CONCERTGEBOUWORKEST
op de Qramofoonplaat
Het orkest speelt in uiterste spanning
EEN donkere concertzaal, microfonen, vele en
lange geluidskabels, alle stoelen met dik pa
pier belegd, van de balcons tot op den grond
dikke zware gordijnen, nerveuze opname-
technici, 'n nerveus orkest, witte en roode seinlampen,
'n cacophonie van viool-, cello-enbas-„stem"geluiden;
op 't podium, temidden van 't orkest, 'n kleine,
kalme figuur, Prof. Dr. W. Mengelberg'n paar
tikken met den dirigeerstok op een lessenaar.
stilte.'n kleine handbeweging en een zachte
viooltoon staat als 'n zilveren bloem in de donkere
zaal.
Een tweede viool neemt 't thema over, 't orkest
begeleidt de solisten en de melodie van Bach's con
cert voor twee violen bloeit heerlijk ópen.
Prof. Dr. W. Mengelberg dirigeert
het Concertgebouworkest.
In de controle-kamer wordt de zoo juist opgenomen
wasplaat afgedraaid.
Mengelberg en z'n orkest spelen voor de gramo-
foonplaat. Ergens uit de diepte roept 'n stem „test";
de dirigent geeft z'n laatste raadgevingen 'n wit
lampje brandt: als 't uitgaat en 't roode gaat gloeien
draait de wasplaat en de opname begint, 't Orkest
speelt in uiterste spanning, 't Roode lampje gaat uit,
rustde leider wil de
proefopnaine hooren.
De „Decca"-staf en de
dirigent verdwijnen in de
donkere ingewanden van
't podium. In de controle
kamer wordt de zoo juist
opgenomen wasplaat af
gedraaid. Prof. Mengel
berg en de solisten luiste
ren en maken opmerkin
gen. Nu de definitieve
opname.
De technici hollenlamp -
jes gloeien aan en uit,
de meester tikt met z'n
dirigeerstok op den lesse
naar; stilte.opname.
W. v. d. RANDEN
De stoelen in de donkere
concertzaal zijn met dik
papier belegd.