5 al dicht nabij was, zou hij vermoedelijk niet goed bij zijn verstand hebben genoemd. En toch was het een feitliet wonder naderde met een snelheid van twaalf mijlen per uur en was letterlijk belichaamd in den ouden Levithian Levithian had na de onheusche bejegening, die hem ten deel was gevallen bij de Zuid-Shetlandsche Eilanden, de Zuidelijke IJszee zijn staart toegekeerd en Noordelijker wateren opgezocht. Zijn avonturen op dien tocht lieten zich opmaken uit twee nieuwe zegeteekenen van zijn onoverwinnelijkheid twee houten speren met een ijzeren harpoen aan het eind, die uitsluitend worden gebruikt door de Eskimo's van Baffinsland. Die nieuwe aanval der menschen had hem niet gedeerd, maar op weg naar de Poolkust had hij andere beproevingen doorstaan. In de buurt van IJsland was hij aangevallen door vreeselijker vijan den dan den mensch door een troep zwaardvisschen, die hem doodelijke verwondingen hadden toege bracht. Half opengereten was hij hun nog levend ontvlucht, maar thans zocht hij een plaats om te sterven Op een nacht werden de bewoners van Garkjeld gewekt door een geweldigen slag, die zich langs de fjorden voortplantte, als het rommelen van den donder. Christian Sorensen was het eerst op de been en haastte zich naar het fjord. Bij het vale licht van den doorbrekenden dageraad aanschouw de hij een wonder, waaraan hij eerst niet durfde gelooven. Midden in het fjord ontdekte hij een geweldigen walvischrug, beplant met negen speren, die doorstrengeld waren met lange harpoenlijnen. Het lichaam was vreeselijk gehavend en bloedde uit tientallen wonden. Verbijsterd greep Sorensen naar zijn hoofd het was een wonder, „dadr lag Levithian, gekerfd door de zwaardvisschen. „Niels, is ie het of niet t" schreeuwde hij tot Niels, die achter hem aan was komen hollen. „Hij is het," zei Niels plechtig. „Wat heb ik je gezegd, Christian Sorensen hij komt Ann zélf een cadeautje bren gen." „Ann zal er niet veel aan hebben," antwoordde Sorensen spijtig, „het vischrecht van het fjord is gepacht door Per Hansen." Niels knikte Jen knipoogde tegen een onzichtbaar iemandals het cadeautje voor Per Hansen was, zou Ann er de helft toch wel van krijgen. Hijgend kwam Per juist aanhollen. „Wat is dat V' vroeg hij verbluft. „Dat is Levithian, een vernuftige knaap, die de walvischvaarders van vijf werelddeelen de smoor al eens heeft ingejaagd," grinnikte Niels. „Hij is op sterven na dood, als je er vlug bij bent, kan je nog voorkomen, dat ie zinkt, Per." Per hoorde de laatste woorden al niet meer. Hij rende de trappen af en Niels volgde hem. Het volgende oogen- blik trokken zij samen uit alle macht aan de riemen. Levithian behield echter tot zijn laatsten ademtocht zijn afkeer van den mensch. Toen de boot hem naderde, verhief hij nog eenmaal zijn rugvin en liet haar met een oorverdoovenden knal op het watervlak neerkomen. Toen wentelde hij zich plotseling op zijn rug. Hij toonde Per en Niels een diep open gereten buik en zonk eensklaps weg, de diepte in. „Te laat," zei Per verslagen en er klonk een snik in zijn stem. Maar Niels greep hem plotseling bij den schouder en schudde hem woest door een. Toen wees hij met een bevende hand op een lichtgrijze massa, die in een olieachtig vocht op het watervlak dreef. „Niet te laat, mijn jongen," schreeuwde hij schor van opwinding. „Levithian heeft zijn cadeautje voor jullie achtergelaten. Daar drijft zijn amber, minstens veertig kilo en voor elk kilo betalen ze je overal ter wereld met blijdschap tweeduizend kronen. Per Hansen, je bent de rijkste man van Garkjeld geworden. |n October kwam Christian Sorensen thuis, zwartgallig gestemd door 'n slechte vangst. Het nieuws, waarmee men hem in Garkjeld ontving, bracht hem daarenboven nog uit zijn humeur. Een van de huisjes, die hij zijn eigen dom noemde, had den heelen zomer leeg gestaan en een gedienstige buur vertelde hem, dat Ann en Per bijna dagelijks samen op het fjord waren gezien. „Ik ga morgen eens praten met Peter Kild, reken erop dat jullie in het voorjaar een paar zijn," zei hij grimmig tegen zijn dochter. Ann werd bleek, maar zij liet geen traan. „Als u me verbiedt met Per om te gaan, zal ik u gehoorzamen," antwoordde zij kalm en vastberaden. „Maar u kunt me niet dwingen met iemand te trouwen, van wien ik niet houd, vader. Per en géén ander." „Dan óók geen Per," schreeuwde Sorensen. „Ik wil geen armoedzaaier tot schoonzoon." „Is dat het eenige,- wat u op Per „Sorensen, kom eens gauw hierklonk het verbijsterd van de brug. Sorensen klom naar boven, nam den kijker en tuurde opmerkzaam naar de plaats waar Levithian „voor anker" was gegaan. In zijn monsterachtigen rug staken zeven of acht afgebroken speren en duidelijk waren ook de lange slierten harpoenlijn te onderscheiden, waarmee de golfslag een dartel spel bedreef. „Levithian, waarachtig, hij is hetriep Sorensen verrast uit, en de handen aan zijn mond brengend, gilde hij over het dek„Vlug in de sloep Hij rende naar beneden, sprong in de sloep en plaatste zich bij het harpoenkanon. Met een zenuw - achtigen blik hield hij den ouden Levithian in het oog, die, onbewust van het naderend onheil, zich vermeide in zijn walvisclidroomen. Toen de sloep hem op schotsafstand genaderd was, geloofde So rensen zich reeds verzekerd van den buit. „Daar kan een cadeautje voor Ann op overschie ten, Niels," zei hij met een genoeglijken glimlach tot den man, die naast hem stond. Het volgende oogenblik trok hij af. Met 'n korten, scherpen knal verliet de harpoen den loop van het miniatuurkanon. Hij vloog in een boog op het doel aan, de harpoenlijn meenemend, en raakte het reus achtige walvischlichaam even achter den kop. „Getroffen juichte Sorensen. „Net op de juiste plek!. Levithian bleef nog een oogenblik onbeweeglijk liggen. Doch toen scheen plotseling de hel in hem losgebroken te zijn. Hij sprong half uit het water op en geeselde de zee met oorverdoovende slagen. Toen nam hij eensklaps de vlucht, zijn weg teekenend met een breede, bloedige streep. Hij ging recht op de „Norfisk" af, met de harpoenlijn achter hem aan, die met razende snelheid van de katrol afliep. Levithian vluchtte rakelings langs de boot heen. Toen koos hij de Noordelijke richting, zoodat de harpoenlijn langs den voorsteven kwam te loopen. Een oogenblik later was de lijn uitge- loopen en schoot de sloep met een schok vooruit. Met razende snelheid werd zij meegesleept, recht op „de „Norfisk" aan en met negen en negen tig procent kans, dadelijk tegen den romp te pletter te slaan Christian Sorensen was wild van woede. Hij zag het gevaar, maar hoopte nog, dat Levithian's krachten elk oogenblik uitgeput konden raken. Toen de sloep echter, op vijftig meter afstand van de „Norfisk", nóg sneller vooruitschoot, veranderde hij van ge dachten. „Kappenschreeuwde hij plot seling. Niels wierp de lijn los en door snel het roer om te gooien, wist Sorensen nog net op het nippertje een aan varing te voorkomen. „Daar gaat het cadeautje voor Ann," wees Niels naar een fontein van bloe dig schuim in de verte. „Hij neemt het Noorden, misschien gaat ie het haar zelf wel brengen. Hansen hebt aan te merken, vader fvroeg Ann. „Ja, en dat is meer dan genoeg. Je mag je Per wat mij betreft gerust hebben, als hij dan maar minstens tienduizend kronen meebrengt." Ann liet moedeloos het hoofd zakken. Tien duizend kronen was in haar schatting zoo'n fabel achtig hoog bedrag, dat men minstens burgemeester of reeder moest zijn, om ze te kunnen oversparen. Een paar dagen later ontmoette zij Per toevallig op het fjord. Hij was mager en bleek en had den hon- gerigen blik in zijn oogen van iemand, wien men het noodzakelijkste onthoudt om te kunnen leven. „Ik heb vader gezegd, dat ik met niemand anders zal trouwen dan met jou," zei ze met een pijnlijken glimlach. „We hoeven er echter niet op te hopen, dat hij ooit zijn toestemming geeft. Per Hansen moet tienduizend kronen bezitten, heeft hij me gezegd." Per plooide zijn ingevallen mond tot een bitteren spotlach. „Tienduizend kronen. en ik houd er nauwelijks tweehonderd per jaar over." Met een onverschillige stem, doch met angst in zijn oogen ging hij voort „Het was voor jou misschien het beste, als je zijn zin deed, Ann, en met Peter Kild...." „Nóóitviel Ann hem in de rede, en zij stamp voette van drift. „Er zit niets anders op dan te wachten. Misschien geeft vader wel toe en anders „Anders...." drong Per aan, toen zij den zin afbrak. „Als er nou eens een wonder gebeurde...." vulde Ann verlegen aan. Per begon medelijdend te glimlachen. „Je bedoelt die tienduizend kronen Ach, kind, zet dat maar uit je hoofd. Wonderen gebeuren er niet meer in de wereld, Ann...." Per Hansen zei het met volle overtuiging en iemand, die hem gezegd had, dat het wonder hem

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 5