23 De drie Brookes wachtten, of H. Hedge nog iets zei over de fuif, maar tevergeefs. Zij dorsten er zelf niet over beginnen, uit vrees voor gekibbel, dat tot intrekking van het besluit zou leiden. Wel wisten zij, dat er uitnoodigingen waren verzonden, want Horace bad ze gepostmaar wiè er gevraagd waren en wie niet, dat kon Horace niet opnoemen. „Als hij ons maar niet vergeet te vragen zei Alice. „Als 't hier in huis gebeurt. „Hij heeft gezegd, dat 't ons fuifje was," merkte Constance op, „al schijnen we er verder niets mee Constance wankelde, verloor haar evenwicht en sloeg voorover, een kreet van schrik, uitend. te maken te hebben. Ik wil er trouwens niets mee te maken hebben hij doet tóch wat hij wil. Voor mij is 't zijn laatste kans. Met dit fuifje staat of valt hij." „Hij is al zoolang gevallen, dat 't er niet meer op aan komt, of hij den bodem raakt of niet," klaagde Alice. „Als hij millioen mijlen diep viel, was hij geloof ik nog hier." Het drietal ging een lange wandeling maken op den dag van het feest en kwam pas een half uur vóór 't diner thuis. De bezuinigingsman had zijn smoking aan. „Ik zou maar voortmaken," zei hij, op zijn hor loge kijkend. „Jullie moeten je vóór 't eten kleeden." „Vóór 't eten riep Billy. „We hebben nader hand nog tijd zat „Diner om zeven uur feestavond om half acht. Gauw maar." Constance had een gevoel, alsof zij in een lift zat, die met bliksemsnelheid op hol was. „U hebt toch geen menschen hier gevraagd tegen half acht vroeg zij. „Ja zeker „Maar een avondje begint niet vóór half tien, op zijn vroegst „Dit wel." „Ik heb alleen voor mijn haar een half uur noodig." „Ik voor 't mijne acht seconden," zei H. Hedge. „Vier minuten veertig seconden voor 't scheren. Zes minuten aankleeden. U hoeft u niet eens te scheren. Dus u kunt best klaar komen." Constance snelde heen, gevolgd door haar broer en zuster. „Moeten we er niet eerst over praten V' zei Billv, toen zij de tweede verdieping bereikten. „Wat helpt 't t" riep Constance met een tragisch gebaar. „Als ik kon, vloog ik 't raam uitMaar we zitten vast. We hadden wel kunnen voorzien, dat er iets ellendigs gebeuren zou. We hadden flink moeten zijn en voor 't avondje bedanken. Maar wat kunnen we doen Hij heeft vrien den van ons gevraagd en wij moeten ze ontvangen. Verkleed je gauw, Alice. Je roode jurk. Matilda zal je helpen, ik red 't wel alleen. Schiet nu op, Billy, en sta geen half uur aan je das te friemelen. Denk er om, dat we om half acht in 't publiek te rechtgesteld moeten wor den." Ondanks deze 'aanspo ringen kwa men de drie Brookes laat aan tafel, en na een haastigen maaltijd trokken zij weer naar boven, om hun toilet verder te verzorgen. Het was ver over half acht, toen Constance beneden kwam. Zij zag nog juist, hoe de voordeur dichtging achter twee jongelui in avondkleeding die het huis verlieten Constance bleef in de hall aan den voet van de trap staan. Zij zag er stralend uit, maar zij voelde zich niet stralend. Een gorgelend geluid naast haar trok haar aan dacht zij wendde zich snel opzij en zag een jongen man met 'n zakdoek voor zijn gezicht, een jongen man die geschokt werd door hevige hoestbuien. Het was Tommy Treadwell. „Hal-hallo C-Connie," snakte hij. „Ik. ik. Hij stikte weer. „Wat heb je, Tom vroeg Connie ongerust. Weer greep hem een kramp, en Constance begon hem stevig op den rug te kloppen. Na een minuut was Tommy weer bij en veegde hij zijn overloopende oogen af. „Is 't nu heter vroeg Constance. „Ja merci. Spijt me, dat ik zoo tot last ben, maar.. „Had maar liever thuisgebleven, als je zoo ver kouden bent," vermaande zij. „Verkouden Ik ben niet verkouden." „Wat is er dan Tommy wees naar de bibliotheek en fluisterde heesch „Ik ben ingespoten." „Ingespoten „Ja. Neus en keel en amandelen alles." Constance staarde hem ongeloovig aan. „En hij heeft naar mijn hart geluisterd en mijn longen gekeurd, net of ik in dienst ging." „Wie „De dokter. Hij is lieelemaal in 't wit, en hij heeft 'n zuster bij zich, en 'n heelen koffer vol gereedschap." „Welke dokter „Ik ken hem niet. Maar hij is er. Ik hen er door, maar hij heeft er een paar afgekeurd. Heb je die twee gezien, die net de deur uit gingen V' Constance knikte mat. Zij greep den paal van de trapleuning. „Dat was Florrie Richmond met haar broer. Mochten er niet door." „Florrie niet Wat was er dan V' „Florrie wel. Maar Clarence had 'n plekje op een amandel. Hij mocht niet blijven, en toen is Florrie kwaad geworden en meegegaan." Constance kreunde. „Hildegarde Forrest is er óók uitgezet," zei Tom my, en de herinnering deed hem grijnzen. „Ze was een hal ven graad onder normaal. Teddy Wall is zelf weggeloopen. Ze wouen zijn neusbeentje in elkaar drukken, dan kon hij beter ademhalen, zeiden ze. Maar hij wou 't niet laten doen." Constance ging met een moede hand over haar voorhoofd. Zij keek wild uit haar oogen. „Wat is dat nu eigenlijk allemaal, Connie vroeg Tommy. „Een soort grap f" „Een grap riep zij zenuwachtig uit. „Een grap Opeens verstrakten haar slappe spieren en zij rende naar de bibliotheek. De eerste gedaante, die zij zag, was die van een langen man in een lange witte jas. Hij stond gebogen over iemand, die op een stoel zat. Naast hem stond een vrouw in verpleegsters-uniform. Zij had in de eene hand een flesch en in de andere een dreigend vernikkeld instrument. De bezuinigingsman stond er bij, gewapend met bloc-note en vulpen. Toen Constance staan bleef, verstijfd, kwam er opeens beweging. Een jonginensch in smoking sprong uit den stoel en duwde den man in 't wit ruw opzij. „Blijf van me af brulde hij. ,,'t Kan me niet schelen of ik watervrees heb. Je krijgt dat ding niet door m'n keel." De dokter keek H. Hedge aan. „Als u zich niet onderwerpt aan 't onderzoek, kan ik u niet toestaan, te blijven," zei de bezuiniger tot den patiënt. De patiënt keek vijf seconden giftig en liep toen de kamer uit. „Wie volgt," riep de dokter. Hier kwam Constance tusschenbeiden. Zij liep snel de bibliotheek door en ging resoluut voor den tyran staan. „Ik wensch een verklaring zei ze. „Tot uw dienst," antwoordde hij minzaam. „Ik zorg voor de veiligheid van de leden van het gezin." „U bedoelt. „Dit, juffrouw Brooke. Ik moet over u drieën waken. Onder andere over uw gezondheid. Opeen- hoopingen van menschen vormen een uitstekende gelegenheid tot het overbrengen van infecties en besmettelijke ziekten. Ik wil u geen van drieën gevaar laten loopen, dat u ziek wordt. En als ik 't met alle redelijke zorg voorkomen kan, wil ik ook niet, dat er hier gedanst wordt door menschen, wier hart of longen te zwak zijn om er tegen te kun nen. Ik zou niet graag sterfgevallen in huis krijgen. Daarom neem ik voorzorgen. Dr. Wardell zal niet alleen de gasten keuren, maar ook de rest van den avond aanwezig blijven, om hulp te bieden, waar hulp noodig mocht zijn. En mag ik u mijn compliment maken over uw japon V' Constance hoorde het compliment niet. Midden in de verklaring van den huisvoogd reeds hielden haar ooren op, afzonderlijke geluiden waar te nemen. Het ziedde in haar van toorn. „Misschien wilt u naar 't salon gaan," vervolgde Hedge. „Daar zult u een aantal gasten vinden, die tot mijn genoegen het onderzoek glansrijk doorstaan hebben. Zij hadden al aan 't dansen moeten zijn, maar ze schijnen nog te wachten. Wilt u ze misschien verzoeken, om te beginnen Ik moet helaas nog een poosje hier zijn." Hij gaf haar een afscheidsknikje en begon te schrijven naam, leeftijd en adres van een doods bang blondje in 't blauw, dat een rozige tong liet zien en tevens aan den pols gevoeld werd. Werktuiglijk bewoog Constance zich in de richting van het vertrek, dat Hedge, tot haar dagelijksche ergernis, koppig „salon" bleef noemen. Het gezel schap jongelui, dat zij aanschouwde, maakte geen feestelijken indruk. Geluid maakten zij niet. Zij ston den in groepjes, en söms fluisterde iemand iets. Op den drempel aarzelde Constance even. De toe stand leek haftst onredhaar. Zij liep snel de kamer door en ging de muziek kamer binnen Horace, de butler, ging voor haar in de houding staan. „Waar is de muziek vroeg zij, rondkijkend. „Zeg dat ze direct beginnen." „Ik ben de muziek, juffrouw," zei Horace met een holle stem. „Jij Hoe bedoel je Vervolg op pagina 31.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 23