DE RIJKSTE MAN TER WERELD H DE platte kop van een koningscobra, een van de grootste en venijnigste slangen ter wereld, zweefde slechts 'n paar centimeter boven 't hoofd van den slapenden jongen. Vier Indische wijzen sloegen het dreigende serpent met belang stelling gade, maar in stede het te verjagen, trokken ze zich voorzichtig terug en begaven zich terstond naar de behoeftige ouders van het kind met de blijde boodschap, dat hun ongeletterde en schamel gekleede zoon de toekomstige Gaekwar (koning) van Baroda zou zijn. Men gelooft nu algemeen, dat hij de rijkste man ter wereld is. Van de vele staatslieden en prinsen, die naar Engeland togen om Koning George met zijn regeerings- jubileum geluk te wenschen, was hij onge twijfeld de meest opvallende persoonlijk heid, een figuur uit een der sprookjes van Duizend-en-een-Nacht. r\eze Indische vorst heeft kanonnen van massief goud. Hoewel goud voor het gieten van geschut nu juist niet het aangewezen metaal is, zijn deze kanonnen zoo solide, dat ze werkelijk afgevuurd kunnen worden. Hun waarde is veel en veel grooter dan het nieuwste en duurste slagschip van de Britsche vloot. Koning George heeft in z'n paleizen niet zoo'n kostbaar bed als dat van den Gaekwar van Baroda, noch zou hij er kans toe zien het in z'n eigen rijk of waar ter wereld ook te leenen. Van dichtbij bekeken lijkt het een gewoon koperen ledikant, doch de schijn bedriegt het is niet hol en van koper, maar massief en van zuiver goud! In de schatkel ders onder z'n paleis heeft de Gaekwar z'n juweelen en gouden ornamenten opgeslagen in potten en pannen en in zulke hoe veelheden als een ijzer- handelaar nijptangen, ha mers en schroefjes telt in z'n magazijn. Toch is het niet deze rijkdom, die den Gaekwar zoo van de overige In dische vorsten onderscheidt, dan wel de hoogte, waartoe hij het in het maatschappelijk leven ge bracht heeft, nadat hij in z'n jeugd met zulke slechte vooruitzichten begonnen was. Krantenjongens en jongste bedienden in Europa en Amerika hebben zich van niemendal tot million- nairs opgewerkt, zoo dikwijls zelfs dat we er heele- maal niet meer over verbaasd geraken en het als heel gewoon beschouwen, maar in Indië zijn zulke mogelijkheden eenvoudig onbestaanbaar. Het won der geschiedde even meer dan 60 jaar geleden. Een dorpsjongen zat onder z'n geliefden mango boom om zich tegen de verzengende stralen van de middagzon te beschutten. Hij bevond zich buiten de grens van een der kleinste en armste dorpjes van den Indischen staat Baroda, welks grond zoo vrucht baar is, dat het vorstendom het Indische Eden ge noemd wordt, en de vader van den jongen was een der behoeftigste bewoners van dat armzalige dorpje. De jongen wist nauwelijks wat geld was, eenigerlei ontwikkeling bezat hij niet en vrienden of kennissen, die iets voor hem zouden kunnen doen, waren ver Gelijk een sprookje uit Duizend- en-een-Nacht is de loopbaan van den armen herdersjongen, die in z'n slaap door een cobra bewaakt werd en, naar het paleis gevoerd, later tot koning van Baroda werd uitgeroepen. te zoeken. Een knaap die nog slechtere vooruit zichten had dan hij zou niet licht te vinden zijn Zijn taak bestond in 't hoeden van een kleine kudde vee, welke aan zijn familie en nog enkele anderen toebehoorde.Geld I kreeg hij er niet voor hij mocht slechts mee-eten uit den schralen pot en 's nachts werd er '11 plekje op den harden grond van zijns vaders hut ingeruimd, waarop hij z'n moede ledematen kon uitstrekken. Misschien zou hij later wel 'ns trouwen en 'n eigen hut bezitten, doch de mogelijkheid, dat hij een grooter kapitaal dan bijvoorbeeld 100 gulden bij elkaar kon sparen, stond gelijk met een hersenschim. De zon had haar hoogtepunt bereikt en hij kon nu gerust z'n dagelijksche dutje gaan doen. De aan hem toevertrouwde kudde had eveneens het beschut tende bladerendek der boomen gezocht en zou zich in geen geval in de brandende zon wagen. Kalmpjes begon hij aan z'n twaalfuurtje, een homp zwart brood en eenige gedroogde bessen, strekte zich dan uit onder den mango-boom en doezelde langzaam weg. Even voordat hij z'n oogèn sloot, zag hij in de verte vier gestalten den landweg opstrompelen, die voorbij z'11 rustplaats liep, zoodat ze hem 11a verloop van tijd moesten passeeren. Een blik zei hem, dat het reizigers, vreemdelingen waren. Vreem delingen hadden voor hem geen boodschap, boven dien konden ze met hem toch niets beginnen. Het dialect dat hij sprak was voor vreemden maar half V- De platte kop van een konings- cobra trilde zachtjes boven hel hoofd van het argelooze kind.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 6