„U hebt Louis Pasteur natuurlijk goed gekend
„O, ja, mijnheer Zeer goed Ik heb jaren lang
met hem „samengewerkt". Sinds zijn dood dat
is nu al weer veertig jaar geleden heb ik eerst in
verschillende afdeelingen van het instituut gewerkt,
daarna ben ik naar Meissengott teruggegaan en
tenslotte heb ik hier de portiersloge gekregen. Ik
ben portier en concierge en ik heb achter de loge
een aardig appartement, waar ik woon met mijn
vrouw en kinderen."
„U bent dus een gelukkig mensck
„Absoluut En ik behoef u niet te zeggen, dat ik
alles aan monsieur Pasteur dank. Ilij is, om zoo te
zeggen, mijn beschermengel gfeweest. Trouwens,
leest u deze brieven, die hij mij indertijd geschreven
heeft, maar eens."
Tegen den wand
hingen eenige foto
grafische afschriften
van brieven, keurig
ingelijst.
Joseph Meister, het
in 1885 eerst behan
delde en thans nog
levende slachtoffer van
handsdolheid, die op
deze bladzijden een
en ander uit zijn her
inneringen vertelt.
„Beste Joseph," ving de eerste aan, „ik hoop dat
je het goed maakt. Houd me vooral geregeld op
de hoogte omtrent je gezondheid en indien je geen
geld meer hebt voor postzegels, bericht me dan even,
dan zal ik je weer wat sturen."
„Bijzonder aardig," vond ik.
„Zoo heb ik er veertien," zei hij trotsch, „en zooals
hij schreef, zoo sprak hij hartelijk en eenvoudig."
„Herinnert u zich nog iets van de eerste dagen dat
u hier was
„Toen ik behandeld werd 1 Natuurlijk Ik was
eerst erg bang. Maar die angst verdween spoedig
en ik weet niet of u het begrijpen zult maar
het was de prettigste tijd van mijn leven'. De behande
ling deed geen pijn en ik had niets te doen dan te
spelen. En ik heb gespeeld In de tuinen van het
instituut, met de konijnen en de honden en de witte
muizen, die liier steeds zijn om proeven op te nemen.
„U weet natuurlijk, dat ik volkomen genas
maar u weet vermoedelijk niet, dat, gedurende de
tien dagen van mijn behandeling, Pasteur tien jaar
ouder is geworden Dat heeft men mij later verteld
en toen heeft het mij niet eens verwonderd Louis
Pasteur ging namelijk altijd geheel op in zijn werk
(Mi dan, hij was niet slechts geleerde, hij was zoo erg
„niensch". Al het lijden, alle ongerustheid zijner
- "AS1
Louis Pasteur, een der grootste weldoeners der mensch-
heid, op rijperen leeftijd.
patiënten, werden zijn lijden, zijn ongerustheid
Joseph Meister liet mij nog eenige brieven lezen,
i it alle sprak de hartelijke bezorgdheid van den
illustren geleerde voor „zijn kleinen Joseph- De
kleine Joseph, thans een nog krachtige man van bijna
zestig jaar. Vader van gezonde kinderen. En die,
met duizenden anderen, dit alles dankt aan den man,
die zijn leven in dienst gesteld heeft van zijn mede-
inenschen. Die, na een halve eeuw van ononder
broken arbeid en zelfverloochening, eenige (lagen voor
zijn dood tot zijn medewerker en vriend. Dr. Roux,
zei
„Ah qtie de clioses encore a faire 1" (Er is nog zoo
veel te doen 1). liet waren deze woorden, waarmede
Pasteur als het ware afscheid nam van het leven
Y\loorden van spijt zou men ze kunnen noemen,
omdat hij meende, nog niet genoeg gedaan te
hebben in dat leven van ononderbroken arbeid, die
zoo vele en schoone resultaten opleverde.
Op 27 December 1822 werd Louis Pasteur geboren
als zoon van een leerlooier te Dole in deFransehe
Jura. Vader Pasteur liet den jongen Louis scheikunde
studeeren en in 1847 behaalde deze den doctoralen
graad
Aanvankelijk werd Pasteur leeraar aan het Lyceum
te Dijon. doch in 1849 volgde zijn benoeming tot
hoogleeraar in de scheikunde aan de faculteit te
Straatsburg, in 1854 te Rijssel en in 1867 aan de
Sorbonne te Parijs.
Het jaar daarop wordt hij tevens directeur van
het laboratorium voor physiologisehe scheikunde
aan de Ecole Pratique des IIantes Etudes, en liet
is hier, dat hij de lange reeks schoone onderzoekingen
zou doen, waarvan de resultaten lietn wereldberoemd
zouden maken.
Het begint met belangrijke kristallografische
studiën, doch dan houdt hij zich weldra bezig met
alcoholische gistingsverschijnselen, de levensvoor
waarden der gistcellen en bindt den strijd aan met
de aanhangers der leer van de „generation spontaner",
welke beweerden, dat in verschillende dofte stoffen
leven in den vorm van cellen plotseling kon ont
kiemen.
Het is een zware strijd geweest, dien Pasteur
hiertegen heeft moeten voeren, doch zegevierend
is hij daaruit te voorschijn getreden, toen hij kon
aantoonen, dat de lucht kiemendraagster is en vloei-
In 1857 kwam Pasteur aan de Ecole Normale als
administrateur en onder-directeurDaar hij hier geen
professor iras, stond men hem zelfs het kleinste heekje
van het laboratoriumniet toe. Ilij richtte nu in het
nokje van de Ecole Normale, dit kleine laboratorium-
in, waar Pauiin als eerste en Emile Ducldux als
tweede preparateur hem in zijn onderzoekingen hielpen.
stoffen, waarin alle levende wezens gedood waren,
eerst dan weer levende mikroskopische organismen
bevatten, wanneer die vloeistoffen met de lucht in
aanraking waren geweest
Hij toonde aan, dat vloeistoffen, waarin door
verhitting de levende mikroskopisch kleine wezens
gedood waren, na van de lucht te zijn afgesloten,
geen bed erf verschijnselen meer vertoonden.
Zoo komt hij tot de methode van conserveering
van melk. bier, wij11azijn, enz., die wij „pasteuri
seering" noemen en bewijst niet alleen den Fransehen
wijnbouw, den brouwers en azijnmakers, doch der
gelieele mensohheid een onschatbaren dienst.
Wanneer door ziekten onder de zijdewormen
deFransehe zijde-industrie ten onder dreigt te gaan,
doet men een beroep op Pasteur, die, na een grondige
studie van de verschijnselen, voor goed aan dergelijke
epidemieën een einde maakt en de zijdenijverheid
redt.
Daarna houdt de veelzijdige onderzoeker zich
weer bezig met de studie van besmettelijke ziekten
het miltvuur der huisdieren, de kippencholera. e.c.
Aan hem is het te danken, dat de chirurgie de
antisepsis, de asepsis en het isoleeren van zieken
begon toe te passen en daardoor operaties met goed
gevolg kon verrichten, die tot dusver steeds een
doodelijken afloop hadden gehad.
Eindelijk slaagde hij erin, na vijf jaren van onder
zoek. het voorbehoedmiddel tegen hondsdolheid
te vinden en daarmede de kroon op zijn levenswerk
te zetten.
Aan bestrijders heeft het hem niet ontbroken,
doch hij heeft, ondanks alle drukke werkzaamheden,
nog steeds den tijd en den moed en de wilskracht
gevonden, zich met succes tegen hen te verweren
en. te overwinnen.
Wanneer wij dit alles overdenken, dan begrijpen
wij, dat zulk een man bij de nadering van den grooten
vijand, wien hij zoo menig inensclienleven ontnomen
had, doch waartegen de eigen lichaamskrachten
niets meer vermochten, de spijtige woorden sprak
„Nog zóóveel ware er te verrichten 1"