Reerug Met Roomsaus door John Claverten 12 DIE blauwe oogen en die paar krabbels, vraagt u Ja, dat is een klein akke fietje geweest. Elleboog uit de kom, schouder ontwricht, drie ribben gekneusd en nog zoo een en ander. Gedachtenis van het feest diner van de boksclub „Sport Staalt Spieren." 'n Aardig dinertje, reerug met roomsaus. Jawel, ik ben kok van m'n beroep. Prima vakman, altijd veel werk van bruiloften en partijen, 'k Zie kans van alles een behoorlijken schotel te maken, alleen weet ik nog geen raad om een lap oude rubber in 'n malschen biefstuk te veranderen. Heb ik al vaak geprobeerd, maar 't gaét niet. Beslist nietNeen, de smaak en het aroma laten niets te wenSchen over. In dat opzicht ben ik een duivelskunstenaar, al zeg ik 't zelf. Maar ik tart iedereen een autoband zoo door en door gaar te koken, dat-ie niet aan je tanden blijft kleven, als je erin hapt. Juist, we hadden het over die blauwe oogen en zoo. Dat was reerug met roomsaus. Ja, hoor 'ns, als ik vooruit geweten had, dat ik voor boksers zou koken, dan had ik me nog wel eens bedacht, voor ik reerug met roomsaus op het menu bracht. Maar de vent, die het zaakje met me bedisselde, had zoo'n porceleinen confectiegezicht doodonschuldig, zon der één spoortje van geweld, dat me op de gedachte kon brengen met een beul te doen te hebben. „Kokkie," begon-ie, „we hebben Zondag een aardigheidje met de club. Een onderonsje, veertien heeren en twaalf dames. We willen er iets te bikken bij hebben, niet zoo'n gewone pot, maar nou 'ns iets bijzonders. Wat zou je ons aanraden Voor een „aardigheidje" heb ik zoo m'n vaste menu's. „Jachtschotel," zei ik. „Iets bijzonders, ree- rug met roomsaus. Bloemkool au gratin, Pommes naturel Ik haspelde nog wat Fransch, niet omdat de vent ernaar uitzag dat-ie het verstond, maar omdat de menschen dan niet zoo erg schrikken van den prijs. Enfin, ik zag wel, dat hij in zijn schik was met m'n advies, reerug met roomsaus is trouwens 'n lekker eten. „Wat kost ons dat grap je,kokkie? "informeerde hij. Ik noemde m'n prijs en hij schrok er niet eens van. We bedisselden nog wat, spraken af, dat ik in de keuken van het clubgebouw zou koken en toen was de zaak in orde. „Reerug is toch niet taai, hè vroeg-ie, toen ik 'm uit wou laten. „Er zijn een paar dames bij met kunstgebitten, zie je." „Meneer, u krijgt de malschte ree, die ik grijpen kan in het bosch," zei ik en ik geloof warempel, dat de vent dacht dat ik 't meende. Enfin, hij was tevre den en dat was hoofdzaak. Nou, iedereen die wel eens van me gegeten heeft weet, dat ik mijn zaakjes altijd keurig in orde heb. De tafel, die ik Zondags had gearrangeerd met m'n eigen damast en servies, was een lieve lust om aan te zien. En in de keuken was alles idem, dito. De soep was verrukkelijk, de kalfscroquetjes zouden zelfs een verwende tong hebben gestreeld en m'n reerug was 'n feestelijk genot, zoowel wat den smaak,den geur en het aanzien betrof. In één woord alles was af Om zes uur kwamen de gasten. Veertien heeren en twaalf dames en allemaal in een vroolijke stem ming. Maar dat hoort zoo bij „een aardigheidje", nietwaar Het viel me op, dat het meerendeel van de heeren er nogal gehavend uitzag, zwaar bepleis terd in hun gezicht en zoo. En toen hoorde ik voor het eerst, dat ik voor een boksclub had gekookt. Nou, dat kon me toen niets schelen, m'n zaken waren in orde en hun geld was goed. Later pas ben ik tot de erkenning gekomen, dat je er beter aan doet niet voor boksers te koken, of ze althans geen reerug met roomsaus voor te zetten Nou, ik moet zeggen, dat ik plezier had van m'n werk. De dames en heeren waren opgetogen, zoowel over de tafel als over het diner. Ik was bang, dat ik overal van tekort zou komen, zóóveel werd er gegeten. Maar 'n vakman verstaat de kunst en met wat gooien en smijten kon ik aan alle verlangens voldoen. Een prachtige opname van den geweldigen Kaietur- waterval, welke verscholen ligt in de oerwouden van Britsch Guyana (Zuid-Amerika)Hij is vijf maal zoo hoog als de bekende Niagara-watervaUen aan de Canadeesche grens. Het hoogtepunt van 't feest was natuurlijk m'n reeschotel. De twee kellners droegen hem op en ik loerde eens even om het hoekje, wat ervan gezegd zou worden. Nou, het ging natuurlijk precies, zooals ik gedacht had ze werden allemaal een oogenblik stil van verbazing, 't Was ook een mooi gezicht, die heele reerug, zoo blank en malsch en drijvend in de roomsaus. Voor 'n goeien vakman is zoo'n reeschotel echt dankbaar werk, even dankbaar als 'n schotel hazepeper, waar óók iets aardigs van te maken is. Enfin, ik hoorde wel, dat ze allemaal verrukt waren. Een van de kellners ontleedde den rug en omdat ik hem van tevoren gezegd had hoe hij het moest doen, bracht hij het er tamelijk goed af. Nou, bij de eerste hapjes kon ik wel merken, dat ze den smaak 'n beetje ongewoon vonden. Maar jachtschotel hééft nu een maal een vreemden smaak, als je er niet aan bent. Alleen de vent, die bij me thuis was scheen van wanten te weten. „Exquis," hoorde ik 'm zeggen, toen-ie geproefd had. Ja, waar hij 't vandaan haalde mag de hemel weten, maar hij zei het. „Exquis. Toen ik in Parijs bij dien wedstrijd was, waar Batling Siki op z'n d. .der kreeg, aten we ook reerug met roomsaus. Fijn eten, man Je krijgt er niet genoeg van." Nou, hij nam een portie voor 'n klein weeshuis op zijn bord en toen de anderen eenmaal aan den smaak gewend waren, aten ze er ook van als Kozak ken. 't Werd een smulpartij van jewelste en drie kwartier later lagen alleen de ruggegraat en de ribben nog maar op den schotel. Ze hadden m'n reerug uit gebeend tot den laatsten hap vleescli en als ik nog een tweeden had gehad, geloof ik warempel, dat ze 'm ook nog verslonden zouden hebben. „Kokkie, kom eens hier," riep die snuiter, die verstand van reeschotel had. Nou, ik ging naar de tafel en de rest laat zich wel raden. Aan complimentjes geen gebrek en ik moest met alle geweld een glas port drinken. En net toen ik „Proost" had gezegd, gebeurde het. De deur ging open en er stapten twee vreemde heeren binnen. Een ervan kwam me een klein beetje bekend voor. Ik dacht dat-ie in mijn buurt woonde, maar zeker wist ik het niet. Het kon me trouwens niet schelen, want ik dacht dat ze voor de club kwamen. Maar dat was 'n leelijke vergissing van me. Die eene meneer, die me zoo'n beetje bekend voor kwam, wees naar mij en toen trad de ander op me toe. „Is u die-en-die vroeg-ie. „Jawel," zei ik, „wat moet dat „Ik ben van de politie," zei-ie toen. „U moet met me meegaan naar het bureau. Deze meneer heeft een aanklacht tegen u ingediend wegens diefstal van zijn hond, een gestroomden Duitschen herder." „Die meneer is gek zei ik er overheen en ik werd zoo bleek als wat. „Daar kan ik niet over twisten, ik ben geen psy chiater," grinnikte die rechercheur. „In elk geval is het een feit, dat we de huid en de pooten van het beest bij u thuis gevonden hebben...." Nou, de rest kunt u zeker wel raden. De snuiter die verstand had van reerug, vroeg, of de heeren de zaal even wilden verlaten, omdat ze het diner nog met me verrekenen moesten. En een kwartier later ging een dokter na, of de afrekening in orde was. Het ging nogal, vond-ie: 'n „lichte bloeduitstorting" aan beide oogen, een elleboog uit de kom, drie ribben gekneusd en een schouder ontwricht. De krabbels telde hij niet mee, daar gaf hij een streep door met 'n penseel jodium. Toen reden ze me naar het politiebureau. En het stoffelijk overschot van Pluto, of hoe m'n reerug met roomsaus anders geheeten had, reed als overtuigingsstuk mee.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 12