DE KUNST VAN PLEZIERIG OUD WORDEN Een bladzijde voor Oma's CAls het koel is in den tuin OUD worden een kunst. 1 Oud. word je vanzelf wel -als je maar lang genoeg leeft en een pretje is het heelemaal niet Zij die zoo sprak was een verbitterde oude vrouw die ten eenenmale doof en blind was voor het vele goede dat toch ongetwijfeld eveneens haar deel was. Helaas hoevelen zijn er niet, die met het klimmen der jaren niet alleen alle bekoor lijkheid en gratie doch ook alle zachtheid en vriendelijkheid verliezen. In gedachten hoor ik 'n koor van ontevreden stemmen Je moet maar eens zoo'n pijn hebben Je moet maar eens zoo moeilijk loopen. Als je op je ouden dag zoo hard voort moet verleer je het lachen wel. Mijn heele leven heb ik gewerkt en nu ik oud ben zit ik alleenDe jeugd is zelfzuchtig, aan een oud mensch denken ze niet. Als je haren grijs wor den en je figuur zakt uit en je voeten zijn gezwollen en pijnlijk, dan valt er niks te lachen. Als de oogen niet meer willen en je hoort niet goed meer en je bent altijd moe dan is het leven een last. Arme, lieve, brommerige Oma's Het is niet prettig om pijn te hebben en het is heel ver drietig voortdurend eraan her innerd te worden dat men niet meer zóó mee kan als Modellen rati ventjes te dragen in japonnen met schuin uitgesneden of over elkaar ge slagen taille. Een valenciennekantje, open- dradenwerk en geborduurde moesjes in den platten steek vormen de garneering. Een restje kant een lapje batist en een beetje gedulddat is alles.' men wel graag zou willen maar dat is nog geen reden om te treuren. Klagen en mopperen maakt de zaak zoo heel veel erger en met een dergelijke levenshouding ver wijderen wij de jeugd onherroepelijk van ons. Instinctmatig wendt de jeugd, die de zonzijde zoekt, zich af van al wat som her is en zwaar drukt. Zij kan immers niet anders omdat haar gansche wezen is ingesteld op blijheid en vroolijkheid. En wat is nu eigenlijk de kunst om oud te worden Ik zal het u zeggen de kunst van plezierig oud wor den is samen te vatten in twee woorden blijmoedige rest- verwerking. Gaar zorgvuldig bijeen wat u nog rest en maak ervan wat ervan te maken is. Is het eigenlijk niet doodeenvoudig f Met het uiterlijk der oudere vrouw (oude vrouwen bestaan niet meer, alleen jonge en oudere vrouwengaat het net als met een breiwerk. Als ge een paar steken laat vallen en gij let niet op, dan houdt gij weldra een warrigen dradenboel in handen, waar niemand met plezier naar kijken zal en als gij niet met pijnlijke reinheid en onafge broken zorg de resten van uw charme onderhoudt (en dat geldt óók voor stemming, humeur en karakterdan zal weldra niemand prijs op uw gezelschap stellen. Als we oud worden dan verslappen onze spieren, maar ook wils- Er zijn ook jonge Oma's die graag breedgerande hoeden dragen, die zoo heerlijk de oogen beschaduwen. Dit model is gedacht van f ijn zwart stroo met een lintbloem van bleekrose met zwart of wit met zwart. en veerkracht, en dan valt iedere inspanning dubbel moeilijk. En des niettegenstaande. ja juist, lieve schatte bouten niettegenstaande die moeheid, die pijn en al die andere kwaaltjes. toch kunt gij een zonnestraal zijn, een bron van hartelijke begrijpende liefde en warmte, waar jong en oud zijn toevlucht zoekt in moeilijke oogenblikken. -En daarenboven kunt gij er nog heel goed lief uitzien. Dus ook een coquette Oma Precies een coquette Oma, maar met een groot, warm hart, ingesteld op de belangen van anderen. Is het niet heerlijk dat we zooiets kunnen zijn als we maar willen EEN PELERINE I_[et eenvoudige patroon van deze oude-dames- pelerine, die van fijne grijze met lila en zwarte wol gehaakt wordt, bestaat uit 1 stokje 2 lossen 1 stokje te werken over 4 insteeklussen met verspringen bij iederen toer, zoodat de stokjes altijd in het midden van de beide lossen van den vorigen toer gestoken worden en de beide lossen boven de stokjes van den vorigen toer komen. De franje wordt gehaakt met lossen, dubbele stokjes en vasten. Dubbele stokjes werkt men als volgt 2 x omslaan, insteken, omslaan, doorhalen, wederom door 2 lussen halen, omslaan en door de laatste lussen halen. Voor de halswijdte zet men 112 steken op. Hierin haakt men een toer ruitjes. Bij den 2den toer haakt men in ieder 7e ruitje: 1 stokje 2 lossen 1 stokje, beide stokjes in een en dezelfde insteeklus gestoken. Bij de volgende toeren herhaalt men dit steeds op dezelfde plaatsen, waardoor een soort vischgraat ontstaat door de meerderingen en zoodoende krijgt de pelerine de noodige ruimte. Men haakt ongeveer 40 ruitjes hoog. Vervolgens haakt men van boven den kraag in vasten met zwarte wol. Ook voorkant en rand van de cape met 1 toer vasten in zwart omhaken, waarna de franje wordt aangehaakt. Iedere toer wordt herhaald vanaf le toer 1 vaste in het eerste ruitje 16 lossen, 1 vaste in het 2e ruitje. 2e toer(met lila zijde) 1 dubbel stokje in het le boogje 5 lossen 1 dubbel stokje in het tweede boogje. 3e toerals de eer ste toer. 4e toer als de 2e toer. Bij den vijfden toer weer boogjes, zooals bij den eersten franje- toer, echter thans 8 lossen. Dit is de laatste toer. De kraag wordt gesloten door een koordje van ketting steken, te haken van de drie gebruikte kleuren. Benoodigdonge veer 40 gram zijde 160 gram grijze wol en 110 gram zwarte wol.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 38