DE WITTEBROODSJAREN
VAN NED BRATFORD
door Hugh Spencer
■m l'
22
Ja, Ned Bratford had redenen te over,
om het Londensche stof van zijn
voeten te schudden. Daar was in de
eerste plaats de voortdurende be
dreiging van een jaar „voorwaardelijk",
waarmee rechter Stumps had getracht,
hem op den goeden weg te helpen en
dat nu als een rem aan de wielen van zijn
veelbelovende carrière in de Londensche
onderwereld hing. Dan was er dat
zaakje van de valsche Sweepstakeloten,
waarvan de Yard den kwalijkriekenden
geur in haar schaamteloos grooten neus
scheen te hebben gekregen. En tenslotte
was er het zeker niet denkbeeldige
gevaar, dat de financieele vruchten
van maandenlangen noesten „arbeid"
voor hem verloren zonden gaan, indien
de Yard daadwerkelijke belangstelling
voor hem aan den dag ging leggen.
Redenen te over dus, om de Londensche
vlakte vaarwel te zeggen en een ander
arbeidsveld te gaan beploegen.
Betty, ik ga je tot mijn spijt verla
ten," deelde hij 's middags zijn besluit
mee aan een kennisje, met wie hij
dagelijks placht te lunchen in een klein
restaurant aan de dokken.
„Voorgoed V' vroeg Betty, met een
wanhopige poging, om zich niet te
verslikken van den schrik.
Ned knikte. „Ik voel er niets voor,
rechter Stumps gelegenheid te geven,
zijn paedagogisch fiasco op me te
wreken, zie je. Eén jaar in 't vet en
nog twee jaar in het vooruitzicht, omdat
er een kleine fout zat in die handteeke-
ning op de Sweepstakeloten, maken
samen drie jaar. Een véél te lange tijd
in een kort menschenleven, om er lieht
over te denken. Laat Stumps ze zelf
maar uit gaan zitten, als hij er lust in
heeft. Ik voor mij voel meer voor de
gezelligheid. En Manchester is een
gezellige stad."
Betty, die nog pas aan 't begin stond
van een loopbaan, waarop zij vlijtig
naar portefeuilles en horloges zocht,
deed geen moeite haar teleurstelling
te verbergen.
„Het spijt me," zei ze melancholiek,
en het was aan haar blank-en-rose
poppengezicht te zien. dat zij het
meende. „Ik zal mijn éénigen vriend
verliezen. De anderen nemen me nooit
ernstig, zie je. Maar jij bent een echte
heer en je hebt me nooit uitgelachen,
als ik eens een bok schoot op den weg.
Waarachtig, het spijt me. Wat ga je
beginnen in Manchester V'
Ned verzekerde, dat hij zijn „branehe"
trouw bleef. Hij had nog wat duiten en
begon dus maar weer in „assurantie en
loterij". Maar dezen keer zóó, dat de
politie geen vat op hem kreeg
„En denk je, dat de Yard je daar
ginds met rust zal laten twijfelde
Betty bezorgd.
„Als ik met mijn naam te koop ga
loopen niet," grinnikte Ned. „Maar zoo
dom ben ik nog niet, weet je. Ik neem
natuurlijk een anderen naam aan. 'k
Zal deze en gene eens vragen, misschien
kom ik ook nog wel aan een verzameling
valsche papieren."
Bettv bracht eensklaps een keurig
gelakt nageltje aan haar lippen. „Ik
kan je helpen, Neddy," zei ze verrukt.
„Ik heb thuis nog een portefeuille vol
papieren. Ik „vond" haar een paar
maanden geleden bij een heer van
jouw slag en jouw leeftijd. Een
geboortebewijs op den naam George
Ivinston, een paar overlijdensacten en
een pas. En verder nog zoo'n officieel
papier waarop staat, dat die Kinston
niet getrouwd is en als reserve-luite
nant is ingedeeld bij de Horse Guards.
Is dat wat voor je, Neddy V'
„Betty, je bent een engel, een redden
de engel," viel Ned geestdriftig uit.
„Mag ik me even voorstellen George
Kinston, reserve-luitenant en assuradeur.
Ik open volgende week een kantoor in
Manchester en de Yard zal een fijnen
neus moeten hebben, wil zij op dien
afstand het spoor van Ned Bratford nog
kunnen ruiken. Neen, Betty, laat maar
zitten, ik betaal vandaag de lunch.
Zóó kwam Ned aan den naam en de
identiteitspapieren van 'n zekeren me
neer George Kinston
TVTed Bratford trok ietwat kronkelige
paden door de keurig geordende
samenleving van Manchester. De echte
meneer George Kinston zou er zich voor
hebben geschaamd, als hij geweten had,
hoeveel kwaad er in zijn naam bedreven
werd. Maar zijn valsche naamgenoot
wachtte zich zorgvuldig voor hande
lingen, die zijn goeden naam in het
openbaar aan de kaak konden stellen,
zijn „zaken" gingen de politioneele be
moeizucht voorzichtig uit den weg.
Niemand, die vandaag een Fransch
of Roemeensch premielot koopt met
fabelachtig hooge prijzen en gewaar
borgd door den Staat kan verwach
ten, dat het morgen reeds uitloot met een
hoofdprijs van 100.000 Frs. of 1.000.000
Lei. En dus verkocht de keurige meneer
George Kinston aan zijn nieuwbakken
kennissen in Manchester Fransche en
Roemeensche premieloten, met een
looptijd van veertig jaar en met prijzen,
die huiveringwekkende geluksvisioenen
langs den verren horizont joegen.
Dat de loten valsch waren en de
nummers zelfs niet bestonden, vertelde
meneer Kinston zijn koopers niet
niemand loopt trouwens graag met zijn
feilen te koop. Hij verkocht alleen
loten, zond trekkingslijsten rond met
duizelingwekkende prijzenreeksen en
incasseerde zijn ponden en shillings.
Gerust mocht over veertig jaren de
zondvloed komen meneer Kinston
zat dan al minstens dertig jaren in
Canada, waar ze tegenwoordig voor
honderd pond reeds farms verkochten,
waarop werkelijk iets groeide.
rPoeh al gingen dan ook de „zaken"
uitmuntend -was meneer Kinston
niet gelukkig. Hij miste iemand Betty.
Hij miste haar babbeltje, haar zorgen en
succesjes. Haar pruilen, als ze een slech
ten, en haar lach, als zij een goeden dag
had gehad. En hij miste nog meer iets,
dat zich niet onder woorden liet brengen,
maar dat hem het zonderlinge gevoel
gaf, dat hij maar een invalide in Man
chester was, en pas weer 'n volwaardig
mensch zou zijn, als Betty bij hem was.
„Ik ben bepaald verliefd," zei Ned-
George op een avond, toen hij trachtte
dat vreemde gevoel te analyseeren. ,,'t
Is gek, maar ik heb hier eigenlijk nog
geen dag rust gekend. Ik moest haar
maar vragen, of zij de zaken aan den
kant wil doen. Ik verdien genoeg voor
twee en wel voor drie en vier ook. Zij
is een aardig meisje en keurig netjes.
Geen spatje op haar naam of op haar
hoe noemen ze dat t moraliteit. Zij
kon in een paleis geboren zijn jammer
dat sommige menschen het zoo slecht
treffen met him ouders. Enfin, ik zal
haar eens schrijven. Er gaat toch maar
niets boven een gezellig tehuis met een
lieve vrouw.
Ned-George zette zich niet onmiddel
lijk tot schrijven. Hij was voorzichtig en
wilde zich eerst overtuigen, of zich geen
moeilijkheden konden voordoen met zijn
nieuwbakken identiteit. Betty zou er
voor danken, eeuwig verloofd te blijven
en aan de voltrekking van een huwelijk
gingen formaliteiten vooraf, die het
noodig maakten, dat zijn identiteit vol
doende vast stond. En dus haastte hij
zich allereerst een officieel bewijs te
bekomen, dat hij inderdaad de man was
voor wien hij zich uitgaf George Kin
ston, geboren in Londen op 16 Maart
1900, assuradeur van beroep en reserve
luitenant bij de Horse Guards.
Zijn toeleg slaagde boven verwachting.
Hij verzocht het gemeentebestuur om
een buitenlandschen pas, legde mét het
geboortebewijs van George Kinston een
zakfoto van Ned Bratford over en kreeg
den verlangden pas twee dagen later
met de post thuisgezonden. Het kost
bare identiteitsbewijs was behoorlijk
gelegaliseerd door het hoofd der politie
en hiermee was officieel vastgesteld, dat
hij als George Kinston geboren was en
gezien de natuurlijke bestemming van
den mensch - eenmaal als George
Kinston sterven zou
„In orde," mompelde Ned-George
voldaan, toen hij den pas nauwkeurig
had bestudeerd. „Als nu Betty maar wil,
ontbreekt me niets meer en gaan we een
nieuw leven beginnen. Rechter Stumps
zou gek staan te kijken, als hij van die
aardige grap hoorde. En een zekere
meneer George Kinston in Londen niet
minder.
Plezierig grinnikend, zette hij zich aan
zijn schrijftafel. En den volgenden mor
gen ontving Betty Coops in Londen een
brief, die haar -tranen ontlokte van
vreugde en geluk. Zij had al van Neddy
gehouden zoolang zij hem kende en kon
er dus een grooter geluk voor haar weg
gelegd zijn, dan zich mevrouw Kinston
te mogen noemen t Die lieve Ned scheen
dag en nacht van haar vervuld te zijn.
want bezwoer hij haar niet, dat hij geen
rustig oogenblik meer had gekend, sinds
hij haar vaarwel had gezegd i Toen zij
die woorden herlas, leek het haar een
misdaad toe, Neddy langer in onzeker
heid te laten, dan volstrekt noodig was.
Zij snelde naar het postkantoor en ver
zond een telegram, dat een uur later
óók Ned-George tot in de wolken ver
hief
„Ja ik kom aan het eind dezer week,
zorg voor een kamer. Stem toe, over
drie maanden te trouwen. Brief volgt
van je gelukkige Betty."
Onmiddellijk nadat dit telegram ver
zonden was, begon Betty met bewon
derenswaardige handigheid en vlijt
aan haar uitzet te werken. Zij wilde niet
heelemaal berooid in Manchester aan
komen, al had Neddy met zijn gewone
goedhartigheid geschreven, dat zij zich
om geldzaken niet hoefde te bekom
meren. Dank zij haar ijver, kon zij dien
zelfden dag nog negen pond, vier shilling
en twee gouden damesarmbandhorloges