23 Vervolg op pagina 34 was haar welkom, en Wally was zoo'n afleiding. Hij was een goedmoedig, saai jongmensch, met een uitstekenden stamboom aan zijn moeders en een monsterlijk vermogen aan zijn vaders kant. Deze gelukkige combinatie van deugden verleende Wally een onbetwistbaar aanzien in zijn kring, al had hij verder niets, dat hem onderscheidde, dan zijn danskunst. „Mal hè zei Wally. „Wat t" vroeg Constance, het hoofd afwendend om te geeuwen, hoewel Wally daar toch niets achter gezocht zou hebben. „Dat eh. dansen. Hoe noemt hij 't ook weer economisch 1 Bespottelijk gewoon." „Hmik zou niet weten waarom." „Vind je niet t Nou, 't is zoo. eh.eigen aardig, zie je." Constance wou best iets afdingen op H. Hedge. zij zelf. Maar zij voelde een lichte en onverklaarbare ergernis, als Wally 't deed. „Ik ben geen sleurmensch," zei ze spits. „Watt O, eh.... hè I" „Ik mèg wel iets ongewoons," verklaarde zij. Wally dacht daar een halve minuut over na, en gaf met een hoofdschudden te kennen, dat hij 't opgaf. „Ik zou h&Ast zelfs om jou geven," ging het meisje met een ondeugcnden blik voort. „Nou zeg Ik ben toch heelemaal niet ongewoon Vader zegt. Horace, de butler, kwam de muziekkamer binnen en maakte een eerbiedige neiging voor Wally. „De complimenten van meneer Hedge, meneer," zei Borace, „en of u even in de bibliotheek wou komen." Hedge had van geen complimenten gesproken, maar Horace kende z'n plicht als bediende. Constance bleef alleen, starend en het voorhoofd rimpelend. Zij bleef in de muziekkamer wachten, vijf, tien, vijftien minuten. Het begon haar te vervelen. Zij belde Horace. „Is meneer van Nest nog in de bibliotheek f" vroeg zij. „Nee, juffrouw. Hij is vertrokken." „Weg T" „Jawel, juffrouw." „Dat begrijp ik niet." Horace kuchte en waagde geen uitleg. „Ik zal eens aan meneer Hedge vragen," zei ze kribbig, van haar pianostoel opstaande. „Is hij in de bibliotheek f Goeddan ga ikNee, ik ga niet. Vraag of meneer Hedge hier komt, Horace." Er waren nog brokjes waardigheid in acht te nemen. Horace ging en kwam terug. „Meneer Hedge zegt, dat hij geen tijd heeft, juf frouw." Constance zond den butler heen. Toen trok zij een zakdoek aan rafels. En toen ging zij naar de bibliotheek. De voogd was Alice koel aan 't berispen over een rapport van school, en Alice aanhoorde in ijzig zwijgen zijn critiek. Zij luisterde alleen, omdat hij gedreigd had zij kreeg haar daggeld niet den vol genden morgen, als ze het lesje niet aan wou hooren. Zij kon die 3 1-66 absoluut niet missen. Constance hoorde alleen het slot en zag haar zuster met een kort knikje wegsturen. Toen wendde Hedge zich tot haar en zei, dat zij maar spreken moest. „U hebt meneer van Nest laten roepen, terwijl hij bij mij op bezoek was," begon zij. „Ik heb gehoord, dat hij 't huis verlaten heeft. Weet u om welke reden?" „Jawel." „Mag ik naar die reden vragen f" „Zeker. Ik heb gezegd, dat hij gaan moest." „U hebt gezegd. „Natuurlijk. Ik vind hem geen geschikt persoon, om hier in huis te komen." Constance scheen even te wankelen en haar wan gen vlamden. „Begrijpt u me goed," zei Hedge beleefd. „Ik zeg niet, dat ik iets op hem aan te merken heb. Ik vind hem ongevaarlijk. Maar hij is overtollig, nutteloos, een tijdverspilling. Hij neemt in 't economische leven geen enkele plaats in." Constance bewoog haar lippen, maar er kwamen geen woorden. „Aangezien dit zoo is," ging de bezuiniger voort, „verwondert 't me, dat u dien persoon hier in huis hebt durven brengen." „Durven galmde zij na. „Ja. Maar nog meer heeft het me verbaasd, dat hij vanavond nog dorst te komen. U moet weten, dat ik hem vanmiddag voor 't eerst gezien heb. Vóór hij wegging heb ik hem gezegd, dat hij nooit meer komen moest. Hij heeft dus niet gehoorzaamd. Maar 't zal nu de laatste keer wel geweest zijn, denk ik. Als hij 't zelf mocht vergeten, weet Horace wel, wat hem te doen staat." Constance vocht tegen een neiging om te gillen. „Dus u matigt u aan, te beslissen, welke personen hier in huis zullen komen f" vroeg zij. „Dat is geen aanmatigingdat is mijn werk." „U beleedigt me „Verre van daar. Toen ik hem den eersten keer trof, heb ik me ingespannen, om u iedere verlegen heid te besparen. Ik had hem eigenlijk metéén weg moeten sturen. Maar ik heb de gelegenheid afge wacht, om hem onder vier oogen te spreken, toen hij wegging." „Ik zal ontvangen wie ik wil J" viel Constance uit. „Nee, juffrouw Brooke. U zult ontvangen, wie ik wil." Het was niets minder dan afschuw, wat in haar oogen stond. „Ik kan u verzekeren," ging hij snel voort, „dat ik in 't algemeen geen aanmerking maak op uw vrien den. 't Is er maar zoo hier en daar ééntje. Ik heb 't met u veel minder moeilijk dan met uw broer. U hebt blijkbaar meer gezond oordeelmaar een ge vórmd oordeel kan ik 't niet noemen. Tusschen haakjes, de jonge heer Witherbee zal u wel niet meer lastig vallen." Den vorigen avond nog was de heer Witherbee, een lichtblonde knaap die aan muzikale hallucinaties leed, op visite geweest. „Hebt u hem gezegd. „Niet mondeling. Ik had geen gelegenheid, want u was er bij. Ik wou u natuurlijk niet in een scheeve positie brengen. Ik heb hem vanmorgen een brief kaart geschreven." „Een briefkaart „Eén cent, begrijpt u Een brief kost twee cent. We moeten overal besparen, waar we kunnen." Constance voelde de rede van zich wijken. ,,'n Briefkaart!" schreeuw de zij. „Die iedereen lezen kan De bezuiniger haalde zijn schouders op om aan te geven, dat die omstandigheid er idets toe deed. „O 1 OIk word nog gek „Toch niet, juffrouw Brooke. Misschien meneer Witherbee wel, maar dat is een voordeel, want dan wordt liij waarschijnlijk opgeborgen. Ik wensch hem echter niets kwaads." „Ik accepteer dat niet riep Constance. De tyran stond op en raadpleegde zijn horloge. „Uu laat mijn broer wèl vrienden ontvangen, en ik „Daar wou ik nu juist aan toe komen, juffrouw Brooke. Uw broer heeft een paar vrienden boven. Ik zal er even heengaan." Constance had haar tong wel af kunnen bijten. Zij begreep, dat zij Billy ver raden had. „'t Is in orde," zei hjj, haar gedachten radend. „Ik was tóch gegaan. Ik wist, dat ze er waren." Hij liet Constance in de bibliotheek achter, radeloos over het ongeluk der familie Brooke. Heel even bleef Hedge voor de deur van Billy's kamer staan, toen klopte hij twee maal en ging binnen zonder antwoord af te wachten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 23