OM HET RECHT VAN
OVERPAD"!
W. van QyVLanen
12
ER heerschte reeds zes jaar een veete tusschen
de familie Randers en de familie Huisman.
De oude heer Randers had namelijk een
kleinen appelboomgaard gekocht, die vlak
naast zijn tuin gelegen was aan den grooten weg
naar het station. Huisman was al jaren lang, als hij
's morgens met den vroegtrein naar zijn kantoor in de
stad ging, over 't paadje vlak langs dien boomgaard
gegaan, omdat dit voor hem de kortste weg was.
Toen Randers eigenaar van boomgaard en paadje
was geworden, zette hij er een hek op en beduidde
zijn buurman, dat de overgang voortaan afgesloten
was. Huisman beriep zich op zijn jarenlange gewoon
te, die hem, naar zijn meening, recht van overpad
gaf.
Randers bracht daar, en terecht, tegen in, dat
die gewoonte in elk geval nog geen dertig jaar oud
was en zonder meer geen recht schiep.
Vandaar de veete.
's Avonds laat werd het hek door Randers gesloten,
maar den volgenden morgen kwam hij telkens tot.
de bevinding, dat het door Huisman was openge
broken. Dat was grootendeels het werk van de
jongere leden der respectievelijke families. Met
groote volharding van beide zijden werd de strijd
aldus voortgezet en zorgvuldig waakten de tegen
partijen ervoor, dat ze nooit door hun vijanden
gesnapt of betrapt werden.
De oudste zoon van Huisman was kunstschilder
en begon al aardig naam te maken. Op zekeren dag
kwam hij bij zijn vader aan met het verzoek, een
nieuw atelier voor hem te willen zetten, maar de
oude heer weigerde op grond van de te hooge kosten
toen echter zijn zoon de bemerking maakte, dat het
atelier anders een heel best plaatsje zou hebben vlak
op de grensscheiding tusschen hun eigen tuin en
den boomgaard van Randers en dan tevens alle
zon uit dien boomgaard zou wegnemen, kreeg papa
Huisman er terstond ooren naar.
Hij liet voor zijn zoon een atelier zetten, zoo hoog
als een huis en bouwde boven het atelier zelf nog
een verdieping, met een zitkamer, van waaruit
men het grondgebied van de familie Randers geheel
kon overzien. En eiken avond klom de oude heer
Huisman, ondanks zijn kortademigheid, de trap
naar die kamer op, om daar te genieten van den
slechten groei der van zon verstoken appelboomen.
Maar Gerard, de schilder, kreeg al spoedig berouw
van zijn bouwvoorstel, toen hij het bedrukte gezicht
je zag, waarmee Mien Randers naar de kwijnende
boomen keek, zoo vaak ze in den boomgaard kwam
Voordat de veete begon, waren hij en Mien heel
goede vrienden geweest van jongsaf. Maar die
vriendschap was door de veete geknakt en nu maak
ten ze allebei een stijve buiging, wanneer ze elkaar
ontmoetten.
Op zekeren morgen stond Gerard aan de deur van
zijn atelier, toen hij Mien zag aankomen. Ze liep
heel langzaam en hield de oogen strak op een boek
gericht. Blijkbaar was het erg spannend. Maar toen
ze in de schaduw van het atelier kwam, kon ze niet
nalaten, de wenkbrauwen te fronsen en ongeduldig
met haar witte tennisschoentje op den grond te
stampen. Ze keek woedend naar het gebouwtje,
maar tegelijkertijd zag ze Gerard staan en toen moest
ze glimlachen. Want hij glim lachte immers tegen
haar
„Wil je niet even binnenkomen en mijn werkhokje
hier bekijken vroeg hij. „Je bent er nog nooit
geweest."
„Ik voel heelemaal geen behoefte, om het te zien,
dank je wel," zei ze, dadelijk weer wat uit de hoogte.
„Kom nou.... vergeet die dwaze ruzie toch!
Laat de oude lui dat maar uitvechten Wat kan het
ons schelen
„Ik kan mijn eigen familie toch niet afvallen
„Ik natuurlijk ook niet. tenminste niet in
theorie zei hij lachend.
„En in de praktijk vroeg zij, naar zijn hooge
atelier opziende.
„Ja, dat spijt me eigenlijk wel," zei hij. „Jammer,
dat wij samen er niet eens eerder over gepraat
hebben. Dan hadden we het geval misschien uit
den weg kunnen ruimen. Trouwens, dat zou töch
geen kwaad kunnen, wel Toe, kom even binnen
Ze bleef een oogenblik, met haar kin op de snee
van haar boek rustend, staan.
„Als ik het doe. dan mag je het niet als een
bewijs dat wij toegeven beschouwen, goed begre
pen zei ze.
„Natuurlijk nietDat zou niet mooi zijn Maar
niemand hoeft er immers iets van te weten
„En als iemand me hier dan eens zag uitkomen V'
„Wat dan nog Wij hebben samen toch nooit
ruzie gehad
„Neen," antwoordde ze, een kleur krijgend bij de
herinnering aan vroeger.
„Kom dan," drong Gerard aan. „Ik heb hier zoo'n
massa dingen, die ik je graag wil laten zien."
^oo lokte hij haar in het gebouwtje, dat een doorn
in het oog van haar vader was
Hij sloeg tallooze portefeuilles met teekeningen
voor haar open, toonde haar een heel stel beschilderde
doeken en schetsen, vertelde haar van elk schilderij
de geschiedenis, sprak over zijn reis naar Italië,
over de blauwe zee van Capri en liet haar beloven,
nog eens terug te komen.
„We hebben geen woord over de eigenlijke veete
gesproken," zei ze, toen ze uit het koele atelier in
den zonneschijn kwam.
„Daar zullen we het morgen over hebben, als je
terugkomt, zei hij bedaard.
„Morgen
„Je kunt morgen immers komen, is het zoo niet I"
„Kunnen. ja, dat wel."
„Dan doe je het toch zeker óók
„Zouden we niet liever zeggenvolgende
week, meneer Huisman
„Dat duurt nog zoo lang," zei Gerard met een
betrokken gezicht. „Je kunt je niet voorstellen, hoe
eenzaam ik hier zit te werken. Nu mijn jongste zus
weer naar kostschool is, komt hier den geheelen
dag niemand."
„Hielp zij je soms, om het hek omver te halen t"
„Hielp jij mee, om het weer op te zetten vroeg
hij, met haar mee lachend.
„Het is zoo mal! Stel je eens voor,
dat je me snapte, terwijl ik bezig was
't hek overeind te zetten!"
„Dwaas toch eigenlijk, vind je niet
„Bespottelijk. We moesten zien, er
een einde aan te maken
„Dan zou ik je helpen," zei Gerard.
„Op m'n woord van eer
„En je familie ontrouw worden
„Voor jou. ja
Mien holde weg en eerst op het
einde van den boomgaard sloeg ze
haar boek weer open, om rustig naar
huis te wandelen.
Dien lieelen dag zon Gerard op een
middel, om weer meer met Mien in
aanraking te komen. En eindelijk kwam hij
tot het besluit haar te vragen, voor haar portret
te willen poseeren. Misschien kon dat zelfs tot
een verzoening tusschen de beide families leiden.
Mien kwam den volgenden dag en kreeg nog meer
schetsen te zien en toen hij eindelijk niets meer
had om haar te toonen, begon hij voorzichtig met
zijn plan voor den dag te komen.
„Heb je ooit wel eens geposeerd begon hij.
„Ik Nee. nou ja.behalve dan voor een
fotograaf."
„Daar heb je anders geen gezicht voor. veel
te beweeglijk. nou ja, een zekere gelijkenis
heeft een portret allichtmaar dat ben jij nog
nietEn dande kleur van je oogenen
van je haar. zie je. die is.
„Heusch V' zei Mien.
„Ja zeker Een portret kan al die tinten nooit
zoo weergeven Mag ik je een heel groote gunst
vragen
„Vragen staat vrij
„Mag ik je portret schilderen t 'n Doodgewoon
portret. zonder overdreven pose of zoo. net
zooals je nu bent V'
„Nee maar. dat gaat toch niet Dat is immers
onmogelijk V'
„Ik zie niet in waarom
„En. de veete dan t"
„Laat die veete naar de maan loopen Wat
hebben wij daarmee te maken V'
„Heel wat."
„Dat zie ik niet in
„Omdat je het niet wilt inzien
„Jij soms wel
„Neen. Maar die bestaat nu eenmaal
„Kunnen we die niet vergeten V'
„Ik ben bang, dat het niet gaan zal."
„Ter wille van onze oudevriendschap
Denk eens aan onze vroegere wandelingen, en.
„Ja ja. onderbrak ze hem gejaagd, naar het
puntje van haar schoentje kijkend.
„Zou je het me willen beloven V'
„Hoe lang zou het wel duren t"
„Laten we zeggenveertien dageniederen
ochtend twee uur.
„Maarneenheuschik durf niet
Maar. ja. misschien toch wel. als ik het
eens waagde.maar dan mag je wel héél voor
zichtig wezentegen geen mensch er een woord