13 toen een linksche over zijn hoofd was gegaan, „maar u verspilt een massa kracht. U bokst niet economisch. Ten eerste moet u nooit zwaaien dan toeschrijft uw vuist een boog, in plaats van den kortsten weg te nemen. Kijk -u mist alweer." Inderdaad had Tommy gemist, en bijna zijn even wicht verloren. „Ik zal u een economisclien stoot trachten te demonstreeren," zei II. Hedge. „U laat uw vuist den kortst mogelijken afstand afleggen, en u zet er precies de noodige hoeveelheid kracht achter, kunt de rechter of de linker hand gebruiken. In dit geval zullen we zeggen de linker. Zoo Het vlugge oog van Constance Brooke zag een snelle en verwonderlijke verandering in het gezicht van haar voogd. Tot nu toe had het lijdzaam ge staan. Terwijl hij echter „Zoo" zei, verstrakte zijn kaak en zijn voorhoofd trok zich samen tot een dreiging, die haar angst aanjoeg. Zijn vuist kwam nergens vandaan, maar wèl ergens terecht, en zijn lichaam kwam er achteraan. Tommy Treadwell. reeds verslapt door eigen inspanning, maakte een halven slag rond, wankelde, en viel plat op zijn gezicht. Constance gaf een gilletje en bedekte haar oogen. Even tastte Tommy langs de steenen toen begon hij moeilijk overeind te komen. „Zorg maar, dat 't geen tweeden keer hoeft," zei de bezuiniger met een heel andere stem. „U hebt geen schijn van kans." Tommy wist dat echter nog niet zoo zeker. Hij nam de positie aan en wou aandringen. Dus II. Hedge, weer met die dreigende samentrekking van zijn gezicht, deed het nog eens. Nu rees Tommy minder gauw op, en toen hij het deed, ging hij op de treeplank van den wagen zitten en liet zijn hoofd in zijn handen rusten. „Als u nu zoo goed wilt zijn, juffrouw Brooke," zei Hedge rustig, en hij vatte haar koffer. Zonder hem aan te kijken sprong Constance snel uit den auto en stormde naar binnen. Woest rende zij naar boven, half stikkend door zenuwachtige snikken. De bezuinigingsman keek naar den versla gen ridder op de treeplank en schudde langzaam het hoofd. „Spijt me als ik je pijn heb gedaan, kerel," zei hij. „Maar je moet heusch je best doen, om niet met juffrouw Brooke te trouwen." Toen ging ook hij het huis in. „Ik wensch, dat u er nog eens over nadenkt," zei de tyran den dag na Nieuwjaar. Hij sprak tegen Constance Brooke, die het „kan toor" was binnengetreden om een boek te halen. Sinds het geval op de achterplaats hadden zij niet met elkaar gesproken. Constance had haar maal tijden op haar kamer laten brengen, en Hedge had daar geen bezwaar tegen geopperd. Hij was tot toegeeflijkheid gestemd hij was dankbaar voor de donkerte van de achtertrap. Constance keek hem scherp aan en bloosde. „Ik hèb er over nagedacht," zei ze. „Ik trouw niet." De pols van den tijdelijken voogd sloeg een slag over, maar uiterlijk bleef hij kalm. „Uitstekend," knikte hij. „Dat betreft zeker meneer Treadwell." „Dat betreft iedereen allemaal Zjj stond met haar rug naar hem toe en haar vingers liepen vluchtig langs de boeken op een plank. „Dat is een zeer omvangrijk besluit," zei hij. „Van een onheilspellenden omvang zelfs. De heele wereld zal rouwen. Evenwel...." Hij zweeg, omdat hij haar ooren rooder zag worden. „Evenwel. Hij zweeg wéér, ditmaal om de houding van haar welgevormd hoofd beter waar te nemen. Constance liet een boek vallen en bukte, om het op te rapen. „Evenwel, daar wou ik u niet over na laten denken." Zij raapte het boek op en keek hem aan, met wangen die gloeiden. Hij lacht me uit, dacht ze hij heeft me er in laten loopen Toch stond zijn gezicht onbewogen en zeker niet vroolijk. Hij scheen te peinzen. Bij al haar boosheid en verwarring was zjj nog benieuwd, waardoor H. Hedge zich gedwongen achtte, eeuwig en altijd zoo onverdraaglijk te zijn. „Ik bedoelde," hernam hij, „of u nog eens na wou denken over uw besluit, het ambt van secretaresse in deze inrichting af te wijzen." „Ozei ze flauwtjes. Ja, hij had haar beetgeno men Zij was woedend op zich zelf, omdat zij in den strik was geloopen. Maar hoe kon zij weten, dat, hij 't niet over Tommy Treadwell had 1 Zelf had zij aan niets anders ge dacht de laatste vierentwintig uur. Die heele poging, om de slavernij te ontvluchten, was 'n vernedering voor haar geweest. Zij was zelfs boos op Tommy. Mis schien had hij zijn best gedaan maar waarom had hij 't niet béter gedaan Hij was grooter dan H. Hedge hij zag er sterker uit waarom had hij dan niet gewonnen Misschien was zakelijke eco nomie tóch wel iets waard. Uit een toestand van wanhopige verwarring bezonk haar geest plotseling tot kalmte. In die seconde werd een groote gedachte geboren. Con stance was stomverbaasd over de ontdekking. Zij had naar die gedachte niet geworsteld of getast - het was haar eenvoudig te binnen geschoten. En toch was het de oplossing van heel het ont zettende probleem Zij staalde zichzelf tot het ondernemen, riep alle kracht van haar karakter op, en keek hem glim lachend aan. „Ik dacht er niet meer aan, dat u een secretaresse noodig had zei ze. ,,'t Is toch nog steeds zoo, juffrouw Brooke." „Zegt u dan maar, wat ik doen moet." Het kwam zoo plotseling, dat de hervormer steun moest zoeken tegen het bureau. Hij was voorbereid geweest op den strijd, niet op laffe over gave. „O eh.... jawel," zei hij. „Met alle genoegen. Er ligt een massa werk te wachten, ziet u." Toen Constance aan den anderen kant van de bibliotheek-tafel zat te werken, leverde zij een schokkenden aanblik op, zelfs voor een bezuinigings inspecteur. In haar wangen was een frischheid, die deed denken aan een rozentuin. Haar grijze oogen waren rustig en klaar. Lokken haar krulden langs haar ooren op een unieke manier, vond H. Hedge, want hij kon zich niet herinneren, ooit een dergelijk verschijnsel gezien te hebben. De zekere, besliste manier, waarop zij haar handen gebruikte, verbaasde hem. Zij waren even bekwaam in het rangschikken van papieren als in het boksen tegen een stoot- zak. Toen zij echter glimlachend naar hem opkeek, en even fronste, omdat zij ergens geen raad mee wist, kwam II. Hedge tot de conclusie, dat er ook voor den ergsten zondaar nog hoop is. Bijna iedereen kan glimlachen, maar niet zóó als Constance Brooke. Vervolg op pagina 34.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 13