WIJ DOEN HET VERKEERD! KINDERSCHORTJE VOOR DE HUISVROUW Wa 36 tot uiting brengen, dien gij zonder erbij te denken dagelijks op alle mogelijke wijzen zelf voedt. Het is niet zoo'n verschrikkelijk moei lijk probleem als het wel lijkt. We moeten echter beginnen met het van den juisten kant te bezien. Evenmin als ge sla kunt aanmaken in een slabak die op zijn kop staat, even min als ge een schilderij kunt beoordee- len wanneer ge 't alleen aan den achter kant te zien krijgt, evenmin als ge een boek kunt lezen wanneer ge het onder steboven voor u houdt, evenmin kunt ge een ingewikkelde kwestie zuiver be- oordeelen, wanneer ge haar van den verkeerden kant beziet. WANNEER uw driejarige bengel, op een voetenbankje naast gezeten, met een stompe stop naald, waardoor een wollen draad geregen is, gaatjes mag prikken in een oud lapje, dan amuseert hij zich kostelijk. Hij mag immers naaien net als moeder. Het is geen spelletje, het is écht. Jammer is echter dat de wollen draad zoo telkens uit het wijde oog der naald glipt. Een paar heftige prikken. een reuzensteek en het is weer zoover. Als ge tienmaal den draad voor broertje hebt inge stoken, dan zal hij het u weldra voor de elfde maal vragen en ook deze maal zal de laatste niet zijn. Wanneer gij echter zegtkom, nu moet je het zelf eens probeeren, ge wijst hoe het gedaan moet worden en ge helpt hem er eenmaal mede, niet door het gauw even zelf te doen, maar door het hem langzaam, o zoo langzaam voor te doen, zie, dan zal weldra uw bengel met een hoogrood kleurtje en een grappig fronsje tusschen zijn wenkbrauwen het zelf gaan probeeren. Zijn strak turend kijken, zijn half geopend mondje alles wijst op een zoo verzonken bezig-zijn, dat hij voor niets anders oog of oor meer heeft. En dan de jubelende triomf, wanneer, vaak per ongeluk, de draad werkelijk op zijn plaats terecht komt. Let eens op, hoe parmantig de kleine guit uw verdere hulp afslaat hij zal het doen en hij alleen. VI/7at zien we hieruit Dat 'n kind ondervinden wil en bovenal uit vinden. Het moeizaam, zelf bereikte resultaat zal, hoewel nog gering op zichzelf, een ontwikkeling sneller vooruitbrengen dan 'n onophoudelijk helpende hand van moeder wij bewijzen onzen kinderen geen dienst met het onophoudelijk terecht wijzen, hoe goed overigens ook bedoeld. Pietje is zoo'n woelwater zegt de zenuwachtige moeder-die-niets-velen-kan; Kareltje is zoo onge zeglijk, zegt de heerschzuchtige moeder, die ieder bevel onmiddellijk opgevolgd wil zien; Willemientje jokt allerverschrikkelijkst, zegt de moeder-met-de- slappe-hand, die alle waarheidsliefde in vreesachtige leugentjes geoorvijgd heeft. Ik geloof dat Caro- lientje snoept, die stouterd, zegt de moderne- vrouw-die-pergens-tijd-voor-heeft en zij vergoelijkt het gemakshalve. Zoo zijn er zooveel kinderen die hun ouders „last" bezorgen. Waarom last tusschen aanhalingsteekens? Omdat het een onnoodige last is, dien de ouders zich o zoo vaak per slot van rekening zelf aandoen. Pietje is niet zoo'n woelwater en Kareltje is heusch niet zoo ongezeglijkMientje heeft volstrekt geen leugenachtig karakter en Carolientje is evenmin van nature snoepachtig of diefachtig aangelegd. Het zijn gezonde, normale, dus drukke, lawaaie rige en altijd hongerige kinderen. Kunt ge het een kachel, die ge zelf opstookt, kwalijk nemen dat zij brandt Nee immers. Welnu, evenmin kunt ge het uw kinderen kwalijk nemen, dat ze een levenslust ALS het erg warm is, moet 't kindje zoo luchtig mogelijk gekleed worden. Deze week geven we een snoezig kinderschortje met gehaakt bovenstukje. 't Kan ook als jurkje dienen en daar het van achteren open is, is 't zeer geschikt voor in den wagen. Men heeft er voor noodig 35 c.M. voile-stof, breedte pl.m. 90 c.M. 1 kluwentje D.M.C. haakgaren wit No. 60. 1 kluwentje D.M.C. haakgaren blauw of rose No. 70 1 el smal blauw of rose lint. haakpen No. 10. Men zet op 8 losse steken. Ie toer, in de eerste vier losse 4 stokjes omkeeren. 2e toer, 5 losse, 1 stokje tusschen het le en 2e stokje; dan 1 stokje, 3 losse, 1 stokje na het 4e stokje omkeeren. 3e toer, 3 losse, 4 stokjes in 't le gaatje, twee losse, weer 4 stokjes in het laatste gaatje, omkeeren. 4e toer, 5 losse, 1 stokje tus schen de laatste stokjes van den vorigen toer dan tusschen de beide 4 stokjes, 1 stokje, 3 losse, 1 stokje en op het eind van den toer in het laatste gaatje 1 stokje, 3 losse, 1 stokje, omkeeren. 5e toer, 3 losse, dan in de gaatjes weer 4 stokjes, waar- tusschen steeds 2 losse. 6e toer, 5 losse, weer gaat jes en zoo vervolgende tot men 17 gaatjes heeft. Dan gaat fat is nu het verkeerde 1 Het verkeerde is, dat wij voort durend onze kinderen willen veranderen, verbeteren, vervolmaken, en dat wij ons zelf daarbij als norm stellen. Zie, dat is 't verkeerde in den geheelen opzet. Waar- zijn de ouders die zeggen: ik arbeid aan 't karakter van mijn kinderen en tegelijk aan mijn eigen karakter Waarom zijn wij altijd onfeilbaar Waarom is 'n kind lastig en ongezeg lijk als wij onze gedachten op andere dingen gericht hebben dan opvoeden en kinderbelangen Waarom schelden wij 'n knaap leugen achtig, als wij hem niet onze klappen vaak zonder navraag uit gemakzucht als snel recht uitgedeeld, zoo vreesachtig en schuw gemaakt hebben, dat hij de eenvou digste gebeurtenis niet naar waarheid vertellen durft? Een kind wil klimmen op voetenbankjes en stoelen, wil met z'n vingers op de beslagen ruiten strepen trek ken, wil ieder stukje papier volkrassen, een kind wil. ja, een kind wil altijd iets. dat net niet mag Wanneer men dit alles verbiedt, dan fnuikt men dien wil. terwijl men op hetzelfde oogenblik van dienzelfden wil eischt, dat hij in actie kome: het kind dwingen na te laten wat het prettig vindt. Zonder er bij te denken, eischt gij iets, waartoe uw kind niet in staat is. Geeft uw kinderen niet zulke moeilijke problemen op en ge zult niet bedroefd of geërgerd hoeven te zijn, wanneer zij in gebreke blijven. men door met le toer, 3 losse, 2 maal 4 stok jes in 2 gaatjes, omkeeren. 2e toer, 5 losse, 3 gaatjes, omkeeren. 3e toer, 3 losse, 4 stokjes in het le gaatje en 4 stokjes in het 3e gaatje, omkeeren. 4¥ toer, 3 gaatjes en verder volgen tot men weer 17 gaatjes heeft. Hier is de helft van het bovenstukje klaar en gaat men daarop verder, zooals van het begin af beschre ven, dus 3 losse, 4 stokjes enz. Het geheel haakt men om met een picootje, hetzij van blauw of rose haakgaren. Vervolgens zet men de voile aan het gehaakte bovenstuk, waarvoor men eerst 'n smal zoompje aan de voile gemaakt en de ruimte gelijk verdeeld heeft. Den zoom van 't schortje kan men met 'n blauwen of rosen steelsteek afwerken en wie veel tijd en geduld heeft, maakt een open zoompje. De beide schoudertjes maakt men vast met rose of blauwe lintjes, terwijl ook 't schortje van achteren met lintjes wordt vastgemaakt. Dit aardige voile schortje mei gehaalden pas kan ook als hang- jurkje dienst doen. In dat geval wordt 'tvan achteren dichtgestikt en wordt er een los blousje met pofmouwtjes in afstekende kleur onder gedragen. Bijv. een licht groen jurkje met dito haakwerk en strikken bij een wit voile blousje met groen omgehaakte manchetjes.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 36