DE STEM VAN ZIJN GEWETEN De belangstelling door CArthur dPendry J. B. VAN HEUST ZONEN - DEN HAAG DE kamer was donker als de nacht. Niets was er te zien dan één lichtje. Dat lichtje kwam uit een zaklantaarn in de handen van Joe den zeeman. Het was een onrustig lichtje, het bewoog zich nu hier dan daar. Joe de zeeman was een slimmerd. Een schip en een paspoort had hij altijd, en hij bedreef zijn mis daden steeds, als hij op 't punt stond uit te varen. Een snoer parels of een aardige dikke portefeuille, dan aan boord, en niemand deed hem iets. Het plekje licht gleed langs den hoek van een tafel, streelde een muur en kwam rusten op iets, dat Joe den zeeman den adem deed inhouden en stijf stilstaan. De brandkastDe brandkast van baron Welley En daar zaten zonder twijfel de beroemde diamanten van barones Welley in Joe de zeeman wou een stap vooruit treden en zijn spreekwoordelijk geluk op het letterslot beproeven, toen een geritsel achter hem alle haren van zijn hoofd deed prikkelen en zijn vrije hand naar den zak deed glijden, waarin hij zijn besten kameraad bewaarde. „Wat moet dat De woorden striemden door het donker en sloegen schrik in dé ziel van Joe. Hij trok zijn revolver uit, draaide rond, mikte op den gis af en schoot. Een wilde schreeuw sneed door de kamer, er trilde een snikkend geluid, toen was er in den hoek 'n plof. Joè sprong naar het open raam en holde de laan uit. Hij vond een bus, stapte uit, nam een anderen bus en liep het laatste eind van zijn weg. Dat leek hem wijzer. Om twee uur 's nachts was hij aan boord; en om drie uur vertrok de boot. Het werd een treurige reis voor Joe. Hij had nog nooit een moord bedreven het was voldoende geweest, als hij dreigde met zijn revolver. Nu keek hij naar zijn handen, waar bloed aan kleefde, en hij verbaasde zich. dat ze niet rood waren. Telkens en telkens vroeg hij ziel) af, hoe hij er toe had kunnen komen, den trekker over te halen maar dat het misschien geen moord was, probeerde bij zichzelf niet wijs te maken. Hii had den dood gehoord in dien laatsten snik. De eene haven na de andere werd aangedaan, en steeds voelde Joe zijn wroeging grooter worden. ,,'t Is een harde les voor me, maar een les dacht hij. ,,'t Is uit't Is voor goed uit. Voortaan leid ik een eerlijk leven." Een maand na de misdaad was de Schoone Isa in Valparaiso. Toen verliet Joe het schip en nam dienst op een kustvaarder. Hij hoorde verhalen over bananen-koningen in Venezuela en Guyana. Joe liet zijn zeemanschap varen, ging in een smerig huisje wonen en begon begon met den handel in bananen. Klein. Jaren gingen voorbij, en Joe voelde zich steeds veiliger. Als de politie hem had kunnen vinden, hadden ze hem allang gehaald. Ze hadden hem niét gehaald, dus wisten zij niet, dat hij 't gedaan had. Hij werd steeds nieuwsgieriger, wiens dood hij op zijn geweten had. Was baron Welley zelf zijn slacht offer Dat zou me een opschudding gegeven hebben Was een ander misschien aangesproken voor zijn misdaad f Dat was een ontzettende gedachte. Mis schien hadden ze een onschuldige gehangendan was hij veilig, maar 't was wreed voor dien onschul dige. In ieder geval, hij was veilig. Ze konden hem nooit krijgen. Absoluut veilig. En hij kwam vooruit. Hij had eerst een paar hoornen gekocht, toen een boschje, eindelijk nog een bosch, tenslotte een heele plantage. Hij kocht een aandeel in een reederij, en toen een eigen reederij en hij verdiende geld, veel geld, in oorlog en in vrede. Hij kocht en verkocht vaste goederen en zaken. De banaan werd vergeten. Joe werd een der rijkste mannen van de Zuid-Amerikaansche noordkust. Hij dacht steeds meer na. Zeventien jaren waren er verloopen sinds den nacht van den moord. In geen zeventien jaren had hij Engeland gezien. Hij voelde zich plotseling moe van dit vreemde land, waarin hij zijn rijkdom vergaderd had. Ijverig en eerlijk had hij gewerkt hij had zijn vacantie ruim verdiend. Londen weerzien, zijn vaderstad. En 't kon. 't Moést veilig zijn. Na al die jaren was er stellig geen verband meer te leggen tusschen hem en dien moord als hij niet zoo dwaas was, zichzelf te verraden. „Ik doe 'tzei hij. „Morgen ga ik." Hij ging. De reis duurde tien dagen en hoe dichter hij bij de vaderlandsche kust kwam, des te grooter werd zijii twijfel en zijn vreugde. Toen hij aan wal stond, nam hij een coupé alleen in den trein en reed deftig langs denzelfden weg bijna, dien hij in armer dagen zoo vaak bewandeld had. Toen hij in Londen was, nam hij kamers in een der groote hotels, en dien avond ging hij naar een opera. Een loge. Onderweg naar 't hotel wenschte hij een politie-agent goeden avond. „Goeden avond, meneer," zei de agent. Meneer Wat een verschil kunnen zeventien korte jaren maken Den volgenden morgen werd de spanning hem te machtig. „Ik moet 't weten," dacht hij. „Ik moét 't weten Nu directDe vraag is alleen maar hoe V' Hij ging naar het bureau van de „Avondkreet" hij beweerde, dat hij een boek aan 't schrijven was over de geschiedenis van den auto, en vroeg, of hij de leggers der krant van de laatste twintig jaren door mocht zien. Hij kreeg een kamertje en veertig groote boekdeelen. Aanstonds sloeg hij het deel met den bekenden datum op hij zocht de krant van den dag na de misdaad. Wat hij te lezen had, was gauw uitgelezen. Het was een berichtje van maar tien regels. „In den afgeloopen nacht is er ingebroken in de woning van baron Welley, huize Laurier in de Veld- laan. Er is niets van waarde ontvreemd. Een eigen aardige omstandigheid is echter, dat een papegaai van barones Welley door de indringers werd dood geschoten. Het dier sliep in zijn kooi in een kamer, waarvan het raam open werd gevonden. De politie is er nog niet in geslaagd, het geheimzinnige geval op te helderen TOONZALEN: BEZUIDENHOUTSCHEWEG 41 FABRIEKEN: CRUQUIUSKADE Nederlands Fabrikaat voor Veha-Radiatoren neemt nog steeds toe. Dit is verklaarbaar. Hun sierlijke vorm, in uiteenlopende formaten, trekt de aan dacht, terwijl ze in de kamers, gangen, halls een bescheiden plaats innemen. De warmteuitstraling is groter, terwijl het brandstof-verbruik minder is. Wie zijn centrale verwarming modern en effi cient wil inrichten geeft de voorkeur aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 8