Helpen
onthouden!
(Robert CLOUTS:
4
..Zeg, Linke," zei hij, „ik heb een karweitje voor
je. Moet je liooren."
Hij begon snel te fluisteren. Linkens zoo heette
namelijk het mannetje kreeg in een paar haastige
zinnen de geschiedenis van den teleurgestelden
zeeman te hooren. Hij hoorde ook het vervolg, zooals
Jaap de Neus het voorstelde, die zich aan het
einde terugtrok met schitterende oogen.
„Snappie V' siste hij.
De heer Linkens keek ontsteld.
„Maar eh. dat kan ik toch niet vroeg hij.
„Ik heb toch zeker twee oogen
„Dan knijp je d'r één dicht, ezel," zei de Neus
kortaf.
De heer Linkens knéép er een dicht, bijwijze van
proefuit het andere oog echter straalde geen
glans van geestdrift.
„Daar vliegt geen mensch in," zei hij. En er scheen
hem nog iets te binnen te schieten „Trouwens, ik
zou 't, vast niet durven. Verheel je, dat die Steel
er al geweest was, voordat ik kwam. Dan hep ik
zóó tegen de lamp
„Als je maar uitkijkt," zei de Neus. „De envelop
staat tegen een flescli, vlak achter de bierpomp. Als
ie er nog staat, weet je, dat 't in orde is."
De heer Linkens verzonk in zelfbeschouwing,
en Jaap de Neus zat inwendig te schuimen van
ongeduld. Er gingen kostbare minuten verloren.
„Die kastelein," vroeg de heer Linkens, die minder
moed bezat, dan men aan roodliarigen pleegt toe
te schrijven, „wat is dat voor iemand
„Klein kereltje. Teringachtig. En. en maar
één been," loog de Neus vlot.
Weer ging de Linke aan 't peinzen.
„Als ik eh'n druppeltje van 't een of ander
binnen had," zei de heer Linkens, ,,'n ouwe klare
of zooiets.
Tevergeefs zat Jaap de Neus te tieren en op zijn
tanden te knarsenhij moest zich onderwerpen,
en een minuut later had de zenuwachtige Linke
twee stuks ouwe klare naar binnen geslagen met
ongelooflijken spoed en zichtbare voldoening.
Of hij ze op een leege maag genomen had, dan wel
of het bier, dat hij al eerder genoten had, bezwaar
maakte tegen den intocht van geestrijker vocht,
is niet bekend geworden de uitwerking van den
laatsten dronk volgde echter zeer snel meneer
Linkens stond op, om de Neus naar buiten te ver
gezellen, ietwat onvast op de beenen.
„Knijp nou je oog dicht," beval Jaap, toen de
deur achter hen dichtviel. „Dan wen je d'r aan,
vóór je d'r bent."
Meneer Linkens bleef staan in het licht van het
herbergvenster, en duwde met zijn wijsvinger zijn
eene oog dicht, hetgeen zichtbare belangstelling
opwekte bij een onbekende, die de deur wou binnen
gaan.
„Kom mee beet Jaap de Neus hem toe.
Hij trok zijn tragen compagnon voort, bezorgd
voor de klimmende werking van de toegediende
hartversterkingen. Onder het gaan redeneerde hij
met een scherp gefluister.
„Onthou nou maar goed. Je bent machinist op de
Longina, en je zoekt naar je vrind Smit, dien je laatst
in Lissabon gezien hebt. En je heet Steel denk
maar aan je keel, waar je die borrels door hebt
gegoten. Steel rijmt op keel."
„Steel rijmt op keel," gaf de Linke toe. Toen
bleef hij midden op 't trottoir staan.
„Nou is m'n oog weer opengegaan," klaagde hij,
„en ik weet niet meer, welk 't geweest is."
Met krachtige zelfbeheersching weerstond Jaap
de Neus zijn aandrift, om de vergissing te herstellen
op een wijze, die herhaling onmogelijk maakte.
„Stomme idioot," siste hij. „Hou je hersens hij
mekaar, hè. f Als je 't verprutst, nou ik eenmaal twee
HET was blijkbaar een zeeman, de groote
kerel, die zoo vroeg in den avond de ceuige
klant was in het kroegje bij de Maas en
de laatste tien minuten had zijn ziel bijna
hoorbaar gesist op de gloeiende plaat van een
koortsachtig ongeduld.
Heelemaal de eenige klant was hij niet in 't
achterkamertje met het biljart zat Jaap de Neus,
en die zag door een kier van de deur, hoe de groote
hand van den zeeman telkens op het tafeltje trom
melde, en zijn blik herhaaldelijk naar de vergeelde
wijzerplaat boven het buffet ging.
De bekende nieuwsgierigheid van Jaap de Neus
was al in 't begin ontwaakt, en werd hinderlijk,
toen de groote kerel eindelijk, na zijn veertigsten
blik op de klok, een heeschen kreet slaakte, waarop
de dikke roode kastelein tusschen zijn flesschen en
kruiken vandaan naar het tafeltje van den zeeman
slofte.
„Nóg zoo'n poeier f" vroeg de kastelein minzaam.
„Nee. Ik moet opschieten," gaf de zeeman ten
antwoord. Hij stopte iets in een groezelige envelop,
die hij uit zijn zak had gehaald. „Wat ik je vragen
wou ken je ook een zekeren Steel Evert Steel
hier in de buurt f"
De kastelein dacht 11a. Schudde het hoofd.
„Nee. Niet dat ik weet."
„Een rood kereltje met één oog," hielp de zeeman.
„O, een rood kereltje met één oog t" zei de
herbergier hem na, alsof hem een licht opging.
„Nee. Niet dat ik weet."
De zeeman keek naar de deur en naar de klok,
met gerimpelde wenkbrauwen toen scheen hij tot
een besluit te komen. Hij schoof de envelop over het
tafeltje, en sprak met een stemgeluid, dat waar
schijnlijk als vertrouwelijk bedoeld was.
„Hoor eens, Jan wil je wat voor me doen 1
Ik had met dien Steel afgesproken, dat ik hem hier
zou treffen, als ik van deze reis terug kwam, want
zijn schuit en mijn schuit zouden zoowat tegelijk
binnenloopen, zie je. Maar zijn schuit, de Longina,
komt vanavond pas binnen, en wij varen over 'n
half uur, dus nou loop ik '111 mis. Als ie nou toch
mocht komen, Janwat nog best kan, als ie weet,
dat mijn schuit al weg is wil je 'm dit dan geven t"
De dikke roode waard betastte aarzelend de
envelop.
,,'t Is toch geen geld
„Zestig piek," erkende de zeeman, en hij pakte
de vuile envelop leeg, om zes even vuile bank
biljetten te toonen. Snel ging hij voort „Die Steel
heeft me de vorige reis uit de nesten geholpen, zie
je. "We waren in Lissabon, en.ik was zoo blauw als
'n nikker, en ik was aan 't bakkelaaien geweest,
en ze hadden me in de nor gestopt, en ik had m'n
schip gemist, als Steel er niet geweest was. Zestig-
piek heeft 't hem gekost, om me los te krijgen, want
ze hadden m'n zakken gerold, toen ik blauw was,
en ik heb 'm eerlijk beloofd, dat we mekaar hier
zouen treffen en dat ie 't terugkreeg, als onze
schuiten weer binnen waren."
De kastelein streelde een uitvoerige, roode kin.
„Ik heb eigenlijk niet graag geld van 'n ander in
huis," zei hij. „Ik kèn dien knaap niet, zie je. Ver
beeld je, dat ik aan 't den verkeerde geef of.
„Je kunt je nooit vergissen, Jau," zei de zeeman
ernstig, ,,'t Is een rood ventje met één oog 'n klein
kereltje machinist op de Longina. E11 hij heet
Steel rijmt op keel dat onthou je maar."
„Steel," zei de kastelein na, zonder geestdrift.
„Precies 't rijmt op keel. Als je dat maar
onthoudt, kun je je nooit vergissen. Wil je dat voor
ons doen, Jan f"
„Nou, enfin," zei de waard, en de zeeman bezegelde
het onwillig toestemmen, door vlug de envelop in
een onwillige hand te duwen.
„Je bent de beste, Jan. Hier néém er maar
eentje voor me," zei hij, en hij wierp een geldstuk
op 't tafeltje. En onderweg naar de deur „Doe 'm
de groeten maar van Hein Smit en dat 't me spijt,
dat ik 'm niet getroffen heb doe je 't Mooi.
Goeie zaken, Jan en merci."
De deur ging met een zacht plofje achter hem
dicht.
Jaap de Neus trok een tintelend oor terug van
den kier van de deur, en gaf vervolgens 'n mooi
staaltje van tooneelspelkunst ten besteimmers,
toen de kastelein een minuutje later de tusschendeur
openschoof, gaf Jaap, met behulp van het Nieuws
blad, volmaakt den indruk van een sportminnend
mensch, die van niets anders weet dan van voetbal
verslagen.
Nog een minuut of drie hield hij zich met de
avonturen van den bal bezig toen drorfk hij zijn
glas leeg, stond op, rekte zich en slenterde naar de
met leer bekleede deur.
Langs een omweg van een paar straten bereikte
hij zijn doeleen ander kroegje bij de Maas. In een
hoek van de slecht bevolkte gelagkamer zat iemand,
op wien Jaap aanviel als een haai. Een klein mannetje
met sluwe oogjes en een schichtige manier van doen,
wiens haar en schraal snorretje een rossige kleur
vertoonden.