Zoo werd een deftig Amsterdamsch burger in 't laatst
der 18e eeuw ten grove geleid. In den stoet zien wij
o.a. 'n schuttersvendel met omgekeerd gedragen pieken
ten teeken van rouwmeemarcheeren. Het inte
ressante stadsgezicht stélt een deel van het tegenwoor
dige Muntplein voor.
He uitvaart van een man van hoogen adel omstreeks
het jaar 1615. Zestien edelen dragen de baar op hun
schouders, terwijl anderen als slippendragers fungee-
ren. Over de baar ligt het rouwkleed, dat met het
wapen van den overledene versierd is.
En voorts nog „Wij bevelen, dat de lijken zullen
gebracht worden naar de kerkhoven en niet naar
de grafheuvels der heidenen."
jV a het overlijden werd het lijk direct op stroo
gelegd. Om de booze geesten buiten de deur te
houden, werden er bossen stroo voor gestapeld, of
langs het geheele huis rondom uitgelegd, of men
maakte kruisen van stroo en hing die aan deuren en
vensters. Werd de kist op een wagen gezet, om naar
't kerkhof te worden vervoerd, dan werden ook aan
weerszijden stroobossen. gelegd, terwijl tijdens den
tocht de klok werd geluid.
Dit klokgelui was wel een zeer kenmerkende'
bijzonderheid der christelijke begrafenis, daar men
t bij de heidenen nooit gehoord had.
Keerde de stoet van het kerkhof terug, dan werden
de bossen stroo aan den eersten kruisweg op de vier
hoeken neergezet, om den boozen geesten den pas
af te snijden.
Een ander onderscheid tussehen de heidensehe
en de christelijke begrafenis was, dat de urn, waarin
de heidenen de asch der verbrande lijken ter
aarde bestelden, door een kist vervangen werd.
De aanzienlijken werden in steenen, en de lieden
van minderen rang in houten doodkisten begraven.
Doch in de latere middeleeuwen werden alleen houten
kisten, of voor aanzienlijken ook wel looden kisten
gebruikt.
Het begraven in de kerken, dat eertijds alleen
vorsten, edelen en geestelijken ten deel viel, kwam
in de veertiende eeuw ook bij de bemiddelde poorters
meer en meer in zwang. Eerst de Fransche revolutie
zou trachten aan deze gewoonte een einde te maken.
In 1795 werd het begraven in de kerken verboden
en het aanleggen van begraafplaatsen buiten de
steden gelast. Doch men
schijnt zich aan deze voor
schriften niet steeds ge
houden te hebben, want
toen ons land bij het
Fransche keizerrijk was
ingelijfd, vaardigde het
Napoleontische gezag op
nieuw een verbod tot be
graving in de kerken uit.
Na de komst van Ko
ning Willem I werd het
gebruik bij 'n besluit van
24 December 1813 echter
weer opnieuw toegestaan,
om eindelijk een halve
eeuw later voorgoed te
worden afgeschaft.
Een vernederende be-
grafenisplechtigheid was
oudtijds die, waarvan
thans nog 't spreekwoord
over is„Hij krijgt de
sleutels op de kist", het
geen zeggen wil„Hij zal
een berooiden boedel nalaten".
Indien namelijk de erfgena
men van den overledene van
den boedel afstand deden, leg
den zij de sleutels op de dood
kist. Dat dit zelfs bij de be
grafenis van aanzienlijken kon
gebeuren, bewijst de begrafenis
van Graaf Willem IV in 1345,
waarbij zijn weduwe afstand
deed van den geheelen boedel,
terwijl na den dood van Hertog
Albrecht in 1404 diens weduwe
evenzoo handelde.
Behalve het rijden en het
dragen van den doode naar
zijn laatste rustplaats, kwam
hier te lande ook de begra
fenis per schuit voor. Zoo bestond, toen Van
Speyk werd bijgezet, de lijkstoet uit een groot
aantal marineschepen, waarvan er een de kist
bevatte en de andere het eere-escorte vervoerden.
oor de bedienaren der begrafenissen legde men
eertijds weinig eerbied aan den dag. Vooral de
Amsterdammers kozen de aansprekers, toen dezen
nog het ouderwetsche costuum met driekanten steek,
lamfer, bef en kuitbroek droegen, maar al te vaak
als mikpunt van hun boertigen spot, waarvan het
scheldwoord „kraai" nog wel een der minst kwetsende
uitingen was. Maar gelukkig, ook hierin is m deze
eeuw veel verbetering ge
komen en men heeft de
lijkbezorgers leeren waar-
deeren als een categorie
menschen, die in onze
samenleving ten eenen
male onmisbaar is.
Wanneer wij oude
afbeeldingen van be
grafenissen uit vroeger
dagen aanschouwen, valt
ons op, dat in wezen
weinig aan den begrafe
nisstoet veranderd is.
Voorop gingen de lijk
bezorgers, dan kwam de
zwarte, veelal met plui
men versierde lijkkoets
en ten slotte de rouw-
dragenden. Doch 't thans
geldende gebruik, dat deze
laatsten de rouwkoets in
rijtuigen volgen, kwam
vroeger slechts bij de
bijzetting der aanzien
lijksten voor.
He veelgeplaagde Amsterdamsche
aanspreker uit de eerste helft der
vorige eeuw, met steek en lamfer, de
z.g.n. huilebalkOok de korte broek,
die 's mans kuiten liet zien, droeg er
veel toe bij, dat schimpscheuten den
„kraai" niet bespaard bleven.