u kunt op mij rekenen, wat er ook gebeurt." Toen keerde hij zich snel om en ging, gevolgd door Kersten, den weg naar hun tent terug. Werner Eckart ging op een rotsblok zitten en keek naar de zon, die roode en violette tinten op het besneeuwde bergland wierp. De tinnen en ruggen gloeiden in brandende kleuren. Blauwe schaduwen kropen uit de dalen hooger en hooger. De eene ster na de andere begon te flakkeren aan het koude, donkerblauwe hemelgewelf. ACHTENTWINTIGSTE HOOFDSTUK De half ondergesneeuwde bergjagershut, die door de mannen van den pijlring als operatie-basis was gekozen, bevatte twee tamelijk flinke kamers en een keuken. Voor den berookten schoorsteenmantel in het voor vertrek zat Marion op een zwarten houten stoel roerloos te kijken naar de vlammen, die de zware beukeblokken verteerden. De man met het masker zat op een zwart berenvel en trachtte nog steeds Marion te overreden, met hem samen te werken. Uit de achterkamer drongen de luide stemmen van mannen, die kaart speelden. Al pratend keek de man met het masker naar een stuk proturanium, zoo groot als een vuist, dat op een plaat lood op tafel lag, tusschen geweren en verschillende toestellen. Een blauwachtig flakkeren als van een spiritus-vlam trok over het witglimmende metaal. „Ik begrijp u niet, juffrouw Marion. U weet, hoe machtig ik ben door de vondst van den steen. Ik kan er iedereen en alles mee voegen naar mijn wil. Wie niet gehoorzaamt, journalist of minister of leger zelfs, dien verlam ik, tot hij alles toegeeft. U hebt echter aandeel aan de vondst. Eigenlijk hebben uw oom en u den meteoor ontdekt, of ten minste vermoed, waar hij liggen moest. Dat is echter niet alles ook om andere redenen smeek ik u blijf bij ons, werk met ons samen „Waarom vraagt u dat U hebt toch geen mede plichtigen meer noodig, nu u zoo machtig bent f Geweld schijnt nu eenmaal vóór recht te gaan," zei Marion, zonder haar oogen van het vuur af te wen den. „Ik zou zelf willen, dat u bij me bleef." De man met het masker naderde Marion, en met een bijna smeekend gebaar zei hij „Marion, heb je niet gemerkt, dat ik je „U maakt u belachelijk. Ik ken u niet, u kent mij niet ik weet alleen, dat u 't hoofd bent van een beruchte schurkenbende. U voert me tegen uw belofte in naar een verlaten hut, u hebt mijn vriend Gunnar Skromberger weggesleept, u hebt mijn oom vermoord en dan durft u nog te vragen, of ik bij u wil blijven antwoordde Marion driftig. „Ik ken u wel ik heb u al meermalen gesproken en bewonderd. Ik verzeker u, dat ik nog nooit zoo tegen een vrouw gesproken heb als tegen u." Hij greep naar haar hand, maar zij trok die snel terug als van een giftig insect. „En jij kent mij ook, Marion, als ik je zeg, wie de chef van den pijlring is. Je hebt me onder een anderen naam en zonder masker in New York meermalen gezien. We hebben samen gesproken." Marion wendde zich naar hem toe en zei zeer koel „Ik heb in New York geen erg prettige menschen leeren kennenmaar wel heb ik meermalen ge dacht, dat ik uw stem meer gehoord had. Waarom doet u dat masker niet af Wie bent u dan Een beschroomd kloppen aan de deur onderbrak het zacht, maar snel gevoerde gesprek. De „chef" keek Marion verbaasd aan wie zou er, zoo laat op den avond, hier komen Marion bleef zitten, in spanning. De man met het masker ging naar de deur en schoof den zwaren houten grendel terug. Er waaide sneeuw langs den vloer, een man in looden pak trad binnen. Marion slaakte een kreet. Het was Werner Eckart. Volkomen verwilderd, met een onnoozele gelaatsuitdrukking, keek hij de kamer rond. „Groote hemel, alles vruchteloos. wat is er gebeurd 1 Spreek dan toch, Eckart." Er kwamen tranen in haar oogen. Op dat moment voelde zij, hoe dierbaar die man haar was. Een gruwelijke smart verscheurde haar ziel, nu zij zien moest, dat de genezing slechts tijdelijk was geweest. „Maar juffrouw Marion, u weet toch, dat de hooi- vreter niet praten kan F' zei de man met het masker koel spottend, „Kom stumper ik heb hier helaas geen hooi, maar er is toch wel iets. Ga maar zitten." Marion leidde Eckart, die star voor zich uit keek, naar den haard en zei voortdurend, zacht zijn hand streelend „Arme jongen, arme jongen." Eckart liet zich onbeholpen op den stoel zakken. Marion keek 1 em in de oogen en hoorde opeens een heel zacht, beha iglijk keelgeluid. Toen zij verbaasd haar hand terug wilde trekken, hield hij die vast. Zijn oogen keken opeens helder en warm in de hare. In het groote gevaar van dit oogenblik voelde Marion voor 't eerst den diepen innigen blik van Eckart, die in haar binnenste drong. Het was, alsof hun zielen elkaar aanraakten. Schroomvallig streelde hij haar arm, toen hij zag, dat de man met het mas ker naar een kast aan het andere einde der kamer ging, om een flesch whisky te halen. Hij fluisterde haar toe „Wees niet bang. Ik kom de vrouw bevrijden, die mij uit een veel erger gevangenis bevrijd heeft." „Hallo riep de „chef" plotseling hij was snel naderbij gekomen. „Sinds wanneer kan de arme hooivreter spreken 1 Er schijnen dus toch nog won deren te gebeuren „Hij heeft niet gesproken," zei Marion met stra lende, gelukkige oogen. „Jawel, de hooi-eter spreekt weer," zei Eckart rustig, en langzaam stond hij op van zijn stoel. „Zoo, kermismonster, wou je mij er in laten loo- pen Gastvrijheid genieten en 's nachts met den buit gaan strijken t Blijf maar even staan, dan zal ik probeeren, of ik de roos nog kan raken." De man met het masker trok zijn revolver, maar Eckart's vuist omklemde zijn pols met stalen greep. De revolver viel op den houten vloer. Met een woe denden slag probeerde de „chef", de oogglazen in den helm van zijn tegenstander te verbrijzelen. Eckart dook snel, gaf den man toen een stoot voor de borst, dat hij tegen de breede tafel tuimelde. Een geweer en het stuk proturanium vielen op den vloer. De „chef" gleed uit op de sneeuwklonten,- die op den vloer lagen te dooien, en sloeg neer. Het proturanium omgaf zich met een lekkende blauwe vlam en rolde op den natten vloer heen en weer. Marion zag met ontstelde oogen, hoe het pak van den man met het masker vuur vatte. De mannen uit de achterkamer, door het tumult aangetrokken, kwamen in de deuropening staan en zagen, hoe hun chef zich omwentelde in de kleine lekkende vlammetjes. Hij schreeuwde „Water! Water! Blusch het vuur! Ik stik!" Alle voorzichtigheid vergetend rukte hij zich den looden helm van het hoofd trok met den zelfden greep het masker af. David Torrent riep Marion, ten hoogste verbaasd en verschrokken. „David TorrentU!" Torrent, de man met 't masker! Hoe had hij deze dubbele rol jarenlang kunnen spelen, zonder ont maskerd te worden Nu werd haar veel duidelijk. Ook Holand was door hem bedrogen en misleid. Nu kreeg Torrent zijn ontzettende straf ,,'t Vuur uit.mijn helm," rochelde hij. De planken naast hem begonnen te branden. Eckart sleurde hem uit het vuur en trok hem de kap weer over het hoofd. Torrent had een afschuwe lijke brandwonde aan den rug en kromp van pijn. ,,'t Vuur uit, idioten brulde hij. „Ja, Marion, ik ben het hoofd van den pijlring nu is toch alles verloren. Vertel het maar aan Holand. Jarenlang heb ik hem bedrogen o, mijn rug, help me toch en ik heb Raymie Cass in de bergen vermoord. Jullie moeten 't maar weten, 't Is nu toch allemaal voorbij. Raymie wist, waar de meteoor lag, en ik wou 't weten.... doe Holand en zijn vrouw de groeten maar. blusch 't vuur dan toch Mijn rug...." Hij huilde van wilde smart. Twee Chineezen kwamen met groote emmers water uit de keuken. „Geen water geen water jullie zijn verloren riep Eckart, die de vernielende uitwerking van het proturanium, in verbinding met water, maar al te goed kende. „Ik verbrand gilde Torrent. „Help me Eckart zag de catastrophe aankomen. De mannen goten de twee emmers water over den vloer en het proturanium. Eckart rukte Marion naar zich toe, die zich ontzet van Torrent's gruwelijken doods strijd had afgewend, nam haar op de armen, stiet de deur van de hut open en rende weg, de zacl te diepe sneeuw in. Diep in de weeke poedersneeuw ingewoeld ont waakte Werner Eckart uit zijn verdooving. Hij wist niet, hoe lang hij op het sneeuwbed gelegen had. Marion lag, alsof zij sliep, met haar hoofd tegen zijn schouder. De maan scheen al geruimen tijd. De bergen lagen in een koud blauwwit schijnsel. De punten en ruggen sneden scherp in den donkeren hemel, die bezaaid was met sterren als met paddenstoelen. Stil en roerloos was de wereld, in vorst verstard. Alleen de smeulende overblijfsels van de afgebran de pelsjagershut schilderden bleeke oranje-roode vegen in de sneeuw. Dunne rook als van een kamp vuur kronkelde naar den nachtelijken hemel. Als zij nog een paar uren in de verdooving waren blijven liggen, waren zij bevroren nu, het doel zoo nabij. Eckart trok Marion naar zich toe en bekeek haar lang het was hem een groot geluk, het meisje, dat hij zooveel verschuldigd was, tot wie hij zich zoozeer voelde aangetrokken, in zijn armen te kunnen houden. Heel langzaam opende zij onder het bescher mende masker de oogen. Het maanlicht viel door de glazen op haar gezicht, waarover een golf van diepe vreugde ging. Ecaart drukte Marion tegen zich aan, beschroomd uit vrees, dat zij hem af wou wijzen. Marion sloot echter de oogen weer, liet het hoofd aan zijn borst zinken, sloeg een arm om zijn hals en begon bitter te schreien. De opwinding en zenuwachtigheid der laatste dagen zochten in tranen lucht. Eckart sprong op, schudde de aangevroren sneeuw van zijn pak en hielp Marion opstaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 22