DE REDDING
PATRONENKANTOOR PANORA
.PtW, Hazlitt Breman
3^ SfJLo-omejh.
30
f 1J hadden liet zinkende schip ver
laten vijf matrozen en de
kleine, tengere passagier. De
zeelieden roeiden snel en zwijgend
verder. Zij keken niet om naar dat
kleinen passagier. De reddingsboot werd
door de hooge golven gevaarlijk heen
en weer geslingerd.
„We moesten je over boord gooien,"
zei de dikke man aan roeispaan nnm-
ontzettende schouwspel dat zich achter mer vier.
hen afspeelde. Het roepen en jammeren
van de passagiers lag nu achter hen
alleen het dof geloei van de sirene drong
nog tot hen door.
De kleine, tengere passagier huiverde.
De kleine passagier dook nog meer
in elkaar.
„Een mensch denkt nu eenmaal het
eerst aan zichzelf. Jullie weten dat
evengoed. Het is de natuurwet. Ze
Hoe hij in de boot gekomen was, wist zouden toch van uitputting gestorven
geen hunner. In het ontzettende oogen- zijn. Verdrinken is daarbij vergeleken
blik, dat de paniek losbrak, waren ze nog een zachte dood. Zóó zal ik in
naar de reddingsboot gesneld. Ze had- hemelsnaam maar denken, ik
den naar den kleinen passagier niet De ruwe zeebonk, die al eerder ge-
omgekeken en zij herinnerden zich sproken had, was opgesprongen en
alleen z'n protest. ,lro"g naar voren-
„Jullie gaan toch terug om ook de -Jij leelijke leugenaar Je deed dus
anderen te redden, niet had hij met "iet de minste poging hen te redden,
verlegen stem gezegd. Je dacht alleen maar aan je eigen
Geen der zeelieden had hem hierop veiligheid, ellendige lafaard."
geantwoord. Hun laffe samenspanning „Jullie hebben goed praten! Jullie
zat als een prop in hun keel. Die maakten toch ook dat jullie weg kwa-
vervloekte sirene. Zou dat ding nooit men. Allemaal, zooals we hier zitten,
ophouden f zijn we gevlucht. Jullie houden er later
„Ik zie geen enkel schip, dat hen judie m0nd over en ik ook jullie
te hulp komt niets, zelfs geen bevestigen het verhaal wat ik er van
visschersboot riep de kleine passa- zal geven, en ik...."
gier uit. terwijl hij angstig naar de
wreede, grauwe zee keek.
Een der zeelui keerde zich nu om.
„We konden niemand redden," zei hij
ruw. „Men wilde geen bevelen af
wachten."
Deze grove leugen werd hem door
den wind weer in het gezicht terug-
eslingerd.
De kleine passagier kreunde zacht
„Oh, vergeef mestiet hij uit.
„Mijn vrouw en kind zijn daar acliter-
ebleven
„Wat jij 1"
„Gooi hem eruit, Jack. Geef hem een
oplawaai
De sirene weergalmde onophoudelijk,
doch nu doffer. Twee vuurpijlen scho
ten in de lucht omhoog.
Zij pakten hun roeiriemen weer op
en keken over hun schouders naar de
stille, ineengedoken figuur bij den boeg.
„Waarheen, Jack f" klonk het tegen
den man, die bij het roer zat.
„Terug, naar het schip Misschien
kunnen we die vrouw en dien jongen
Volgt ons voorbeeld I Viert den intocht van de lente;
tooit U met feestelijk nieuwe kleeren. U kunt het,
want door de Kant-en-Klaar-patronen is iedere
vrouw in staat om zonder moeite en met weinig
kosten de garderobes van haar en van de kinderen>
aan te vullen. Van al de in het Hollandsche mode-
boek „Zomerpracht 1935" voorkomende modellen
zijn Kant-en Klaar-patronen uit voorraad verkrijg
baar. De prijs bedraagt slechts 20, 35 of 50 cent.
De prijs van de practische handleiding voor het
gebruik der patronen bedraagt slechts 15 cent.
Bestellingen kunnen als volgt geschieden: door be
middeling van Uw agent of bezorger; afgehaald
aan het bureau van ons blad; door girostorting op
No. 142700; door toezending van het bedrag per
postwissel of in postzegels aan Patronenkantoor
PANORA, Nassaulaan 1, Haarlem.
De zeeman die het dichtst bij hem nog oppikken. Dan zullen we haar eens
zat, hield een oogenblik op met roeien, vertellen, wat een fijne meneer haar
„Je vrouw en kind herhaalde hij. man is
„Liet jij je vrouw en kind op het schip
Twee andere matrozen lieten nu Reddingsboot Nummer 17 werd
eveneens hun roeiriemen rusten. zwaar beladen met passagiers, die
De kleine passagier kromp zichtbaar temidden van drijvende stukken hout
jneen waren opgepikt, door het groote stoom -
„Ik kon het niet helpenriep hij schip Western Star, het eerste schip
angstig uit. „Ik was gek - krank- dat het tooneel der ellende naderde,
zinnig. Ik was mezelf niet meer meester, aangehouden en aan boord genomen.
Ik heb nog nooit een scheepsramp mee- Vijf matrozen werden daar door dankbare
gemaakt. Oh ik, heuseh, ik kon het passagiers toegejuicht en gehuldigd,
niet helpen, dat zeg ik jullie „Hé - dokter Daar zit nog een
Een ruwe zeebonk, wiens felle oogen klein mannetje bij den boeg, die schijnt
schitterden in een vuil bezweet gezicht, bewusteloos te zijn. Men tilde den
schoof naar voren en greep het kereltje tengeren passagier meer dood dan
ruw bij den arm. levend uit de boot en bracht hem in
„Waar waren je vrouw en kind f" de groote ziekenkamer van het schip.
„Op het maar ik verloor ze -Eensklaps riep een der geredden
ze waren vlak bij deze boot. Ik ver- „Hé daar is Mr. Smithson
Een matroos, die juist van kleeren
verwisselde, merkte minachtend op
„Ja we hadden hem overboord
willen gooien, maar hebben dat in de
consternatie vergeten. De lafaard heeft
z'n vrouw en jongen van drie jaar in
NASSAUPLEIN 1
POSTREKENING 142700
HAARLEM
onderstel dat Mary naar de hut is
gesneld om nog een jasje voor den
jongen te halen."
„Hé hooien jullie dat f" riep een
hunner. „Die wurm hèt z'n vrouw en
kind op het schip achtergelaten
„Jij ellendige lafaardklonk het. den steek gelaten en we hebben ze
.Hoe oud was je jongen niet meer kunnen vinden."
„Drie jaar. Oh, Mary en Jimmy De passagier, die Mr. Smithson
ik kon het niet helpen, heusch niet kende, keek verbaasd op.
Vergeef me „Smithson"! Maar die heeft geen vrouw
Zij hadden nu allemaal opgehouden en kind. Ik ken hem al meer dan twintig
met roeien en staarden naar den jaar en hij is een verstokte vrijgezel