Gehaakte
Pull-over
en de halsopening 1 toer vasten met wit haakt.
Vervolgens 1 toer dubbele stokjes in donkerblauw
en daarna 7 toeren vasten met wit en 1 toer met
licht blauw.
De garneering wordt gehaakt met haakpen No. 2.
Het overige met haakpen No. 3. Bij de halsafwerking
slaat men af en toe een insteoklus over teneinde den
pas goed aansluitend te krijgen.
De garneering aan de mouwen en hals is dezelfde.
De ceintuur is 9 stokjes breed. Men haakt deze
60 c.m. lang. De ceintuur wordt gehaakt van donker
blauw.
Een cartonnen ring wordt mét lichtblauw haak-
garen bespannen. Het gedraaide koord, dat aan de
uiteinden van de ceintuur is bevestigd, wordt hier
door gestoken en vastgestrikt.
Benoodigd ongeveer 200 gram haakgaren (wit) en
respectievelijk 10 en 20 gram licht en donkerblauw.
/eugdig zomerpakje van jijn geruite beige met
bruine wollen georgette. De rechte rok heejt twee
ingezette schuingeknipte stolpplooien, die van boren
met een omgeslagen punt kleine zakjes vormen.
Deze plooien zijn ten deele dichlgestikt en vallen
van onderen ongestreken niet platgeperstopen.
At oor den rug zet men op (maat 44) ongeveer 115
lossen.
Ie toerstokjes. De tweede toer is de eerste
patroontoer.
Het patroon haakt men als volgt
**4 kettingsteken 1 vaste in het 4de stokje
3 kettingsteken 1 vaste
in dezelfde insteeklus, dus
ook in het 4e stokje.
Herhalen vanaf
Bij den tweeden en alle
verdere patroontoeren
worden de beide door 3
kettingsteken verbonden
vasten gestoken in het
midden van het boogje
van 4 kettingsteken van
den voorafgaanden toer.
De garneering bestaat
uit dubbele stokjes (twee
maal omslaan in plaats
van eenmaal) en toeren
vasten.
/"lekleed toque-model van
donkerblauw ripslimt.
[Jet. zeer ondiepe hoedje
rust met een punt op het
voorhoofd en vertoont een
garneering van opstaande
lintlusjes in twee tinten
blauw. Den donkerblauwe
halve voile wordt erbij
dra 'en.
Bij het haken van de
patroontoeren wordt ter
weerszijden bij eiken der
den toer een half patroon
tje geminderd.
Als het werk 7 c.m.
hoog is moet de taille
wijdte ruim 37 c.m. zijn.
Hierna wordt bij iederen
vijfden toer 1 patroontje
gemeerderd. Als het werk
28 c.m. hoog is moet de
bovenwijdte ongeveer 45
c.m. bedragen. Voor de
armsgaten worden ter
weerszijden bij een toer
twee patroontjes gemin
derd en vervolgens bij
iederen toer een half
patroontje geminderd tot
de wijdte 36 c.m. is. Is
het werk 41 c.m. hoog,
dan wordt het in twee
gelijke helften gedeeld. De
garneering wordt latei-
aangebracht.
Bij den eerstvolgenden
toer 3 of 4 patroontjes
minderen en verder bij
iederen toer een half en
soms een heel patroontje
minderen opdat bij 43c.m.
hoogte de schouder 7
c.m. breed is.
Teneinde de schuine
schoudertjes te verkrijgen
worden nu bij iederen
toer 2 patroontjes gemin
derd, tot men in totaal
45 c.m. hoogte heeft.
Voorpand
Men haakt eerst het
schootje, dat in twee
gedeelten wordt opgezet
en gewerkt en ten slotte
over de heele breedte
wordt gehaakt.
Voor elk deel zet men
55 steken op.
Ie toer stokjes.
De 2e toer is de eerste
patroontoer.
De toeren beginnen aan
de zijde van het midden
met 3 stokjes ter meer
dere stevigte. De schuine zijde van schootje en taille
wordt net als den rug met dezelfde minderingen en
meerderingen uitgevoerd, evenals de armsgaten.
Het voorpand meet ter taillehoogte 39 c.m. wijd.
De bovenwijdte is bij 28 c.m. hoogte ongeveer 46 c.m.
31 c.m. boven de taillelijn (het schootje dus niet
meegerekend) wordt het
werk in tweeën gedeeld en
de schoudergedeelten na
elkaar verder gehaakt.
Eerst twee patroontjes
minderen en verder bij
iederen toer een half en
soms een heel patroontje
minderen tot de schouder-
breedte op 45 c.m. hoogte
7 c.m. is. Vervolgens af
schuinen tot 47 c.m.
hoogte.
Voor de mouw worden
84 kettingsteken opgezet.
Men begint dadelijk met
liet patroon. Ter weers
zijden 1 patroontje meer
deren bij iederen derden
toer. Bij 8 c.m. hoogte
moet de bovenwijdte 30
c.m. zijn.
Voor den kop van de
mouw 2 patroontjes ter
weerszijden minderen en
bij iederen volgenden toer
een half patroontje min
deren tot. de hoogte 19
c.m. bedraagt.
De onderdeelen worden
met elkander verbonden,
waarna men om de mouw