MODE zeggen, dat het na den jaarlijkschen rui tijd zoo'n frisch en glanzend wit-zwart gewaad zal dragen als op de afbeelding links te zien is. Deze jonge tapir draagt een vroolijk patroontje van strepen en punten: als hij ouder wordt, legt hij die jeugdige lichtzinnig heid af en kleedt zich voortaan in simpel donkerbruin. Kort voor het afwerpen van het oude gewei, eind, Maart of begin April, draagt dit Lubowsky-hert een vuil bruinen winterpels, die het dier een oudachtig en ver waarloosd uiterlijk geeft. Hoe jeugdig en frisch ziet het er daarentegen uit in Juni, nu het zijn nieuwe gewei aan 't vormen is en een glanzend roodbruin met witte vlekken g zomerpak draagt. Ook de bril-pinguïn, het merkwaardige dier uit de Poolstreken, doet aan de mode mee. Aan het jonge exemplaar van de rechtsche foto zoudt u niet licht Zoo dragen bijvoorbeeld vele noordelijke dier soorten bruine tinten in den zomer en wit in den winter, de sneeuwhaas o.a., de poolvos, enz. Anderen drijven de coquetterie nog verder en weten zich extra te tooien in de tijden, waarop zij een hruid gaan zoeken en het hof maken. -Hier is het dus, anders dan bij de menschen, de man, die de kunstgrepen van de mode te baat neemt, om de andere sexe te bekoren hier is de man het Bchoone geslacht. Het bruilofts kleed van verscheidene wilde eenden-soorten is daar een voorbeeld van. Dan is er nog bij vele dier soorten onveranderd in zwang gebleven de bij de men schen reeds sedert de vorige eeuw verouderde regel, dat ouderen zich vooral stemmiger en rus tiger kleeden moesten dan de jeugd de veel kleurige huid of pels van hun jonge jaren wordt op meer gevorderden leeftijd vervangen door een simpel en eentonig grauw. Maar juist omgekeerd doen het vele vogels hun veerenpakje is in den regel gedurende de eerste levensmaanden onooglijk en uiterst eenvoudig, en pas in het tweede levensjaar tooien zij zich met hun veelkleurige of opvallend geteekende veerenpracht. OOK het dierenrijk kent zijn eenvoudigen van uiterlijk, die jaar in jaar uit maar met hetzelfde pakje toe moeten, en zijn praal hanzen, die zich elk seizoen er een naar de laatste mode laten aanmeten. En niet alleen maken de laatsten keus uit verschillende, naar den aard van het jaargetij wisselende dikte en zwaarte van stoffen, maar zelfs heeft elk seizoen voor hen zijn eigen modekleuren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 34