VIER EN VIJF IS
OOK NEGEN....
door Phil Porter-
DOLLY'S briefje wenl me Donderdagsmorgens
in de vroegte per extrapost aan de universi
teit te Eton bezorgd. Blijkens liet poststem
pel was het om twaalf uur 's nachts van
Thatched House verzouden en het adres was ge
schreven met een beverige hand. Al deze dingen
deden me vreezen, dat Dolly me iets ernstigs te
berichten had en daarom verbaasde het me, dat
het korte epistel mij volkomen in het onzekere
liet omtrent wat er aan de hand was.
„Lieve George," schreef ze. „Kom zoodra je
dezen ontvangt naar Thatched House. Zeg niet
tegen tante Ilenny, dat je op mijn verzoek komt,
maar doe het voorkomen, of je een vrijen dag hebt.
Blijf mij gezelschap houden als je hier bent, ik lieh
het dringend noodig. De rest mondeling. Haast je,
tot ziens. Je Dolly."
Het was een raadselachtig verzoek, even bevreem
dend als verontrustend. Dolly was mijn achter
nichtje, bijna negentien jaar oud en een schat van
'n kind.
Dolly en haar broertje Bert w aren weezen en opge
voed door tante Henny, die een echte tweede moeder
voor lien was. En daarom begreep ik niet, waarom
Dolly zich niet liever tot haar om hulp had gewend,
nu zij in moeilijkheden scheen te zitten.
Ik verdiepte me niet lang in het vreemde raadsel.
Dolly had mijn hulp noodig en ik haastte mij dus,
gehoor te geven aan haar roepstem. Om spoediger
bij haar te zijn nam ik een auto in plaats van den
trein en precies om half negen stapte ik de eetkamer
van Thatched House binnen.
De eerste, die me aan de ontbijttafel in het oog
viel, was een lange heer met een geel gelaat en een
paar doordringende, dwingende oogen. Hij was
gekleed in de kapiteinsuniform van het Kploniale
Leger en kon evengoed dertig als veertig jaar oud
zijn. Aan zijn rechterhand zat tante Henny en aan
zijn linkerhand Bert, die vier jaar jonger was dan
Dolly. Dolly zelf was er nog niet. Toen ik binnen
trad en de deur dicht deed, keken ze alle drie be
vreemd op.
„Kijk, daar is George," zei tante Henuv verrast.
„Mag ik u even in kennis brengen, kapitein mijn
neef George Graves. Over twee maanden hoopt hij
te promoveeren in de rechten. George, je vergunt
me zeker wel Jonker Jameson, kapitein van het
vierde Koloniale Regiment. Hij is de zoon van een
jeugdvriendin van me en heeft vroeger vaak op mijij
schoot gezeten, al herinnert hij zich dat niet..."
Tante Henny is de zestig reeds gepasseerd en zij
kan zich een dergelijke intimiteit dus gerust veroor
loven, zonder dat iemand er zich aan stooten zal.
Terwijl ik kapitein Jameson een hand gaf, bekroop
me een onaangenaam gevoel. Hij keek me aan met
een verwaand glimlachje en ik kreeg onmiddellijk
een idee, dat Dolly's verzoek om hulp met zijn
aanwezigheid in verband stond.
„Ik wist niet dat u gasten had, tante," begon ik
zoo onschuldig mogelijk te visschen.
„Eén gast, George," verbeterde tante Henny.
„Kapitein Jameson is gisteren gekomen en hij gaat
vanmiddag helaas weer weg. Zijn verlof is om, begrijp
je, morgen scheept hij zich in voor Indië. Ik hoop
echter, dat de weer aangeknoopte relatie een blij
vende zal zijn en dan van anderen aard. Intiemer,
zal ik het maar noemen...."
Bij deze woorden wierp zij Jameson een hartelij-
ken blik van verstandhouding toe, die een donker
voorgevoel in me wakker riep met betrekking tot
Dolly. De toespeling kon aan duidelijkheid moeilijk
meer te wenschen overlaten tante Henny hoopte,
dat Jonker Jameson als haar aangetrouwde neef
in den familiekring zou treden. Van wie dit sinister
denkbeeld eigenlijk was uitgegaan wist ik nog niet,
maar in elk geval was de raadselachtige roep om
hulp in Dolly's briefje me volkomen duidelijk
geworden. Zij had me ontboden om haar te bescher
men en daarmee ook mijn eigen rechten te verdedigen.
„Waar is Dolly toch, tante vroeg ik langs mijn
neus weg.
„Op haar kamer met een beetje hoofdpijn, ze zal
dadelijk wel komen," zei tante Henny.
„Hebt u haar al wat aspirine laten brengen
informeerde de kapitein en ik zag hem een ver
langenden blik richten op de deur, waarachter een
zwak gerucht klonk.
Voor tante Henny antwoord had kunnen geven,
trad Dolly reeds binnen. Zij zag bleek en vermoeid,
alsof zij den lieelen nacht niet geslapen had. Toen zij
mij zag, klaarde haar gezicht wat op en terwijl ik
haar een hand gaf, knikte ik haar bemoedigend toe.
„Hallo, Dolly, hoofdpijn, hoor ik T"
,,'t Is al bijna over, George," zei ze luchtig, terwijl
zij naast me aan tafel plaats nam. Gedurende het
ontbijt, dat traag verliep, bleef zij een stroeve terug
houding in acht nemen. Kapitein Jameson trachtte
haar ten minste tevergeefs in het gesprek te betrek
ken. Zij gaf hem slechts korte en halve antwoorden
en om blijkbaar haar voorkeur voor mij te verbergen
viel mij dezelfde koele terughouding ten deel.
Tante Henny sprak echter zooveel meer. Het was
aan alles te bespeuren, dat kapitein Jameson zeer
bij haar in den smaak viel en hoog in haar gunst
stond.
„Hebt u uw medicijnen vanmorgen al ingenomen,
kapitein T" informeerde tante Henny plotseling,
toen wij gereed waren en van tafel op zouden staan.
„Neen, de voorraad was op, ik heb gisteren nogal
veel gebruikt," antwoordde Jameson.
„Had u het mij maar gezegd, ik heb het voorradig
in de huisapotheek," zei tante Henny verwijtend.
„Bert, denk jij er eens om. Straks, om elf uur, tien
druppels van nummer negen in de sherry van den
kapitein.
De huisapotheek was tante Henny's zwak. Zij
was voorzien van allerlei middeltjes tegen allerlei
kwalen en als een echte barmhartige Samaritaansche
voorzag zij niet alleen de gezinnen in het dorp en het
bedelvolk, maar ook het stalvee en 'n zwervenden
hond van goeden raad en geneesmiddelen, als het
haar noodig voorkwam.
„Is kapitein Jameson ziek, tante informeerde
ik beleefdheidshalve, terwijl ik de deur voor haar
opende.
„Malaria," bromde Jameson. „Een periodiek ver
schijnsel, waartegen alleen kinine wel eens helpen wil."
„Onaangenaam," zei ik.
„Och, 'n tropenziekte, op den duur wen je eraan,"
antwoordde Jameson en toen bood hij tante Henny
een arm, om haar naar haar boudoir op de eerste
verdieping te geleiden.
In mijn oor hoorde ik een fluisterstem. „In de
druivenkassen, George...."
Ik knikte en droeg tante Henny's tasch en sleutel
mandje de trap op. Spoedig kreeg ik gelegenheid,
ertusschen uit te glippen en Dolly op te zoeken. Ik
vond haar in de druivenkassen op een omgekeerde
kist, de handen samengevouwen, de schouders
ingezakt en met een wanhopig gelaat.
„Hallo, Doll, wat is er nu aan de hand vroeg ik
opgewekt, doch inwendig zeer ongerust.
Dolly had tranen in haar oogen, toen ze opkeek.
„O, George, verbeeld jetante Henny heeft het
gisteren in haar hoofd gekregen, dat ik met kapitein
Jameson trouwen moet," zei ze met een snik in haar
stem.
„Hoho, wacht eens even trouwen moet her
nam ik met nadruk.
Dolly knikte. „Tante Henny heeft het me gisteren
avond gezegd," gaf ze met een wanhopige stem ten
antwoord. „Ze is heelemaal ingepalmd door Jonker
Jameson, hoewel hij er nauwelijks vier en twintig
uur is. Zij dweept gewoon met hem. Gisteren zijn ze
bijna den lieelen dag samen geweest en toen ik op
het punt stond naar bed te gaan, kwam tante eens
met me praten. Hij was zoo'n uitstekende partij,
zei ze. En ze zou het als een belooning beschouwen
voor al haar offers en zorgen aan Bert en mij be
steed, als ik Jameson mijn woord wilde geven. De
kapitein moet morgen weg, maar zij zou mij uithu
welijken met den handschoen. En jij zou.
„Nooitviel ik haar in de rede. „Wel bruidegom,
maar geen plaatsvervangend bruidegom. Heb je
tante Henny niet gezegd, dat je zoo half en half je
woord.
„Was het maar een half woord, dat ik je gaf,
George V' vroeg Dolly met een wereld van verwijt
in haar stem.
„Je woord," zei ik kortaf en ik kuste een glimlach
om haar trillende lippen. „Maar heb je erop gezin
speeld, dat je niet vrij meer was
„Ik. ik heb gezegd, dat ik nooit van kapitein
Jameson zou kunnen houden," stotterde Dolly.
„Denk toch eens aan, George kapitein Jameson is
zevenendertig en ik negentien. Hij kon mijn vader
wel zijn.
Zij brak haar klacht af met een snik. Ik begon
het geval ernstig in te zien.
„Luister eens, schat," hernam ik, „tante Henny
kan zooveel bedisselen als zij wil, maar jij hebt in
dit geval te beslissen. Als Jameson je vraagt ik
hoop dat ie een onderkaakbeklcmming krijgt bij het
eerste woord, maar waarschijnlijk gebeurt dat niet
dan zeg je eenvoudig „neen". Kort maar krachtig
„Neen.
„George, dat durf ik niet," zei ze huiverend van
angst. „Ik ben bang van hem, wezenlijk bang. Heb
je zijn oogen gezien Goed gezien Die vlammen
erin, als hij je aankijkt t Als hij mij aankijkt O,
George, ik zal geen neen durven zeggen. Ik ben bang
van hem, zeg ik je nog eens. Als hij het wil, zal ik
toestemmend moeten antwoorden. Ik kan niet
anders."
Haar hartstochtelijk betoog maakte me diep
ellendig. Ik begreep haar. En ik wilde tot geen prijs,
dat zij ongelukkig zou worden. Ik moest het dwaze
denkbeeld van tante Henny en de nobele voorne
mens van kapitein Jameson dus voorgoed onscha
delijk zien te maken, maar hoe kon ik dat doen,
zonder tante tegen ons in het harnas te jagen f
Na lang wikken en wegen zag ik tenslotte maar
één uitweg, om uit de perikelen te geraken ik moest
kapitein Jameson trachten over te halen, van zijn
huwelijksaanzoek af te zien. Het zou me weliswaar
zwaar vallen mijn hart voor hem uit te storten, maar
om erger ramp te voorkomen, moest ik in 's hemels
naam maar door dien zuren appel heenbijten.
Toen ik dit besluit eenmaal genomen had, zag ik
den toestand veel rooskleuriger in. „Droog nu je
tranen maar, schat," wekte ik Dolly uit haar droef
heid op. „Ik zie wat me te doen staat. Ik ga eens met
Jamesou praten. En als hij een heer is, ik bedoel een
échte heer, zal hij van zijn voornemen afzien, en tante
Henny met een uitvlucht tevreden stellen."
„Kapitein Jameson is geen echte heer," zei Dolly
onmiddellijk.
„Misschien is hij voor redeneering toegankelijk, als
ik net doe, of hij het wel is. In elk geval is het te
probeeren, hij kan me alleen maar uitlachen. Wacht
jij zoolang hier. Maar kom de kas niet uit, want dan
loop je 'm misschien in zijn armen, voor we elkaar
weer gesproken hebben. Want hij zal toch zeker wel
een gelegenheid zoeken, om je te vragen
„Tante Henny zei, dat ik voor de lunch een eindje
met hem moest gaan wandelen, als hij 't me vroeg,"
huiverde Dolly.
„Komt niets van," bemoedigde ik haar en toen
verliet ik de kas. Dicht bij het huis ontmoette ik
Bert.
„Zeg, waar zitten jullie toch vroeg hij grinnikend.
„Ik heb overal gezocht en niet gevonden. Verbergen
jullie je als 'n paar tortelduifjes in het groen
Bert is soms een onuitstaanbare vlegel. Een slecht
opvoedkundige heeft hem eens gevleid met de mede-
deeling, dat hij de beste rekenaar was van het Klein
College en dat heeft hem een verwaten eigendunk
bijgebracht.
„Bemoei je met je eigen zaken," zei ik kregelig.
„Vertel me liever eens gauw waar ik kapitein Jameson
vinden kan."
Hij wees met zijn hoofd naar de kas met sub
tropische gewassen en liep nijdig door. Ik vond den
kapitein in de kas en tot mijn verlichting was hij er
alleen.
„Jonker Jameson, een woordje, alsjeblieft," begon
ik beleefd.
„Tien, meneer de advocaat," antwoordde Jameson,
zich voor me omlceerend. „Tien, doch niet meer. Want
mijn tijd is beperkt, ik heb nog een belangrijke aan
gelegenheid af te doen, voor ik Thatched House over
een paar uur verlaat."