DE DAME UIT DEN BLAUWEN EXPRESS door CAxel ^Rudolph ff 22 Tin-tang. Tin-tang. Door de open, breede coupé-raampjes drong bet luiden der klok van het station Huei-teng. Toen werden alle geluiden van buiten overstemd door het rollen der raderen, die steeds sneller voortratelden over kruisingen en wissels. Adrian Krinner stond op en deed het lage, breede raampje dicht, maar wendde zich daarbij beleefd - vragend naar den kleinen Japanner in Europeesche kleeding, die al van Peking af tegenover hem zat. ..U hebt toch geen bezwaar „Volstrekt nietDe Japanner maakte een kleine, keurige buiging. ,.'t Waait inderdaad te hard bij zoo'n vaart." Langs den trein vlogen de eindelooze rijstvelden van Honan voort. Nu en dan zag men in de verte de okergele leemen hutten van een Chineeseh dorp, of 'n oud ingebogen dak achter altijd groene struiken. Krinner wendde zijn blik af van het eentonige landschap. Voor de zooveelste maal keek hij in het beleefd glimlachende gezicht van den Japanner. Zacht veerend rolden de groote, moderne wagens voort. Sedert hun vertrek uit Peking had Krinner slechts enkele woorden gewisseld met zijn reisgenoot, den eenige, die met hem in den coupé zat. De Japan ner stond hem niet aan. Hij was den man hartelijk beu. Maar dat lange zwijgen begon hem nu toch te vervelen. Hij bleef kijken naar het gele gezicht met het eeuwige lachje. „De Blauwe Express zei hij spottend. „Die heeft al wat romannetjes en rooversgeschiedenissen in de wereld gebracht In ons land spookt hij door de boeken en door de films en over het tooneel. Treinboeven, spionnage, aanvallen door roover- benden, gestolen diamanten, schoone avonturier sters zoo gaat 't maar doorWaar hélen de menschen 't vandaan We rijden hier even kalm en genoeglijk als in den Zuid-Express van Parijs naar Madrid „Pardon 1" zei de Japanner met minzame hoffelijk heid. „Er is in Europa ook een Blauwe Express, waar men avonturen in beleven kan. Een vriend van me raakte zijn koffer kwijt, toen hij in den Blauwen Trein tusschen Nizza en Ventimiglia zat." Adrian Krinner trok een gezicht. „Schurken zijn er overhl. Maar buiten dat „Pardon," zei de Japanner nog eens. „Ook buiten dat kan men in den Blauwen Express van alles beleven. Er is nog altijd burgeroorlog in dit land vergeet u dat niet. Er trekken links en rechts legers rond, en men weet nooit, of ze door een generaal of door een rooverhoofdman aangevoerd worden." „Daar heb ik niets van gemerkt." Krinner bedwong zijn neiging tot geeuwen en keek het raampje weer uit. „Oók niet in Mandsjoekwo, meneer Krinner t" vroeg de Japanner zacht. Met een ruk wendde de Duitscher het hoofd naai den kleurling, en hij zag hem aan met een korten, scherpen blik. Neen, hij kende hem beslist niet hij had dat kalm-vriendelijke Aziatische gezicht nog nooit gezien. „U.... kent me!" zei hij langzaam. De Japanner lachte een onschuldig lachje. „IJ weet toch nog wel, dat ik bij het nazien van de passen in Peking naast u stond U had uw pas open, en toen heb ik zonder erg uw naam gelezen." „ZooAchterdochtig trok Krinner de wenk brauwen samen. „Maar dat ik pas uit Mandsjoekwo kom, staat niét in mijn pas, zoover ik weet." De Japanner scheen zich niets aan te trekken van de ergernis in zijn stem. Glimlachend boog hij even het hoofd. „Ik maak u mijn compliment, meneer Krinner. U verstaat tenminste, wat er tegen u gezegd wordt. Als u nog even naar me luisteren wilt, kan ik u nog veel meer vertellen. U bent Duitscher, geboren 25 November 1891 te Klais in Beieren, van beroep ingenieur, sedert vijf jaar in dienst bij de Nippon-Yosai-maatschappij voor Telegrafie u hebt eerst in Osaka en in Kobe gewerkt, en de laatste drie maanden in Charhin. U hebt veertien dagen geleden ontslag genomen. „Dus nu hebt u metéén al een avontuurtje in den Blauwen Expressging de Japanner glim lachend voort, toen Krinner hem sprakeloos aan staarde. „Spionnage, is 't niet t Japansche recherche in China Adrian Krinner beantwoordde het lachje niet. Met een donkeren blik keek-hij zijn reisgenoot aan. „Mag ik vragen, waaraan ik de eer te danken heb, onder Japansch toezicht te staan V' Nog steeds glimlachte het gele gezicht. „U staat niet onder toezicht, meneer Krinner. Mag ik zoo vrij zijn, u mijn kaartje te overhandigen?" Verwonderd keek de Duitscher op het stukje karton, dat de Japanner uit een roode portefeuille genomen en hem buigend overhandigd had. Aan den eenen kant stonden met sierlijke trekken Japan sche letters, aan den anderen kant latijnsche letters in steendruk KITSAO YOKUSHIMA Reserve - luitenant Afdeelings-chef aan het Departement van Verkeer, Tokio. „Wij houden een kaart-systeem bij over alle buiten landers in Japanschen dienst," legde Yokushima vriendelijk uit, toen de Duitscher verbaasd opkeek. „Ik heb toevallig het genoegen gehad, zelf de gegevens over u te bewerken. Dus we zijn eigenlijk oude kennissen. Zooals u ziet, is er geen sprake van toe zicht of spionnage, meneer Krinner. Het is alweer een volkomen onschuldig geval. „En op 't oogenblik was mijn eenige bedoeling," ging hij bescheiden voort, „u een heetje over de verveling van den Blauwen Express heen te helpen." „Des te beter." Krinner's gezicht was weer op geklaard. „Maar u was zóó precies op de hoogte daar moest ik wel uit opmaken, dat de Japansche geheime dienst belang in me stelde." „Maar meneer Krinnerzei Yokushima ver wijtend. „Als ik een spion was, had ik mijn wijsheid wel vóór me gehouden „Dat is de vraag nog. Er'kon wel een speciale bedoeling achter zitten." De Japansche ambtenaar schudde het hoofd. „Neen, meneer Krinner. Als ik een geheime agent was, dan wist ik hier in den trein wel andere menschen waar ik op letten kon." Bij deze woorden gingen zijn oogen schijnbaar toevallig naar de deur, die den coupé scheidde van de gang. Onwillekeurig volgde Adrian Krinner dien blik. Daar was zij weer Langzaam liep er een dame door de gang, en even bleef zij voor hun coupé staan zij leunde met haar arm licht op de sponning van het raampje, om minder last te hebben van het schudden van den wagen, en keek vluchtig naar het landschap daarbuiten. Door de glazen deur kon men van terzij duidelijk haar gelaat zien, een bijzonder mooi profiel, met een hoog voorhoofd, dat nog meer uitkwam door het mat blonde, achterovergekamde haar, met 'n krach- tigen rechten neus, een trotsclien mond, een fraai gevormde kin en twee grijze oogen, die ver van elkaar stonden onder lange wimpers. Krinner had haar al een paar maal gezien, 's mor gens bij het ontbijt in den restauratie-wagen en na tafel, toen hij door den wagen wandelde. Men keek haar niet licht voorbij, ook al was men er volstrekt niet op uit, kennis te maken met dames. Haar slanke figuur en haar elegante bewegingen trokken vanzelf reeds de aandacht. De heeren keken haar bewonde rend na, en deden hun best, een blik van haar op te vangen. De kellners bedienden haar met meer attentie dan den voornaamsten mandarijn. De dame echter hield zich, alsof zij van al die blikken en kleine streekjes niets merkte. Zij maakte geen vertoon van zichzelf, al was het onmogelijk, dat zij zich van haar schoonheid niet bewust was zij matigde zich niets aan en stelde geen vragen, noch aan het personeel, noch aan de andere passagiers. Haar jeugd zij kon nauwelijks boven de vijfentwintig zijn werd omsluierd door een zachte droefgeestigheid. Haar oogen schenen het teere, matte grijs van haar elegante reis-costuum te weerspiegelen. Er was een zekere verlegenheid in de oogen van Adrian Krinner, toen hij die weer naar den Japanner wendde. Zij hoefden elkaar niets te ontveinzen. Het zwijgen zei duidelijk genoeg, dat hun beider gedach ten hij de onbekende dame waren. Krinner stak een sigaret op. „Hoort u eens, meneer Yokushima u hebt zooeven een ver bazingwekkende kennis over mijn persoontje ten toon gespreidkunt u me misschien ook zeggen, wie die dame is, die zooeven door de gang liep „Ja zeker, meneer KrinnerZelf ken ik haar niet, maar. Hij stond glimlachend op, deed de deur open en keek de gang in. Een hijna onmerkbaar knipje en onhoorbaar kwam een der Chineesche kellners uit den restauratie-wagen naar hem toe. Krinner hoorde den Japanner in 't Chineeseh een vraag stellen, waarop de bediende aanstonds ant woord gaf. Er volgden nog een paar vragen en ant woorden, toen gleed de kellner onhoorbaar weer weg. „Hij geeft geen fooi," peinsde Krinner, „dus die kellner is óók een van de duizenden Japansche agenten hier in 't land. Dus is 't toch niet heelemaal in orde met dien meneer Yokushima." Meer tijd om na te denken had hij niet. Hij had het lachende gezicht van den Japanner weer voor zich. „De boy heeft bij de controle in Peking haar pas gezien. De dame is een landgenoote van u - een Duitsche „O ja En ze heet 1" „Dat wist de jongen niet, meneer Krinner. Interesseert het u „Och, voor een landgenoote interesseert men zich altijd." Een seconde lang keek Krinner den Japanner scherp aan, maar in diens onbewogen, lachende gezicht was niets te lezen dan vriendelijke beleefdheid. Het gesprek stokte. Yokushima hegon in een Chineeschen reisgids te bladeren, Krinner keek het raampje weer uit. Een poosje later stond hij op en mompelde, dat hij zich eens vertreden wou. Hij slenterde door de gang en keek in 't voorbijgaan, schijnbaar zonder erg, de coupe's in. Het begon al donker te worden. De lampen brandden, en in sommige coupé's had men de gordijntjes reeds dichtgetrokken. De meeste waren echter nog open. Het zou gauw tijd zijn voor het diner in den restauratie-wagen. Er was niets bijzonders te zien de gewone typen van Europeanen, die van Peking naar Shanghai reizen bedaagde Engelsche kooplui, een gorn- kauwende Amerikaan, een Fransche fabrikant met zijn jonge vrouw, een paar Engelsche officieren met weinig dienstjaren, lang en blond, en een paar oudere dames, die druk met de jonge heeren praatten. In den volgenden wagen weer een Amerikaan, die alleen zat, maar natuurlijk alle vier de plaatsen in beslag nam, en er tot nu toe in geslaagd was, alle andere reizigers bij zich vandaan te liypnotiseeren. Verder een paar aanzienlijke Chineezen, die in hun coupé zaten te snateren als eenden. En toen kwam er weer een coupé, die maar één persoon bevatte. Toen Adrian Krinner langs het halfdichte gordijn tje keek, zag hij de onbekende dame rechtop in den coupé staan, groot en slank. Zij hief den arm op naar het hagage-net, om iets tusschen de opeen gestapelde tassclien en dekens vandaan te halen. Op het iets teruggebogen hoofd schemerde het mat- blonde haar als maanlicht. Krinner liep verder den trein door naar den restauratie-wagen, waar de kellners aan 't dekken waren voor het diner. Hij riep een hunner bij zich en gaf den wenscli te kennen, bij het diner aan de zelfde tafel geplaatst te worden als de Duitsche dame.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 22