5 Hugh kon het plotseling niet meer uithouden in Croker's gezelschap. Onder een voorwendsel verliet hij de brug. Hij was verrast Stance onder aan de trap te zien staan met een kijker, blijkbaar verdiept in de beschouwing van iets, dat met het bloote oog niet zichtbaar was. „Iets bijzonders te zien, juffrouw Palmers V' vroeg hij belangstellend. „Een paar spelende haaien," antwoordde Stance en hij kreeg het gevoel, dat zij hem met de oogen ver zocht naderbij te treden. „Aha, is dat uw lievelingsjachtwild niet V' lachte hij een beetje gedwongen. „Oh, heeft kapitein Croker weer kwaad van me gesproken V' viel het meisje uit, met een quasi verontwaardigden blik naar de brug. „Vertel me eens, wat hij allemaal gezegd heeft, meneer Perrv." „Niets, dat mijn onverdeelde bewondering niet heeft," antwoordde Hugh. Hij had zich vlak naast haar aan de reeling geplaatst en met gedempte stem ging hij voort. „Ik weet alles, juffrouw Palmers. Ik heb er in Brisbane geen vermoeden van gehad, anders had ik het zoover beslist niet laten komen. Het lijkt me een dwaasheid, daar nu nog ernstig aan te denken. Hoe wilt u die ontzaglijke moeilijkheden. „Stil, stil," viel zij hem in de rede met een trillende stem, die Hugh verried hoe zwak zij zich voelde, nu hij haar herinnerde aan wat haar 'te wachten stond. Zij slikte iets weg en raakte als toevallig zijn hand even aan, die hij op de reeling had gelegd. „Heb vertrouwen in me," ging zij bijna onhoorbaar voort. „Dat is het eenige wat ik vraag moed en ver trouwen. Ken mij niet en vraag mij niets. En doe geen poging mij heimelijk te naderen." Zij verhief plotseling haar stem en zette tegelijk haar voet op de trap naar de brug. „Slaap wel, meneer Perry, u gaat zeker nog wat rusten voor u op wacht komt." Zij wipte naar boven en Hugh begaf zich naar zijn hut. De vastberaden zekerheid, waarmee Stance blijkbaar den weg ging, dien zij uitgestippeld had om het groote doel te bereiken, had hem gesterkt en inderdaad wat meer hoop gegeven, dat zij slagen zou. Toch lag hij de volgende dagen op een pijnbank. Hij zag Stance honderdmaal per dag en hij kon vrij uren lang met haar over allerlei onderwerpen spreken. Maar de duizend lieve dingen, die hij haar zoo graag had willen zeggen, neen, die hij haar allernoodzake lijkst moest zeggen, moest hij voor zich houden. Drie dagen 11a het vertrek uit Brisbane bereikte de „Yulcan" Kaap York, 't Noordelijkste punt van het vasteland van Australië. Hier zou Croker het bevel op zich nemen van de „Cycloop" en de kapitein van dit schip zou blijven wachten op de „Gorgoon", die hem naar Java zou brengen voor een scheepvaart conferentie. De „Cycloop" was er echter nog niet en het duurde drie volle etmalen, voor zij verscheen en Croker over kon stappen. Voor het vertrek van beide schepen was er aan boord van do „Cycloop" een feestje voor de bemanningen, waartoe Stance het initiatief had genomen. Zij was er zelf bij tegen woordig, maar keerde na een uur weer naar de „Vulcan" terug, waar zich op dat oogenblik slechts de kok, een stoker voor de vuren en Hugh aan boord bevonden. Stance en Hugh waren alleen aan dek en stonden bij de reeling. Ilet meisje was opgewonden en haar schitterende oogen deden Hugh vermoeden dat zij koorts had. „Je bent ziek," zei hij bezorgd. „Zijn het de angstige vooruitzichten, die je van streek brengen, liefste „Ik mankeer niets," verzekerde zij. „Misschien wat opgewonden van de voorbereidingen voor het feestje." Zij wees plotseling met haar hand naar het water vlak en slaakte een licht gilletje. „O, kijk eens, is dat geen haai t" „Inderdaad, een reuzenhaai," beaamde Hugh schertsend. Hij zag duidelijk dat het een stuk wrak hout was, hoewel het zeker honderdvijftig meter van hen af dreef. „Een haai, die een slippertje maakt," zei Stance en zij boog zich over de reeling. Hoe het zoo plotseling kwam begreep Hugh niet, doch het volgende oogenblik verloor zij haar even wicht en viel de diepte in. Zij slaakte een doordrin genden gil en verdween onder water, om niet meer boven te komen. „Hulpbrulde Hugh over het dek. Tegelijk rukte hij zijn jas uit en sprong over boord. Hij zag Stance plotseling boven komen en was in een omme zien bij haar. Zij was bewusteloos, want zij liet zich willoos drijven en dreigde direct weer in de diepte te verdwijnen. Hugh nam haar veilig vast en zwom naar de touwladder van de „Vulcan". De kok liet ook reeds een touw af en een minuut later was het druipnatte meisje binnen boord geheschen. Hugh nam haar in zijn armen, zond den kok om water en droeg Stance naar de hut. Hij was zijn angst en schrik spoedig te boven en toen hij haar op den vloer had neergelegd, om haar bij bewustzijn te brengen, werd zijn gevoel hem te machtig. Hij kuste haar twee-, driemaal en plotseling trilde er iets over Stance's gelaat en sloeg zij de oogen op. „Je bent gered, lieveling, huil maar niet," bracht Hugh in zijn verwarring uit. Maar Stance huilde in het geheel niet. Wel hui verde zij even. „Oh, Hugh, wat schrok ik, toen ik viel," stamelde zij. „Ik dacht aan dien haai. Je hebt me het leven gered, ik zal het nooit vergeten, nóóit." Zij huiverde opnieuw en het lag Hugh op de lippen haar te zeggen, dat zij zich vergist had en dat er nergens 'n haai te bespeuren was geweest. Maar na den angst, dien hij had uitgestaan dat hij haar ver liezen zou, was de gedachte, dat hij een zeker recht op haar had, als zij in haar waan bleef verkeeren, hem zoo aangenaam, dat hij bleef zwijgen. „Een kus, liefste," bedelde hij. „Heb ik dien nu niet verdiend „Je hebt er al drie genomen zonder te vragen, beste jongen," antwoordde Stance en toen sprong zij vlug op en drong hem de deur uit. Hugh ging verbluft naar boven. Van de „Cycloop" zag hij zijn bemanning terugkeeren en tegelijk verscheen ook Stance op het dek. Zij straalde van vreugde en vertelde de verschrikte bemanning, dat zij haast het slachtoffer zou zijn geworden van een haai, al» meneer Perrv haar niet bijtijds gered had. Hugh werd verlegen onder de geschiedenis, maar geen mensch twijfelde eraan, of er was werkelijk een haai binnengaats ingezwommen. Om een eind te maken aan de consternatie, gaf Hugh bevel te vertrekken. Maar Stance herinnerde zich plotseling, dat zij nog even naar den wal moest. Zij kwam 'n uur later pas weer aan boord terug, stralend van vreugde en blijkbaar innig gelukkig, dat zij het leven behouden had. t^en paar weken later deed de „Vulcan" Calcutta aan. Er lag vliegpost voor 't schipEngelsche kranten en brieven. Daarenboven nog een paar tele grammen. Hugh had niets te wachten en liet alles aan Stance over. Hij brandde van nieuwsgierigheid, op welke wijze er nu een eind zou worden gemaakt aan de verlammende onzekerheid, die hem op den dag van zijn rust en 's nachts van den slaap beroofde. Plotseling verscheen zij zelf. Zij rende de trap op met gevleugelde voeten en kon bijna niet spreken van vreugde. „Lees dit. meneer Perry," stotterde zij, Hugh een „Times" onder den neus houdend van een paar weken oud. Hugh keek en zijn oogen werden groot van ver bijstering. „Een zeldzaam gelukkige en moedige redding," las hjj. „Wij vernemen van Kaap York, gelegen bij Straat Torres, dat mejuffrouw Constance Palmers, de eenige dochter van den bekenden Londenschen reeder Sir William Owen Palmers, een dezer dagen bijna het slachtoffer is geworden van een noodlottig ongeluk. Aan boord van de „Vulcan", waarmee zij op weg is naar huis, bukte zij zich te ver over de reeling heen en viel overboord. Dicht in haar nabij heid speelde een haai en ongetwijfeld zou zij het vraatzuchtige monster ten prooi zijn gevallen, als niet de gezagvoerder van de „Vulcan", de heer Hugh Perry, haar met ware doodsverachting was nage sprongen. Hij wist mejuffrouw Palmers gelukkig nog net buiten het bereik van het monster te houden en smaakte de voldoening, haar en zichzelf te redden. Mejuffrouw Palmers heeft evenmin als de heer Hugh Perry nadeelige gevolgen van dit hachelijk avontuur ondervonden." Hugh keek op. „Wie. wie heeft dat. sta melde hij. „Ik, getelegrafeerd van Kaap York," viel Stance hem leuk in de rede. „En lees nu dit, meneer de doodsverachter Het was een telegram dat zij hem overreikte, afge zonden door Owen Palmers. „Hartelijke en diepgevoelde dank voor de red ding van mijn dochter, onbekende Hugh Perry. Maar was het nu beslist noodig, haar eerst voor mij te behouden, om haar dan weer van me af te nemen? Had het niet met wat minder gekund, voorloopig met een schip bijvoorbeeld Kus haar, Hugh, en breng haar veilig thuis. Dank van je vader." Hugh keek weer op en nu had hij iets verdachts in zijn oogen. „Ik schaam me, Stance," zei hij be droefd. „Ik verdien dien lof en al dat geluk niet. Ikik heb je een bekentenis te doen, lieveling. Er was geen haai, dat vraatzuchtige monster was oen stuk hout." „Ik weet het, beste," zei Stance met een glimlach en zonder de minste schaamte. „Je hoeft je oogen voor mij niet neer te slaan, want ik heb je óók een bekentenis te doen. Drie wel liefst. Ten eerste viel ik niet per ongeluk overboord, ten tweede was ik niet bewusteloos en ten derde kan ik zwemmen als een waterrat en viel er dus niets te redden. We hebben allebei den ouden heer bedrogen. Maar wij zullen hem alles bekennen en als hij je gezien en gesproken heeft, zal hij ons het bedrog vergeven, omdat het dienstig, ja zelfs noodzakelijk was voor mijn geluk. Is je geweten daarmee gerustgesteld „We zullen het anker lichten en naar huis gaan," zei Hugh met een diepen lach. „Maar kom eerst even in de kaartenhut, Stance. Ik heb die opdracht in het telegram van je vader nog uit te voeren

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 5