De Zwarte Leeuw
laat zijn tanden zien
Ed. dTh. Kauer
-j_ ~T"A de verovering van
DERDE; Goeraging de Egypti-
./CDUr>| r I ^1 sche bevelhebber prins
VERVOLG Hassan aan 't onder-
handelen, en terwijl zijn afge
zanten met den Negus Negus-
sié praatten, slopen er andere boden langs donkere
paden naar Johannes' onderbevelhebber Ras Barioe.
De Ras was allicht goedkooper dan de Negus.
Hij bleek wel zin te hebben in de krijgskas der
Egyptenaren, die 20.000 pond sterling in goud en
30.000 Maria-Theresiathalers bevatte.
Hij kreeg het geld, en in de keten der Abessinische
wachtposten ontstond een gaping, klein, maar groot
genoeg, om één man te laten ontsnappen.
In het middernachtelijk uur van 9 op 10 Maart
kwam een havelooze, halfverhongerde vluchteling
het kamp te Massaoea binnen. De Egyptenaren, die
daar waren achtergebleven, konden nauwelijks
gelooveu, dat die uitgeputte bedelaar prins Hassan
was, de laatste overlevende van tweeëntwintig
bataillons
Keizer Johannes was razend. De schande van zijn
omkoopbaren onderbevelhebber kwam aan 't licht.
De krijgskas der Egyptenaren werd in de tent van
Ras Barioe gevonden. Eerst bij deze ontdekking
werd de keizer een beetje kalmer.
Waarschijnlijk werd hij er ook door die vondst toe
bewogen, van alle gruwelen, die de Abessinische
wetten hem voorspiegelden, den ininst ergen te
kiezen. Hij liet Ras Barioe de oogen uitsteken.
Men zei het wel in Abessinië de Negus Negussié
was een zachtzinnig, vriendelijk mensch
Dat hij op zijn manier werkelijk een zachtzinnig
lieerscher was, toonde Johannes meermalen,vooral,
wanneer zijn schrandere politiek 't hem aanried.
Den Ras Adal, die zich tegen hem had gekeerd,
schonk hij tweemaal genade. En toen na de zegepraal
over de Egyptenaren het conflict met den Ras van
Schoa, Menelik, beslecht moest worden, gaf de keizer
blijk van een gematigdheid, die het land zeer ten
goede kwam.
De oproerige vorst had gemobiliseerd, en een groot
deel van den Abessinischen adel maakte geen
geheim van zijn sympathie voor Menelik, die van
veel ouder en deftiger stam was dan Johannes. Weer
bedreigde chaos het land. Maar èn Johannes èn
Menelik waren al in zooverre moderne menschen,
dat zij oog hadden voor het heil der natie. De eenheid,
door twee aanvallen bereikt, door twee overwin
ningen bevestigd, mocht niet weer verloren gaan
Zoo kwam te gebeuren, wat voor Oostersche
despoten bovenmate verlicht en modern mag heeten.
Vóór men nog een wapen gebruikt had, verschenen
er afgezanten van Menelik in het kamp des keizers.
Zij begroetten Johannes als den „uitverkorene Gods",
dien ook Menelik huldigen wilde. Ja, de Ras van
Schoa was bereid, deemoedig naar oeroude zede, met
asch in het haar en een steen om den hals voor den
keizer te verschijnen.
De Negus gaf een grootmoedig antwoord. Het
nederig huldebetoon kon achterwege blijven. Johan
nes wenschte alleen, dat Ras Menelik hem trouw zou
zweren op het Evangelie. Dan kon hij „koning" van
Schoa blijven, en hoefde hij alleen jaarlijks een schat
ting te betalen.
Maar dat was nog niet het einde der historie.
Tot verbazing van het keizerlijke hof verscheen
Menelik tèch, met asch in het haar en een zwaren
steen om den hals, voor den keizer. De twee mannen
vielen elkaar weenend in de armen. Keizer Johannes
liet zijn kroon halen en was niet tevreden, vóór hij
die op het hoofd van Menelik had geplaatst.
De rebel was troonopvolger geworden.
Een sprookje uit de Duizend-en-één-Nacht.
Of misschien het ontwaken van een volk, verzinne
beeld in de verzoening van zijn twee machtigste
zonen.
A 1 viel er niets meer te vechten, de oorlog met
Egypte was nog niet uit. Een Engelscliman,
Charles George Gordon, voerde namens den kliedive
vredesonderhandelingen in 1879 eerst, onder den
nieuwen khedive Tewfik. Ismail had namelijk
wegens 'n financieele crisis het veld moeten ruimen.
Een der eerste eischen van Tewfik was, dat de
Egyptische gevangenen losgelaten zouden worden.
Daar zat Johannes met de handen in 't haar
Alsof er van die ongelukkigen, die in de handen der
Abessiniërs gevallen waren, nog één leefde
De brief, dien Gordon den Negus bracht, was
buitengewoon hoffelijk, geheel in den stijl van lief
derijke hoogachting, waarmee Europeesclie diplo
maten hun haat en hun minachting plegen uit te
drukken. Johannes sloeg in zijn verlegenheid een
minder zoetsappigen toon aan. Hij schreef
Legerhoofden van den Keizer der Keizers. De man links draagt een helm
van leeuwenmanen, een karakteristiek Abessinisch hoofddeksel. Beider
schilden zijn met goud beslagen en minstens 1000 pond sterling waard.