Wordt vervolgd. Abessinisehe kettingganger»links twee leden van den stam der Amhara's, rechts twee GaUa's. Twee jaar later, 5 Februari 1885, liepen Italiaan- sche oorlogsschepen de Annesley-baai binnen, waar negentien jaar vroeger generaal Napier zijn regimen ten aan land had gezet. Italiaansche compagnieën bezetten Massaoea, en boven het oude, reeds vervallen gebouw, waarin eens de ongelukkige Arakei Bey had geresideerd, werd de groen-wit-roode driekleur ge- lieschen. Turkije en Egypte protesteerden Frankrijk en Rusland deden zenuwachtig. Maar het bleef bij een papieren verzet. De slimme Maneini, Ifcaliaansclr minister van buitenlandsche zaken, had zich eerst met Londen verstaan. Engeland vond het best, dat de Islam zijn handen vol kreeg aan de Roode Zee dan kon het zelf kalm zijn gang gaan in Soedan, het rijk der katoen. Massaoea en Assab de havensteden van Abes- sinië daarachter lag een gebied, zevenmaal grooter dan Italië, met een gunstig klimaatruimte dus, ruimte voor tal van kolonisten. In Rome werd al uitgerekend, dat het „tweede Italië" tienwie weet veertig, honderd millioen Italianen kon huis vesten, zonder dat dien paar millioen inboorlingen een duim bouwgrond werd afgenomen Snel schoven de Italiaansche voorposten vooruit, het land in. Geen ijver, maar dorst dreef hen door de dorre kustvlakte naar den voet van het gebergte. Geen handelswegen, geen spoorlijnen voor troepen transport werden er aangelegd, maar waterleidingen. In het bergland regeerde nog steeds keizer Johan nes. Zijn vriendschap met Menelik, den „Koning" van Schoa, scheen hecht, maar het was een voor zichtige vriendschap. De Negus Negussié was niet zeker van zijn vazal, en week stap voot stap terug voor de Italianen. In 1888 waren die reeds 120 K.M. het land in gedrongen. Misschien was alles later anders geloopen, als de militaire commandant der jonge kolonie, Baratieri, zoo gauw mogelijk een expeditie naar het hoogland ondernomen had. Hij verspilde echter zijn krachten aan bijzaken, verloor zijn hoofddoel uit het oog. En toch werd hem een goede gelegenheid geboden, een jaar later, toen de oude keizer Johannes in 'n gevecht met Derwisclien viel. De troonsopvolging was een twijfelachtige kwestie. Wel had Johannes zelf Menelik als zijn opvolger aan gewezen, maar drie andere vorsten schenen geen zin te hebben, hem te erkennen. Wreer dreigde Abessinië te vervallen in anarchie. Dat was de goede gelegenheid. En Baratieri ver zuimde haar. In 't Noorden, waar hij weinig tegen stand ondervond, veroverde hij waardeloos land, en de Abessiniërs liet hij hun eigen zaak uitvechten. Toen hij eindelijk als scheidsrechter wilde optreden, was het te laat. Eigenlijk was het een ander, die de kat de bel aan bond, graaf Antonelli, consul voor Abessinië. Hij had in Rome nogal druk geleefd, en werd daarom „naar de Zwartjes" gezonden. Maar hij wist zich die verbanning ten nutte te maken. Hij leverde den koninkjes, die tegen elkaar mobiliseerden, oude geweren. Hierdoor wou hij hen in staat stellen, zich te weren tegen de roofzieke Galla's. En aan de roof zieke Galla s verkocht hij nog oudere geweren. „Hoe gaat het u van de week t Ik en mijn soldaten maken het God zij dank best. Ik heb uw brief ontvangen. U stunrt mij dus dien man, om over den wede te praten. Eerst hebt.u me beroofd, dan strijdt u tegen me zonder medeweten der koningen. Maar ik zal zorgen, dat de koningen het te weten komen. En nu wilt gij in alle stilte, zooals gebruikelijk is bij roovers, wede met mij sluiten. Hoe kan dat, als gij het vrije verkeer van kooplieden en van het landvolk belemmert De koningen zullen in kennis gesteld worden van uw gedrag en van het mijne. Gegeven te Senna, 29 October. Met „de koningen" bedoelde Johannes de Euro- peesche vorsten, die hij zich blijkbaar voorstelde als een kliek tyrannetjes, gelijk aan de provinciale „koningen" in Abessinië. Toch zouden ze allemaal samen wel machtig genoeg zijn, om het respect van den kliedive af te dwingen De Negus beschouwde hen als zijn natuurlijke bondgenooten immers, het waren Christenen, en dus erfvijanden van de Moslim. Weliswaar hadden twee dier vorsten, de Ras van Engeland en die van Frankrijk, zich eenigen tijd geleden, in den Krim-oorlog, met den Grooten Turk verbonden, om op te trekken tegen een Christen, den Ras van Moscovië. Die was in de oogen van Johannes een zeer machtig vorst. Zelfs had de Negus eens in vollen ernst bij een diplomaat geïnformeerd, of Moscovië zoo rijk en zoo sterk was als Tigré Het was wel treurig, dat Christenen met den Turk samenspanden tegen een Christen. Maar had niet de Ras van Lasta, die schavuit, hetzelfde gedaan Die Europeesche onderkeizers schenen trouwens heel slecht met elkaar overweg te kunnen. Zoo slecht, dat er al in eeuwen geen Keizer der Keizers meer geweest was in Europa. God zij geloofd, dat hij, Johannes, in Abessinië een eind had gemaakt aan die belachelijke toestanden Enfin, 't kon geen kwaad, bij die Europeesche vorsten steun te zoeken. En wijl er ook iets over den Fransch-Duitsclien oorlog tot keizer Johannes was doorgedrongen (de Ras van Pruisen had dien van Frankrijk gevangen genomen, maar onbegrijpelijk hij had hem niet eens blind gemaakt of aan een zilveren ketting gelegd besloot de Negus 'n brief te schrijven aan den Negus van Pruisen. Hij kreeg een briefje terug, maar verder bemoeide Duitschland zich niet met Abessinië. De vrede met Egypte kwam zonder bemiddeling der „koningen" tot stand. Italië echter trad omstreeks dezen tijd omtrent 1880 als koloniseerende mogendheid op aan de kust, die Egypte niet meer verdedigen kon. En ook voor Italië zou de weg, die van Massaoea zuidwaarts voert, een bittere lijdensweg worden. Dat vond het volk bitter, vooral toen het, ongeveer tegelijk met het Duitscke, tot eenheid gekomen was. Daarna sloeg het andere wegen in. Het schiep indus trieën, die het bevolkingscijfer omhoog konden brengen het ging woeste streken ontginnen en het worstelde om land aan den overkant der zee, in Afrika. In 1882 kochten vertegenwoordigers der Italiaan sche regeering de havenstad Assab, aan de kust van Erythrea. J^eeds in den tijd der Romeinsche Republiek telde Italië zeven millioen inwoners. En zeven millioen bleef liet. inwonertal tot in de negentiende eeuw. Meer menschen kon de bodem niet voeden. Die er meer waren, moesten elders voedsel zoeken in de Ver- eenigde Staten, in Zuid-Amerika, in deDonau-landen. Op de arbeidsmarkt der wereld waren ile Italianen goedkoop. Menelik (ander de paraplu) met zijn lijjwacht. Addis Abeba, hoofdstad van Abessinië. Bet ligt aan een spoorlijner zijn tegenwoordig auto's en verkeers agenten, en het keizerlijk jmleis staat er nmar toeh is het nog een echte negerstral.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 7