EEN STRANDJURKJE
VOOR ZUS
ft
Zeer modieus zomn mantelpak van donkerblauwe clovké-
stof met bijbehoorende blouse ran rood-wit geruite zijde,
versierd met gepaspelde strookjes.
Het hierbij afgebeelde aardige jurkje is ontwor
pen voor een meisje van ongeveer vier jaar. Men
heeft ervoor noodig ongeveer 150 gram gevlamde
wol, 80 gram perlé-wol en 20 gram bouclé-zijde.
HET lijfje wordt gebreid niet effen wol in
tricotsteek d.i. 1 pen recht, 1 pen ave
recht. Herhalen vanaf
De kleine manchetjes breit men met
den rijststeek 1 recht, 1 averecht met versprin
gen bij iederen toer en het rokje in gevlamde
wol wordt met den volgenden patroonsteek gebreid:
omslaan 2 steken te zamen breien, herhalen
vanaf
Het vergemakkelijkt het werk zeer, wanneer men
een losgetornd bestaand jurkje als patroon bij de
hand heeft om telkens 't breiwerk mede te vergelijken
De rug wordt opgezet op 78 steken. Men breit met
naalden No. 3%. Eerst 5 c.M. hoog tricotsteek, dan
een patroontoerdan 3 toeren tricotsteek1
patroontoer 3 toeren tricotsteek en nogmaals een
patroontoer.
Daarna tricotsteek tot bovenaan.
Tot aan 't lijfje 5 steken minderen ter weerszijden.
verdeeld over de hoogte.
Het rokje wordt 32 c.M.
hoog gebreid.
Dan neemt men naal
den 2% en begint aan
het lijfje met perlé-wol.
Bij den eersten toer
iederen 4en en 5en steek
samenbreien, teneinde de
juiste wijdte voor het
lijfje te krijgen. Bij 36V2
c.M. hoogte voor de arm-
uithollingen 3 steken af
kanten ter weerszijden en
verder bij alle toeren die
recht gebreid worden 1
steek minderen tot men
28 c.M. heeft.
Vervolgens breien tot
51 c.M. hoogte, waarna
men voor de schuine
schouderlijn bij alle recht-
sche toeren een paar ste
ken meer afkant tot men
by 52 c.M. hoogte in het
midden nog 10 c.M. wijdte
voor de halsopening over
houdt. Afkanten.
Voorpand. Opzetsel,
patroon en minderen
evenals de minderingen
voor de armsgaten precies
als bij den rug. Men begint
echter reeds bij 25 c.M.
hoogte in het midden met
1 steek in perlé-wol. Bjj
iederen rechtschen toer
komen er 2 steken ter
weerszijden bij met deze
wol, tot de punt bij
23 c.M. hoogte 12 c.M.
breed is.
Bij het wisselen van
wol breit men af en toe
2 steken te zamen. Vanaf
32 c.M. hoogte alleen met
perlé-wol en zoo vaak 2
steken samenbreien tot
men de juiste wijdte heeft.
Bij 46 c.M. hoogte het werk in het midden in
tweeën deelen voor de halsronding en beide helften
na elkaar afbreien.
Als men het werk deelt, kant men 6 steken in het
midden af en verder bij alle rechtsche toeren 1 steek
minderen, tot bij 51 c.M. hoogte de schouderbreedte
9 y2 c.M. bedraagt. Afschuinen tot men 52 c.M. hoogte
heeft bereikt, afkanten en het andere schouderdeel
tegenovergesteld gelijk afbreien.
Het mouwtje wordt opgezet op 34 steken. Het
bandje wordt 2 y2 c.M. hoog gebreid en vervolgens
in tricotsteek om de juiste wijdte te krijgen van elke
3 steken 2 steken maken. Om den juisten vorm te
krijgen breit men eerst over de middelste 15 steken
van het bandje en bij iederen volgenden toer over
eenige steken meer tot men bij den 5en toer over
alle steken breit.
Nu nog 6 c.M. hoog tricotsteek, dan een patroon
toer 3 toeren tricot1 patroontoer3 toerei:
tricot1 patroontoer en 1 toer averechts afkanten.
Men zet de ouderdeelen aan elkaar en laat den
linker schouder eenige centimeters open. Hieraan
worden drukknoopjes genaaid.
Desgewenscht kan men op het voorpand vjjf en
op de rugzijde 2 bloempjes hechten.
De bloempjes bestaan elk uit 3 blaadjes van bouclé-
zijde en de blaadjes elk uit 4 stokjes en 1 vaste
ter weerszijden.
De drie blaadjes worden aan elkaar gehaakt en
opgenaaid.
Een wollen draad in de lichte kleur wordt door
het breiwerk op en neer gestoken in een boogje en
stelt den bloemstengel voor.
Op den eersten en laatsten patroontoer van het
rokje en van de mouwtjes wordt met frisé-wol een
toer vasten gehaakt.- Hetzelfde om de mouwtjes.
Om de halsuitsnijding 2 toeren vasten met bouclé-
zijde.
Japon van dun zwart zomerlaken, gedragen met
nieuwste model schondercape van zilvervos.