Périnier's woede-uitbarsting zakte terstond ineen. „Geef maar op je water, dan zal ik probeerente slapen," beloofde hij gemelijk. Setton maakte zijn ransel los. Bovenop lag het kompas, zorgvuldig in een doek gewikkeld. Hij legde het opzij en haalde de veldflesch en het brood te voorschijn-.Den dop van de flesch als beker gebruikend schonk hij hem boordevol en brak ook een stuk van het grauwe brood af. Zelf nam hij niets en zag met een wee gevoel toe, hoe Périnier alles in een oogwenk verslond. „Eet jij niet V' vroeg Périnier geprikkeld. „Neen, anders houden we niets voor overmorgen over," antwoordde Setton kort. „Hm, je zult denken, dat je vannacht toch wel aan je trek komt," mompelde de ander. Setton werd boos. „Hoor eens, ik geloof niet, dat je me ooit van oneerlijkheid hebt kunnen verdenken, is 't wel T" zei hij nijdig. „Draag jij in den vervolge dat vrachtje maar en als je dan even eerlijk bent als ik, kunnen we Adrar nog net halen. Wel te rusten, ik ga slapen Geërgerd deed hij alles weer in zijn ransel. Périnier mompelde nog iets, dat hij niet verstond en een oogen- blik later lagen beiden rillend in den kouden nacht wind uitgestrekt Périnier werd dien nacht wakker van de pijn en den dorst. Hij richtte zich kreunend overeind en luisterde even naar de geluiden om hem heen. Boven de woes tijn hing het suizelen van het opgejaagde zand en naast hem klonk de steunende ademhaling van Setton. Alsof zij met magische krachten ertoe werden aan getrokken, tastten zijn handen naar Setton's ransel. Onder de linnen klep voelde hij de vertinde veldflesch en het brood en bovenop het kompas. Dat was alles wat hij noodig had, om zijn leven te redden. Het stond vast, dat zij samen Adrar nooit zouden bereiken, met niet meer leeftocht dan dit weinige. Morgen middag zouden zij wellicht reeds gedwongen zijn den tocht op te geven van uitputting en anders toch zéker overmorgen. In elk geval echter zou een van hun tweeën nóódeloos gedoemd zijn te sterven. Was het geen dwaasheid dien noodeloozen dood af te wachten f Was het geen plicht zichzelf te redden, zoolang die mogelijkheid nog bestond t Hij had een moeder, die op hem wachtte, doch Setton stond alleen op de wereld. Er was nog slechts één kans, een laatste kans en voor maar één man, om den dood te ont komen. Wie kon het hem kwalijk nemen, dat hij zelf die laatste kans greep Sterven zou Setton toch en hij bewees hem misschien nog een weldaad, met dien dood een dag te verhaasten. Eerst aarzelend, doch plotseling vastbesloten, gespte Périnier den ransel los. Hij wikkelde het kompas uit den doek en bracht het dicht bij zijn oogen. Veel verstand had hij niet van zoo'n ding en hij had eigenlijk nooit goed be grepen, waarom Setton het zoo zorgvuldig in zijn ransel hield, in plaats van het bij zich te dragen. Het was noodelooze last, den ransel telkens te moeten losgespen, om de richting te kunnen controleeren. Je droeg het even veilig bij je in je zak, of in je revol- vertasch Périnier haalde het brood en de veldflesch uit den ransel. Ook dit kon hij bij zich steken, hoe minder gewicht hij droeg, des te gemakkelijker zou hij voor uit komen. Hij wierp nog 'n aarzelenden blik op de vormïooze gestalte naast zich. Doch eensklaps richtte hij zich geruischloos overeind. Met het kom pas dicht bij zijn neus bestudeerde hij de richting, die hij in moest slaan. Dóór was het Noorden, als de magneetnaald boven die streep stond. En dóór was dus het Westen, de richting waarin Adrar lag. Hij plaatste er zich met zijn gelaat naar toe en borg vervolgens het kompas in zijn revolvertasch. Toen sloop hij heen en verdween in den donkeren nacht. Jean Périnier benutte zijn laatste kans, om een bijna zekeren dood te ontkomen. 'T'wee dagen later vond 'n hulpcolonne van 't ba- taljon Zephyrs korporaal Setton op vijftig kilo meter van Adrar. Zonder hulpmiddelen achterge bleven, waarmee hij de richting kon bepalen, had hij zich nog tien kilometer verder van Adrar verwijderd. Hij was bijna stervend toen men hem vond, doch dank zij het feit, dat er een geneesheer bij de colonne was, kon hij nog op het nippertje worden gered. Toch duurde het een volle week, voor hij in het hospitaal in Adrar tot bewustzijn kwam. Zijn eerste vraag was naar Périnier en die naam klonk heesch, toen hij hem over de lippen kwam. „Oók gevonden, maar pas twee dagen na jou," ant woordde de dokter. „Verdwaald en gestorven van uitputting. „Verdwaald t" vroeg Setton verbijsterd. „En het kompas t" - „Waardeloos, volkomen gedemagnetiseerd," zei de dokter. „Als hij nog goeie oogen had gehad, zou hij achterop hebben kunnen lezen, dat je zoo'n zwak magneetnaaldje nooit lang bij ongemagnetiseerd ijzer of staal moet houden. Maar hij droeg het ding in zijn revolvertasch en verknoeide dus zijn eenige kans om den dood te ontkomen." i I Setton wierp een medelijdenden blik op zijn kameraad.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 7