ONZE DUIZEND-GULDEN-PRIJSVRAAG: DUIZEND GULDEN AAN GELDPRIJZEN 26 ZOO reed dan M'ehammed bin Said op zijn trouwe mehari door de wijde zandvlakten van de woestijn huiswaarts, naar de bergen van zijn stam der Oulad Naïl. En zijn hart zong Was hij thans niet een gezeten man, hij M'eham med bin Said, met zijn volbrachten twaalfjarigen dienst als spahi der Franken f En had hij den dienst der Ongeloovigen niet verlaten met de korporaals chevrons op de mouwen en veel papieren geld in zijn rooden lendengordel 1 Papieren geld, dat hij al die twaalf jaren door moeizaam had verdiend en opgespaard. Papieren geld 1 Ja, maar dat de waarde had van vele zilverlingen. En was niet Ge- fifah onder hem, Gefifah, de onver moeibare mehari, die hem door de Fran ken zes jaar geleden als rijdier was ge geven en die hij bij zijn vertrek voor een appel en een ei van hen had kunnen koopen Allah, die groot is en almachtig, had hem nu voortaan een heerlijk leven beschoren. Een jonge vrouw zou hij zich nemen een meisje der Oulad Naïl. Daarna zou h\j gids worden en veel geld verdienen aan de Roumi's, de Ongeloovigen, die zooveel rijkdom bezitten, dat zij dien zelf niet meer waardeeren, en die er een kameellading zilver voor over hebben, om een reis te maken op den rug van een mehari door de dorre Bied, de woestijn, in plaats van in hun land te blijven met het weelderige groen, in hun paleizen met het vele glas en de tallooze waterbronnen, die gehoorzamen aan een handomdraai. f^efifah stond eensklaps stil en deed den man vorschend voor zich uit zien. Links voor hem schitterde op de flank van een zandduin het wit van een boernoes in het laaiende licht van de zon. Het geweer in den aanslag leidde M'ehammed zijn rijdier naar de plek, waar een man voorover lag in het zengende woestijnzand, de armen uitgestrekt, gelijk het kruis der Giaurs, die niet in den Profeet gelooven. De soldaat boog zich over den man en wieseh hem het brningekoekte bloed van het baardige gelaat met een punt van zijn boernoes, die hij bevoch tigd had met eenige kostbare waterdruppels uit zijn waterzak. Vervolgens goot hij nog meer kostelijk water tusschen de dorre lippen van den bewustelooze, en Allah, die groot is, schonk hem helle vreugde, toen de ander ten leste zijn oogen opsloeg. Een oogenblik zagen de mannen elkaar aan, de tot zich komende met verwonderden blik, terwijl den soldaat de blijde verrassing uit de oogen straalde. „Geloofd zij Allah stamelden !>eiden, de een op opgewekten toon, de ander in snikkende fluistering, want gewond was zijn lichaam en ziek zijn geest. „Ze kwamen plotseling achter een duinkam van daan en vuurden. -Mijn bedienden, de honden, gingen aan den haal, en de roovers ontnamen mij alles, alles wat ik bij mij had, mijn geld, mijn koop waren en mjjn lastdieren, en zij sloegen mij en trokken mij aan mijn baard.... Dat hun tong verschrompele in hun monden De zwijnen, de onzegbaren..Hier ben ik nu, ik Akbar bin Noer, de machtige, de rijke, huljteloos en aangewezen op den bijstand van een soldaat „Heer," antwoordde M'ehammed, „Vergeet uw toorn, die u slechts verzwakken kan. Vergeet, tot wij de stad Djelfa, die niet meer verre is, bereikt hebben, alwaar u de rust ten deel zal vallen, die uw geschonden lichaam en uw koortszieke geest zoozeer van noode hebben. Daar kunt ge den Kaid vertellen van het onrecht, dat u geschiedde, opdat hjj de misdadigers doet opsporen en bestraffen volgens de heilige wetten, die de Profeet ons gaf." „Wijs zijn uw woorden, krijgsman, en groot is uw hart. Aloge Allah's zegen uw leven lang op u rusten. Wanneer wij veilig in Djelfa aangekomen zijn, zal ik Rachman, mijn zaakwaarnemer in die heilige stad des geloofs, u zevenhonderdenvijftig gouden zecchi- nen doen uitbetalen, als stoffelijk bewijs van mjjn onzegbare dankbaarheid." „Heer, vele mijlen scheiden ons nog van Djelfa en vol gevaren is de weg daarheen. Laat ons geen dadels verdeelen, aleer de palm vruchten draagt." Doch de gewonde hoorde niet meer, wijl hij in diepen koortsslaap gezonken was, het hoofd tegen M'chammed's borst gevlijd, onder diens beschutten- den boernoes. Zoo zette de kameelruiter dan zijn rijdier tot loopen aan en begon de moeizame tocht der beide mannen door de woestijn op den rug van de statig voortschrijdende mehari, terwijl de gieren, die op eenigen afstand reeds hun doodenwacht betrokken hadden, zich teleurgesteld in wijde cirkels in het luchtruim verhieven. 'T'oen M'ehammed twee dagen later zich in de goede stad Djelfa vervoegde aan het huis van Rachman, om een bezoek te brengen aan diens meester, vond hij den geredde welgemoed uit gestrekt op 'n divan. In hoffelijke woor den, die echter uit 'n verkild hart kwamen bedankte de rijk aard nogmaals zjjn redder voor zyn hulp, en zegde hem, dat hij, Akbar bin Noer, zich thans weer ge heel genezen voelde. Alsdan wenkte hij met zijn hand het gebaar, dat grooten maken, wanneer zij eenvoudigen bedui den heen te gaan. Bedremmeld stond M'ehammed, wijl de rijkaard zijn l>elofte scheen vergeten te zijn, de belofte van het geschenk van zevenhonderd vijftig gouden zec- chinen. Zeven honderd vjjf tig gouden zecchinen, een groot vermogen voor een ontslagen spahi der Franken „Heer, veroorloof m\j u aan uw belofte te her inneren, die ge mij in de woestijn deedt. Zevenhon derd en vijftig gouden zecchinen Het voorhoofd van den rijkaard fronste zich in gramschap „Dus niet de heilige voorschriften van den Koran en uw plicht als Muzelman deden u mij van een wissen dood redden, doch slechts de hoop op en de verwachting van een belooning in goud Goud, dat nooit het ware geluk kan brengen." Maar toen Akbar bin Noer de aderen op des spalii's voorhoofd zag zwellen in toorn om de on rechtvaardige handelwijze en hem de sombere drei ging uit 's mans oogen tegenloerde, begon hij te vreezen voor z\jn leven. „Welnu, het zij zoo. Wacht een wijle bij de fon tein in den voorhof, opdat Rachman intusschen het goud voor u in gereedheid brenge. Een ka was zal u alsdan roepen." 'T'oen M'ehammed kort daarna weer voor den rijkaard gevoerd werd, stond deze achter 'n kost bare tabouret, waarop vier geldbuidels naast elkaar stonden. Van links naar rechts werden deze buidels steeds grooter in omvang. Doch achter Akbar stonden twee kawassen met getrokken kromzwaar den. „Ziehier zevenhonderdvijftig zecchinen, zoodanig over vier buidels verdeeld, dat de eene buidel steeds het dubbele aantal zecchinen bevat van den naast- kleineren. Ze zijn u, krijgsman, die in den dienst der Franken ongetwijfeld veel vaardigheid in de kunst der getallen verworven hebt, ze z\jn u, mits ge nijj zeggen kunt welke aantallen zecchinen zich in de vier buidels bevinden. Doch kunt gij dit niet binnen den tijd, dat ik mjjn waterpijp gerookt zal hebben, dat gij u dan wegschere, opdat mijn kawassen u niet met geweld verwijderen uit ditgastvrije huis." Zoo peinsde dan M'ehammed en rekende en rekende op de hulpelooze wijze, waarop een man rekent, die slechts een krijgsman is. En toen het laatste wolkje der waterpijp ontsnapte, had hjj het raadsel nog niet opgelost. Toen greep hem de woede opnieuw, omdat hij zonder belooning zou moeten heengaan. Zjjn rechter hand tastte in de plooien van zijn boernoes naar het kleine wapen der Franken met de zes bliksemsnelle schoten. Zoo lagen dan binnen de korte spanne tijds, die de muezzin noodig heeft om eenmaal zijn op roep tot het gebed der geloovigen uit te galmen, beide mannen ontzield ter aarde, beide man nen, die in de woes tijn een warm hart en een vroom ge moed getoond had den. Akbar lag met doorschoten borst terneer, omdat hij thans alleen de wijs heid eonB koopmau8 bezeten had, terwijl M'chammed's hoofd door kromzwaarden gekliefd werd, wijl slechts de geest eens krjjgsmans over hem vaardig was geweest. HEINEN. Wie van onze geirouwe puzzelaars kan ons mededeelen, welke aantallen zecchinen er in de vier verschillende zakjes aanwezig waren? PNIEUW STELLEN WIJ VOOR DE GOEDE OPLOSSERS VAN DEZE PRIJSVRAAG BESCHIKBAAR verdeeld overeen hoofd prijs van honderd golden, een tweeden prijs van vijfenzeventig gulden, twee prijzen van vijftig gulden, vier prijzen van vijfentwintig gulden, tien prijzen van tien gulden en honderdvijf prijzen van vijf gulden. Als extra troostprijzen loven wi] nog uit vijftig luxe doozen bonbons. vraag". Briefkaarten, waarop dit niet vermeld staat, kunnen vertraging ondergaan en zooiloeiule te laat komen. Rij meer dan 173 goede oplossingen worilen de prijzen onder de inzenders daarvan verloot. In geen geval irortlt over de prijsvraag of uitslag gecorrespondeerd. De oplossingen ■moeten vóór 26 April 1935 op ons Hoofdkantoor aanwezig zijn. Alle oplos singen moeten uitsluitend op open briefkaar- i worden ingezondendus niet in gesloten velopp en. De briefkaarten moeten aan de reszijde duidelijk de vermelding dragen „Prijs-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 26