door CA. Greenwood 12 Liefde Op Kasteel Lavenham HET ENGELSCHE MEISJE IK wil eruit zien als een heel gewone huis-of-tuiu- toerist," zei de heer Nathaniel Lavenham tot me. Hoe hij verwachten kón er zoo uit te zien met zijn grooten flambard, zijn liggenden boord, zijn gekleede jas en zijn witte vest, bleef me een raadsel. Maar ik ging in de oude huurtaxi naast hem zitten. „Naar Kasteel Lavenham," zei oom Natlianiël. Eigenlijk was hij mijn oom niet. Heelemaal zelfs geen familie. Achttien jaar geleden had hij me als kind aangenomen in New-York. Mijn vader, Dick Kirby, en hij waren dikke vrienden geweest, voordat Lavenham zijn fortuin in het Westen ging maken. Lavenham, wiens overgrootvader, over wien beter gezwegen dan gesproken kan worden, emigreerde naar Amerika, voelde zich meer Amerikaan dan de Ameri kanen zelf. „Reggie," merkte hij op, toen het oude vehikel knarsend en puffend over den weg hobbelde, „van daag is het een heel merkwaardige dag voor me. Ik voel me gejaagd. Ik zal voor het eerst van mijn leven het huis mijner voorvaderen aanschouwen. Toen New-York en Washington nog weiland waren, heerschten zij hier in deze streken. Hun geschiedenis is die van Amerika drie eeuwen minstens vooruit. Dat geeft je een eigenaardig gevoel, zie je Hij haalde een reuzensigaar te voorschijn, beet het puntje af en stak haar aan. „De Lavenhanis hebben nu weinig te beteekenen," vervolgde hij dan. „De Engelsclie Lavenhanis zijn niet veel meer dan een schaduw van vroegere heerlijk heid. Hun landerijen, hun schilderstukken zijn ver kocht, de vader van den tegenwoordigen lord ging bankroet. Ze teren alleen nog op vroegere glorie „Ik geloof graag, dat ze nog 'n hoogen rug zetten," zei ik zonder veel belangstelling. „Ze zijn chique en voornaam. op goeden voet met prinsen en hertogen. Ze verachten den Amerikaanschen tak. dat ben ik. Ze hebben ons altijd veracht. En toch hadden we hen in de laatste halve eeuw met pak en zak kunnen koopen met hun kroontje op deii koop toe „U hebt hen toch hoop ik gewaarschuwd. ik bedoel kennis gegeven van uw komst Hij schudde 't hoofd en streek over zijn lange sik. „Kasteel Lavenham is verhuurd, al jaren lang. In mijn gids staat, dat het park en enkele vertrekken Zaterdags na twee uur tot donker toe te bezichtigen z ij is tegen entrée van een shilling. Lord Lavenham is bezitter geworden van een kijkspulzei hij grin nikend. „Ik vind het toch leuker om, zooals ik, for tuin gemaakt te hebben uit eerzame potten en pan nen, dan er een kijkspiü op na te moeten houden Aom Nat verviel tot stilzwijgen. De taxi rolde voort door een heerlijk boseli, door goed onder houden bouwlanden en over wegen zoo keurig als in een park. Bij een draai van den weg kwamen de torens en sehoorsteenen van Kasteel Lavenham in het zicht. Oom keek er naar, voortdurend aan zijn baard trekkend. We stonden eindelijk voor de groote stoep. Ik sprong uit de taxi en schelde. Na een tijd wachtens, waarin ik wel wilde kers had kunnen zaaien en pluk ken, deed een dienstbode open. „Is hier de ingang vroeg ik, twee shilling te voorschijn halend. „We zijn huis-of-tuin-toeristen, die het kasteel graag wilden bezichtigen." „Komt u alstublieft binnen, lieeren," zei ze ik haalde oom Nat uit den auto. Hij stapte de hal binnen en haalde diep adem. „Hallo riep hij met donderende stem. „Daar zijn we eindelijk Het meisje schrok en keek mij aan. Ik gaf haar glimlachend een knipoogje. „Maak je maar niet ongerust," zei ik. „De oude tijd herleeft weer hernam oom Nat. Ik hoor wapengekletter Zijden, satijn en juweelen en glanzende wapenrustingen en rinkelende zwaar den De lucht is er vol van Lavenham.Laven ham Hij drentelde rond, snuffelend en de oogen nu en dan sluitend. „De monnikscel, juffrouw," vroeg hij opeens. „Is die ook te bezichtigen V' Ze voerde ons naar de bovenverdieping. Herhaal delijk bleef oom Nat staan. „Zeg eens.is dit nu het portret van dè „Lady Charlotte" vroeg hij, voor een portret stilstaande en even verder floot hij tussclien de tanden, toen hij keek naar „Portret van Jacob Lavenham, gesneu veld te Waterloo". Het meisje had blijkbaar den gids goed bestu deerd. Ze wist er alles van af. We gingen door lange eikenbeschoten gaanderijen, door breede, half duistere gangen met oude gebrande vensters. Het geluid van voetstappen beneden deed ons schrikken. Het meisje keek over de trapleuning heen en met een „Neemt u me niet kwalijk, heeren snelde ze vlugvoetig naar beneden. Ademloos kwam het meisje terug. We deden onze ronde verder en daalden eindelijk omlaag. Halver- weg de trap keerde oom Nat zich eensklaps naar het meisje en vroeg „Wie is hier de huurder Eu hoe veel betaalt hij „De huurtijd is verstreken, mijnheer," antwoordde ze. Oom Nat beet zich op de lippen. Zijn uitstekende jukbeenderen waren rood en glimmend. „Is het dan te koop vroeg hij. „Ik.ik denk zoo van niet, mijnheer." „Wie woont hier Alleen een huisbewaarder „De familie resideert hier, mijnheer." „Wie heeft ooit van mij gezegd „resideert"!" riep hij, zich met een schamper lachje tot mij keerend, „ResideerenLord Lavenham is dus hier?" „Jawel, mijnheer „Breng me dan bij hem," beval hij kortaf. „Lord Lavenhamis.... niet te bezichtigen, mijnheer," antwoordde ze bedaard. „Lavenham Lavenham schreeuwde oom Nat luid. „Lavenham.oehoe Een zilverharige, blozende man van middelbaren leeftijd opende vlak voor ons een deur en keek ons verbaasd aan. Oom Nat nam hem op van onder tot boven, van zijn witte slobkousen en lakschoenen tot aan zijn glimmenden schedel. „Ik ben uw neef. in den zooveelsten graad dan altijd. Nathaniel Ralph Lavenham uit New-York zei oom, „aangenaam met u kennis te makenIk geloof, dat u datzelfde ook kunt zeggen." Hij liep langzaam de laatste treden af en Lord Lavenham kwam even langzaam de hal in. „Het spijt me zeer," zei Lavenham met zijn diepe stem, „dat ik van uw komst niet afwist. Ik betreur het, dat ik u niet persoonlijk welkom geheeteu heb." Hij stak zijn hand uit. Ik wendde mij tot het meisje en liet een goudstukje in haar hand glijden. Zulk soort dingen vergat oom Nat nu ook altijd. „Mijn aangenomen zoon en erfgenaam," riep oom, mij voorstellend, ,,'n beste jongen. Reggie, dit is lord Lavenham Ik schudde hem de hand. Lavenham boog en bracht ons in zijn werkkamer. Het meisje kwam naai de deur en vroeg bedeesd„Mag ik mylord even lastig vallen Hij ging even naar haar toe buiten de kamer. Oom Nat stond met zijn beenen wijduit en zijn handen op den rug om zich heen te kijken. „U blijft toch theedrinken vroeg Lavenham. terugkeerend, „ik heb juist gezegd, dat die dadelijl gebracht moet worden." „Theedrinken herhaalde oom droomerig. „Eten ook, als u ons wilt uitnoodigen en slapen ook, als u een bed voor ons hebt. Ik ben weer een Lavenham. Na meer dan een eeuw van afwezigheid. Lavenham Lavenham." „Ja. ja zei Lavenham erg zenuwachtig. „Ik sprak tegen het huis.... tegen de meubels. Tot mijn voorvaderen. Ik tril van ontroering Ik. ik voel me. een beetje.moe Hij zonk in een stoel neer. Zijn hart was niet al te best. „Mag ik misschien bellen om wat brandewijn vroeg ik doodverlegen. „Zeker.... zeker...." antwoordde Lavenham. „Of wacht. ik zal het zelf wel even halen." Maar ik had al gescheld. Ik hield hem tegen. Het meisje verscheen. „Zegt u me maar, waar het te vinden is," zei ik en ging met het meisje mee. „Is lady Ursula thuis vroeg ik, toen ze zich voor het buffet boog om de flesch te krijgen. Lady Ursula was de eenige dochter van Lavenham. „Mylord heeft me niet verteld, waar ladv Ursula is," antwoordde zij. „Ze is om dezen tijd van het jaar gewoonlijk aan liet zeilen." „Is er nergens een portret van haar vroeg ik. „Alleen enkele foto's, mijnheer." „Mag ik die misschien eens zienals ik dit heb weggebracht vroeg ik, haar het blaadje met de karaf en het glas uit de handen nemend. „Ikik moet nu eerst thee zetten, mijnheer." weerde ze me af. „Ja, natuurlijk," zei ik, met het blaadje heen gaande. Het was de eerste keer, dat ik haar eigenlijk goed opgenomen had. Ik had zooveel te kijken gehad. Ze was knapwonderlijk, zoo knap als die Engelsclie dienstmeisjes zijn Ze zag eruit als een dame. Ik veronderstelde, dat haar voorouders leenmannen geweest waren in den tijd, dat het kasteel gebouwd werd. „Misschien hebt u wel zin om wat in den tuin te wandelen," opperde Lavenham na de thee. „Ik denk zoo. dat onze conversatie.u, nu ja. niet al te veel belang inboezemt." Ik ging. Oom had over niets anders dan over Lavenham gesproken. En zijn opmerkingen waren hoe langer hoe zakelijker geworden. Hij informeerde ernaar, hoeveel het onderhoud van de bezittingen jaarlijks kostte. Lavenham werd een beetje slaperig

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 12