HET AANZOEK VAN BEN SMITH Cy^Iortimer Heurter: HET schijnsel van de keukenlamp wierp een breede lichtstreep door den tuin en in het donkere laantje. In en rond het huis klonk geen gerucht van leven, doch nauwelijks had de oude klokketoren van Hendon negen uur geslagen, toen heel zachtjes de keukendeur geopend en on middellijk daarop weer gesloten werd. In het licht- vlak van het venster verscheen een rappe schaduw, die het laantje insnelde en onder de hoornen ver vloeide met het dichte duister van den maanloozen avond. Toen klonken er menschelijke geluiden in het laantje. ,,Psss.Bennie, waar zit je I" „Hier, lieveling, ben je daar T" Het gefluister werd gevolgd door het ondefinieer baar geluid van een lang aangehouden kus en eens klaps klonk het zwakke stemmengerucht weer. „En wat zei je pa wel, lieveling „Niet veel, schat. Om zeven uur kwam je brief. Toen hij hem gelezen had, begreep hij natuurlijk direct waar het om ging. Ik moest de kamer even uit, maar ik bleef vanzelfsprekend aan de deur staan luisteren. Nu, en toen hoorde ik wel, dat hij er niet erg mee ingenomen was. Moe wel, hoor. Die zei onmiddellijk, dat zij het wel gedacht had en dat zij je een keurig jongmensch en een heel geschikte partij vond." „Maar je pa, heveling I" „Ja, kijk eens, schat, je moet er niet boos om wor den, maar pa zei, dat je niet de ideaal-schoonzoon was, dien hij zich had gedroomd. Hij vond je nu ja, van niet veel beteekenis. Geen persóónlijk- heid, noemde hij het. Eén van dertien in het dozijn, zei hij tegen moe. Hij had er alle respect voor, dat je zoo'n mooie positie verworven had, maar eh. enfin, je begrijpt wel, hoe hij dat bedoelt. Pa zou nu eenmaal graag iemand als schoonzoon willen hebben, die ergens in uitblonk. Presteerde je nu maar wat in de sport. Of kwam je bijvoorbeeld nog eens voor een of ander in de krant. „Onder de verkeersongelukken klonk het sarcastisch. „O, schat, en wat moet er dan van mij worden trilde het verwijtend door de avondlijke stilte. Het sinister gefluister van het looverdak nam het zachte gerucht op van een zucht en van een snik en daarop vond de eene mond den anderen. Even later klonk het gefluister opnieuw. „Dus wat zou je pa zeggen, lieveling V' „Ik kan het héusch niet raden, schat. Hij ver wacht je natuurlijk morgen om elf uur. Hij heeft moe verzocht te zorgen, dat ze niets omhanden had om dien tijd en mij heeft hij gezegd, dat als jij kwam, ik naar mijn kamer moest gaan en wachten totdat ik geroepen werd." „En wat denkt je moe, dat hij zeggen zal Heb je er nog met haar over gesproken „Eventjes maar. Ze zei dat het een dubbeltje op zijn kant zou zijn. Omdat je geen persóónlijklieid was, begrijp je. Enfin, je weet wel, hoe pa dat be doelt. Iemand, die als hij de heele wereld bereisd heeft en dood in zijn eentje op leeuwen en tijgers en beren gejaagd heeft, en die het record houdt van het grootste aantal geschoten rhinocerossen" er ging een huivering van grondeloos ontzag door het gefluister -„zoo iemand is natuurlijk niet zoo heel gemakkelijk te voldoen met een schoonzoon. Maar hoor eens, lieve jongen, nu moet ik weer naar binnen. Treed morgen maar flink op, zelfbewust, bedoel ik. Dat imponeert hem misschien, hè En als het zoo te pas komt, zeg je maar, dat je 'n paar sportdiploma's of zooiets bezit. Zou je misschien geen klein recordje kunnen verzinnen 't Is maar dat je toont, een persóónlijkheid te zijn, begrijp je „Jawel, ik begrijp je heel goed, je pa wil beslist een held hebben als schoonzoon," klonk het moede loos. „Maar ik geef het hem te doen, hier in Hendon leeuwen en rhinocerossen te schieten. Rhinocerossen vind je alleen maar in Londen en dan zijn ze nog uitgebeend. Ik kan er niets aan doen, maar ik vind dat je pa. Het gefluister werd plotseling afgebroken. Er viel een tweede lichtstreep in het donkere laantje de keukendeur was opengegaan. „Mary.... ben je daar?" vroeg een gedempte vrouwenstem. „Ja, moe, ik kom," klonk het van onder de boomen. Toen volgde een haastig gefluisterd afscheid. „Nu, jongen, doe morgen je best, hoor Je spreekt maar fünk van je af. Dag schat, wel te rusten. „Wel te rusten, lieveling. Zal je me niet vergeten vannacht Wel te rusten lieveling, dag schat De laatste lange kus verstierf in het geritsel van het loover. Toen repte de vlugge schaduw zich terug naar de keuken. De deur ging dicht en het licht werd uitgedaan. En in het nu inktzwarte laantje zocht de heer Ben Smith tastend en met looden schoenen den grooten weg naar het dorp. Zwaar peinzend, hoe hij genade zou kunnen vinden in de oogen van den heer Albert Brown, die in dienst van de Koninklijke Marine heel Afrika had doorkruist, alle zeeën be varen en alle landen bezocht had, die heel alleen een stam menscheneters had uitgeroeid en wiens huis van onder tot boven volgepropt zat met jacht- tropheën, waarvan een doodgewoon mensch de haren te berge rezen bij de beschouwing alleen. En die in den grenzeloozen eerbied van allen iu 't graaf schap stond aangeslagen als een heldenfiguur bij uitnemendheid. IA e heer O'Connor, de waard uit de „Zes Kronen", had dien avond 'n paar bezoekers in zijn herberg, die zijn leven dreigden te verkorten met een stille beroerte van angst. De een heette Pat en was een haveloos uitziende kermisgast, de ander luisterde of luisterde niet net naar hij zin had naar den naam Jack en was een voorwereldlijk groot monster van een beer. Pat zat aan een tafeltje en staarde melancholiek in een leeg whiskyglas en Jack lag ervoor en had zich ineengerold tot een geweldigen harigen bal, waaraan een paar reusachtige klauwen zaten. Pat was erg dorstig en Jack alleen maar hongerig en zij hadden de herberg veroverd met de kennelijke bedoeling, in beide behoeften ruimschoots doch kosteloos te voorzien. Een bedoeling, die den lieer O'Connor, afgezien van de geruischlooze be roerte, ook nog dreigde te doen stikken van ergernis. „Ja, 't is een bar slechte tijd, Micky," keek Pat lodderig van zijn glas op. Het was voor de tiende maal, dat hij het zei en de heer O'Connor vond dus, dat hij geen haast hoefde te maken met het antwoord. „Den heelen dag nog geen stuiver verdiend," ging Pat voort. Ook dit zei hij voor de tiende maal en ook hierop bleef het antwoord uit. „Enfin, morgen beter, geef me er nog maar ééntje, Micky," besloot Pat zijn droevige klacht. Het was het tiende besluit van evenveel droevige klachten en thans achtte de heer O'Connor de gelegenheid gunstig voor een zachtmoedig protest. „Zou je eerst die andere negen niet betalen, broer stelde hij dapper voor. „Betalen bromde Pat. „Ik heb je toch gezegd, dat ik geen stuiver verdiend heb vandaag Jack betaalt, nietwaar, Jack, ouwe jongen Jack gaf er de voorkeur aan, even doof te blijven voor het vermaan als zijn baas en bleef roerloos liggen. „Nu, komt er nog wat van drong Pat onge duldig aan. „Jack, die meneer is boos, omdat je zoo onbeleefd bent. Maak meneer eens gauw je compli ment." In den harigen kolos kwam langzaam beweging. Méér aansporing had de lieer O'Connor niet noodig, om de whiskyflesch te grijpen. „Laat 'm maar slapen, Pat," zei hij angstig. „Ik hou niet van dat soort beleefdheden." „Zooals je wilt, Micky," grinnikte Pat. Hij nam een teugje van zijn glas en even later knersten er voetstappen in het grint voor de herberg. Pat hief waarschuwend zijn vinger op. „Wat heb ik je gezegd, Micky Let eens op mijn woorden Jack betaalt. Toen ging de deur van de herberg open. In de gelagkamer verscheen meneer Ben Smith met een treurig gelaat en oogen vol zwaarmoedig gepeins. „Geef me een glaasje bier, ik heb dorst, meneer O'Connor," verzocht hij, voor de toonbank tredend. „Alsjeblief, meneer," zei Micky en hij schoof hem een boordevol glas toe. Ben Dronk 't half leeg, zette't voor zich neer enliet zijn nadenkenden blik door de gelagkamer dwalen. „Hè, mooie hond is dat," zei hij plotseling, met een blik op den harigen bal. „Ja, aardig hondje, hè, jongeheer grinnikte Pat. „Wat is 't er voor een 'k Kan me niet herinneren, zoo'n beest al eens eer gezien te hebben. Alle men- schen, wat een kolossale knaap Is dat nou een laat 's kijken, hoe heeten ze ook weer „Deze is 'n Ursus Arctos," zei Pat geleerd. „Hij maakt kunstjes zooveel als je wil, jongeheer. Zal ik je eens wat laten zien voor een shilling V' Pat wachtte nooit het antwoord af op een dergelijk edelmoedig aanbod. Hij klokte tweemaal met zijn tong en er kwam opnieuw beweging in de harige massa voor het tafeltje. „Komaan, Jack, maak den jongeheer je compli ment eens." Micky week met een angstig gezicht naar een hoek van de toonbank terug, maar Ben, niet voorbereid op de verrassing, bleef doodgemoedereerd staan, liet volgende oogenblik dacht hij het te besterven van den schrik. De aardige hond identificeerde zich als een monsterachtigen bruinen beer, die zich plotseling op zijn achterzolen verhief en recht op hem toe waggelde. „Hou 'm kreet Ben. „Hij verscheurt me Hij week drie passen terug en de beer volgde hem. Toen botste Ben tegen een tafeltje aan en sprong er resoluut overheen. Jack sprong er bovenop, wierp een leeg glas op den grond en daalde weer af van zijn troon. Toen stak hij een klauw naar Ben uit. Ben gaf een doodschreeuw en trachtte onder een ander tafeltje door naar de deur te schieten. Maar daar had Pat zich opgesteld. Hij lachte, dat de tranen hem over het gezicht rolden „Hij doet je niks, jongeheer," hikte hij. „Jack wil krijgertje spelen, anders niets. Dat kost twee shilling. „Drie krijg je er, als je dat ondier bij je houdt brulde Ben, die nergens kans zag om weg te komen. „Af, Jack 1" commandeerde Pat grinnikend. „Meneer heeft al genoeg gezien, je bent een brave jongen." Jack ging gehoorzaam liggen en Ben probeerde bij te komen van den schrik. Hij veegde het zweet van zijn gezicht, dronk zijn glas leeg en wierp drie shilling op het tafeltje voor Pat. „Jack betaalt, wat heb ik je gezegd, Micky t" grijnsde Pat. „Je hoefde anders lieelemaal niet zoo bang te zijn, jongeheer. Jack is de makste beer van heel Engeland. Op de kermis laat ik de kinderen wel ezeltje rijden op zijn rug." „Is 't waar V' zei Ben, met een akelig vertrokken gezicht. Hij keek schuw naar den harigen kolos, die weer op zijn oude plaats lag en schudde het hoofd eens. „Toch vertrouw ik die beesten nooit. Als hun wilde natuur eens boven komt. „Ha, die heeft Jack nooit gehad, jongeheer. Hij is in 't circus geboren en zijn ouders en grootouders ook. Neen, je kan met 'm doen wat je wilt, maar kwaad zal je 'm niet krijgen." Er trok een diepe denkfrous in Ben's voorhoofd. Toen keek hij nog eens naar Jack. „Is hij werkelijk absoluut ongevaarlijk Absoluut vroeg hij met veel nadruk. „Zoo absoluut als wat," bezwoer Pat. „Wou je 'm koopen, jongeheer Hij is gehoorzaam als 'n kind en je kan er 'n dik belegen boterham mee verdienen. De kunstjes heb ik je in vijf minuten geleerd. En je hoeft maar „hort sik" te zeggen en dan volgt-ie je als een schoothondje." „Hort sik, zeg je vroeg Ben nadenkend. „Jawel, wil je 't eens probeeren, jongeheer I Je kan 'm krijgen voor twintig pond. Een koopje, onder ons gezegd en gezwegen." Ben schudde het hoofd,. „Neen, ik heb niets aan een beer," wees hij het koopje van de hand. „Maar toch heb ik misschien wel iets voor je te verdienen. Lust je 'n borrel Neem 'm dan en laten we daar in het hoekje eens even praten." Glimlachend nam hij plaats en toen hij een kwar tier later met Pat en Jack de „Zes Kronen" verliet, glom zijn gezicht, alsof hij een moeilijk vraagstuk had opgelost.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 4