DE LIST IN DE LIEFDE door Carrew Parrydon HET voetgeschuifel der dansende paren en de muziek van de regimentskapel maakten het Hugh Perry bijna onmo gelijk, zich voor het meisje verstaanbaar te maken. Zij scheen echter de hartstochtelijke woorden van zijn lippen te lezen, want zij schudde glimlachend haar blondgelokte hoofd. „Je meent het niet echt" fluisterde zij dicht bij zijn oor. „Ik meen het welbezwoer Hugh ernstig. „Sinds drie dagen weet je nog, waar ik je voor 't eerst zag 1 droom ik van je, sinds drie dagen vervolgen me je lieve oogen en in drie dagen heeft me nog geen oogeublik de geur verlaten van de sering in je haar. Geef me je naam, meisje, ik smeek je erom. Morgen vertrek ik, maar ik zweer terug te zullen komen. Ik wil hier een betrekking zoeken, bij je blijven." „Ik kan je mijn naam niet zeggen, nu nog niet," fluisterde zij opnieuw. „Maar als je 't meent, écht meent, doe dan wat ik je vragen zal. Nu niet, maar morgen. Je zult van me hooren en als je woorden méér zijn dan de ijdele belofte van een opgewonden oogenblik, als ik meer en iets anders voor je ben dan een avontuurtje in een vreemde haven, dan zal je meer geluk leeren kennen, dan je nu nog vermoeden kunt. Laat me nu gaan, ik moet naar huis. Met een onverwachte beweging, zonder groet of handdruk, was zij weggeglipt tusschen de palmen in den hoek van de Casino-zaal. Hugh dwaalde teleurgesteld naar een der buffetten en dronk een glas champagne. Zijn opwinding kwam langzaam tot bedaren en half verborgen achter het groen, dacht hij peinzend na over dit wonderlijk avontuur. Vier dagen geleden was hij met de „Kirkbv", een Londensch koopvaardijschip waarmee hij zijn eerste reis maakte als eerste stuurman, in Brisbane aange komen. De „Kirkby" was deze Australische haven alleen aangeloopen, omdat zij bij het invaren van het Groot Barrière-Rif een defect had gekregen aan de schroef. Met man en macht was men aan de herstelling begonnen en omdat het schip nog een verre reis voor den boeg had, hadden de officieren zoolang een onderkomen gezocht in een der hotels. Drie dagen geleden had Hugh het meisje voor het eerst ontmoet. Hij had 'n praatje met haar gemaakt, en zij hadden samen thee gedronken. Zij had zich ontpopt als een beschaafde jongedame en toen zij gescheiden waren had hij de hoop uitgesproken, haar morgen op dezelfde plaats weer te mogen ontmoeten. Inderdaad was zij den volgenden dag gekomen. Weer hadden zij den middag samen doorgebracht. Hugh had haar toen ook voor het Casino-bal ge vraagd en zij had hem beloofd een half uurtje te zullen komen. Nu was zij plotseling en wellicht voorgoed ver dwenen. Hij kende nog haar naam niet en het eenige, wat hij morgen bij het vertrek van de „Kirkby" van haar mee zou nemen, was de herinnering aan haar raadselachtige afscheidswoorden. Tenzij het meisje haar woord zou houden en nog iets van zich zou laten hooren. De vroolijke stem van Bob, den tweede van de „Kirkby", wekte hem op uit zijn neerslachtig gepeins. „Hallo, wat zit je te kniezen, Hugh Het bal loopt af; de heerenfuif gaat beginnen. Ga je mee naar de clubzaal Hugh schudde de gedachten aan het meisje van zich af en volgde Bob naar het heerengezelschap, dat hem weldra meesleepte in een uitbundig vroolijke stemming. De uren vlogen om en de dageraad begon reeds door te breken, toen hij en Bob de hotelkamer betraden, die zij samen deelden. Vijf minuten later viel hij in een diepen slaap en was hij het meisje vergeten. ILIugh werd gewekt door een hevig gebons op zijn kamerdeur. Hij stond slaperig op en zag dat het elf uur was. In het andere ledikant viel nog geen leven te bespeuren. Bob sliep nog. Hij opende de deur en zag een bediende met een briefje staan. „Zooeven bezorgd, meneer ik moest het u on middellijk geven," zei de man. Hugh was plotseling klaar wakker. „Wie bracht het briefje vroeg hij haastig. „Een onbekende man, meneer," antwoordde de bediende. Hugh knikte en sloot de deur. Toen hij het couvert openbrak streelde een geur van seringen zijn neus. Parfum van het meisje, dacht hij, en daarop begon hij te lezen. „Mijn Vriend, Indien de eedcn van gisterenavond hun waarde nog niet verloren hebben, blijf dan onder een of ander voorwendsel in uw hotel en vaar niet met de „Kirk by" uit. Neen, vrees niet dat hot scliip iets overkomen zal. Ik heb echter uw medewerking noodig voor de uitvoering van een plan, dat dienen moet om het geluk te verzekeren, dat ik u beloofd heb. Als uw gevoelens voor mij sterk en diep genoeg zijn, om u te kunnen doen besluiten te doen wat ik verlang, wacht dan rustig nadere instructies af. Is uw gevoel echter bekoeld, of lijkt het geluk dat ik u beloofde u geen voldoende vergoeding voor het verlies van uw tegenwoordige positie, vertrek dan liever en vergeet mij. Het Meisje. P.S. Houd alles geheim." Hugh liet het briefje verbaasd zakken. Hij ver keerde niet langer dan 'n halve minuut in tweestrijd. „Hè, Bob, word eens wakker, jongen schudde hij zijn vriend dooreen. Bob sloeg een paar versufte oogen op. „Wat is er bromde hij. „Luister eens, Bob," hernam Hugh. „Om vijf uur vertrekt de „Kirkby" en om één uur moeten we aan boord zijn. Ik ga niet met je mee en ik ga even min met de „Kirkby" mee. Doe de jongens allemaal de groeten en zeg den ouwe nog, dat hij te dineeren verzocht is, als hij weer eens in Brisbane komt. En sta nou op en neem een bad, want die kalfsachtige uitdrukking op je gezicht maakt me beroerd." Bob begreep eindelijk dat het ernst was. Hij rede neerde, bad en smeekte, maar dien avond om vijf uur verliet de „Kirkby" de reede van Brisbane met een tierenden kapitein op de brug en één officier minder op de rol. Hugh had alles op het meisje gezet en op het geluk, dat zij hem beloofd had. Het duurde twee volle dagen, voor Hugh iets naders van haar vernam. Hij had, onvoorzichtig genoeg overigens, het volste vertrouwen in haar en wachtte zonder ongeduld. Eindelijk, in den middag van den tweeden dag na 't vertrek van de „Kirkby", werd zijn vertrouwen beloond. Hij kreeg een nieuw briefje, door dezelfde meisjeshand geschreven en even raadselachtig van inhoud als het eerste. „Mijn Vriend, Ik dank u voor het vertrouwen, dat gij in mij hebt gesteld. Het is nu aan geen twijfel meer onder hevig, of gij zult binnenkort de belooning ontvangen, waarop gij hebt gehoopt en nog hoopt. Doe thans nauwkeurig wat ik u zeggen zal. Begeef u terstond naar „The Prince of Wellington", een kleine her berg aan de haven. Daar zult gij kapitein Croker vinden van de „Vulcan", die vanmorgen binnenge- loopen is. Croker heeft 'n eersten stuurman noodig, die in 't bezit is van een gezagvoerdersdiploma. Bied hem uw diensten aan, hij zal u zeker aanne men. De „Vulcan" is bestemd voor Londen. Spreek met niemand over uw avontuur en als gij mij ont moet, waar het dan ook zij, doe dan alsof gij mij niet kent. Ga terstond, mijn vriend. Het Meisje." Een kwartier later was hij op weg naar de haven, waar hij het aangeduide kroegje spoedig gevonden had. Hij vond kapitein Croker, een zeeman van den ouden stempel, bezig zich op maat te tanken met Jamaïca-rum. Spoedig was hij met hem in gesprek en zoodra de gelegenheid zich voordeed, het hij doorschemeren, dat hij een schip voor Londen zocht. „Je treft het, ik zit juist dringend om een eer sten stuurman verlegen," zei Croker onmiddellijk. „Laat me je papieren eens zien, zoodat ik verant woord ben als ze me vragen met wien ik nou uit vissclien ben gegaan. Je lijkt me erg jong, ben je al twintig „Negen en twintig, kapitein." zei Hugh, met moeite een lach verbijtend. Hij spreidde met breed vertoon zijn identiteitsbewijzen en diploma's op het tafeltje voor Croker uit en wachtte rustig den uitslag van het onderzeek af. „Je staat me wel aan," bekende Croker op een toon, alsof hij een diep geheim openbaarde. „Je kunt het baantje krijgen voor die eene reis. Aan Kaap York ga ik van boord, om over te stappen op de „Cycloop" van dezelfde reederij. Je moet dan maar zien hoe je verder sukkelt. En drink nou je borrel op, dan gaan we aan boord." Zeer tevreden met het verloop van de onderhan delingen en nog meer nieuwsgierig waartoe dit allemaal leiden zou, verliet Hugh het kroegje. Een kwartier later bevond hij zich aan boord van de „Vulcan", een klein vrachtschip met een bemanning van slechts dertien koppen, dat. geladen was met palinpitten voor Londen. Hij installeerde zich in zijn hut, trok zijn beste costuum aan voor hot diner en begaf zich, toen de steward hem kwam waarschu wen dat het etenstijd was, naar de eetkamer. Toen hij er binnentrad, bleef hij een oogenblik stomverbaasd met den knop van de deur in z'n hand staan. Aan tafel, rechts van kapitein Croker, zat het meisje. Zij scheen hier geheel thuis te zijn en gaf niet het minste teeken van verrassing, toen zo hem zag. „U bent zeker de nieuwe stuurman vroeg ze. „Hugh Perry, juffrouw," stelde hij zich glimlachend voor. „Mijn naam is Stance Palmers," zei het meisje. „Ik ben van Londen en heb mijn vacantie doorge bracht in Brisbane. Woont u ook in Engeland, meneer Perry V' „Ook in Londen, juffrouw," antwoordde Hugh en hij moest moeite doen, om zijn stem gewoon te doen klinken. „Hugh, zou je niet gaan zitten verbrak Croker eensklaps zijn gepeins. Hugh ging zitten, recht tegenover het meisje, dat hem niet meer aandacht schonk dan aan de andere tafelgenooten. Hij moest wachten tot na het diner, voor zijn nieuwsgierigheid bevredigd werd. Onmiddellijk nadat allen van tafel waren opgestaan, nam Croker hem mee naar de brug en gaf order tot het vertrek. Toen de „Vulcan" in ruimer vaarwater was, kon Hugh zijn ongeduld niet langer meer bedwingen. „Wie is die juffrouw Palmers, kapitein vroeg hij met een stem, die licht trilde van verwachting. „De eenige dochter van Owen Palmers," zei Croker. „En Owen Palmers is de reeder van de „Vulcan", de „Cycloop" en nog 'n twintig andere schuitjes. Millionuair, heeft zijn dochter door en door verwend. Leuke snuit, maar hypermodern. Rookt sigaretten en is bezeten door romantische bevliegingen. Vloog 'n week geleden van Brisbane naar de Zuidkust, omdat ze plotseling op den inval kwam, een haai te gaan schieten. Nou vraag ik je. Croker's stem verried een grondigen afkeer van de liefhebberijen en de eigenschappen van de moderne jeugd en zijn oordeel over Stance Palmers klonk bepaald geringschattend. Maar dat merkte Hugh niet op. Hij voorzag ontzaglijke moeilijkheden en hij begreep plotseling, dat alle geheimzinnigheid en heel die coinedie had gediend en nog moest dienen, om die moeilijkheden uit den weg te ruimen. Hij wan hoopte eraan, dat dit haar ooit gelukken zou. Uit het diepst van zijn hart welde de wensch op, dat zij maar niet zooveel geld bezeten mocht hebben. „Is juffrouw Palmers verloofd.of zooiets ,,'k Weet nergens van," zei Croker en hij grijnsde. „Als je dat soms met 'n zekere bedoeling vraagt „Heelemaal met geen bedoeling 1" bezwoer Hugh, en hij geloofde zelf dat hij het meende. „Des te beter. Als het anders was, kon je de hoop gerust laten varen. De oude Palmers is vast niet tevreden met een stuurman als schoonzoon. Stance is zijn oogappel en de beste zal hem nog wel niet goed genoeg zijn voor haar. Ik geloof dat ie allang bezig is 'n Lord voor haar te kiezen, maar hij schijnt den volmaakte niet te kunnen vinden. Onder ons gezegd en gezwegen" Croker's stem daalde plotseling af naar diep vertrouwelijke sferen „kon hij zich die moeite wel sparen. Het meisje is best in staat zelf te kiezen. En zij ziet ernaar uit, dat zij nooit iemand anders nemen zal dan haar eigen kous."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 4