Carrew ren tHARRY BRENT HAD EEN KANS.... 26 JE krijgt nu nogmaals een kans, Harry Brent," zei directeur Bower op streng vermanenden toon. „Nogmaals een kans, gebruik baar wel. Je zit fatsoenlijk in jekleeren en je uitgaanskas bedraagt twintig pond. Probeer met dat geld iets te beginnen en een eerlijk man te blijven. Het loopt slecht voor je af, als je doorgaat zooals vroeger, 'k Wensch je het beste, goedendag...." Harry Brent zag als in een droom de poort van de Newgate-gevangenis voor zich opengaan. De bewaarder-portier zei hem goedendag, maar dat hoorde hij niet. Wel hoorde hij de poort weer achter zich sluiten en dichtvallen. En daarop bracht het knarsende geluid van deu sleutel hem eensklaps tot H zichzelf. Zijn half toegenepen oogen. die zich twee jaar lang tot tranens toe hadden moegestaard op drie blinde muren en een zwaargetralied venster, gingen wijd open. Nu pas drong het besef goed tot hem door, dat hij vrij was. De gedachte maakte hem dronken van vreugde. Hij was vrij en kon gaan en staan zoo hij wilde. Zijn leven ging niet langer gebukt onder de hardvochtige dwingelandij van strenge reglemen ten. Het behoorde weer aan hemzelf en hij kon het inrichten, zooals hij zelf verkoos. 't Was een heerlijke gewaarwording, dat gevoel weer vrij te zijn. De gevangenis was een veel grooter verschrikking, dan hij had vermoed en de vrijheid begeerlijker dan iets anders ter wereld. Het was een les geweest, die hem heugen zou en waarmee hij vastbesloten was, zijn voordeel te doen. „Nóóit meer zei Harry met een schuwen blik op de getraliede vensters van het sombere gebouw. Toen begon hij te loopen, Old Baley Street, Ludgate Hill, Fleet Street en de Strand. De wereld bloeide open, het leven was een sohoone droom Al voortloopend ging hij zijn plannen nog eens na. Met de oude vriendjes had hij voorgoed afgedaan. Ook met de kraakjes en de oplichterijtjes. Hij zou het nu eens anders gaan probeeren, op de eerlijke manier. Twintig pond was een aardig kapitaaltje, waarmee nog wel iets te beginnen viel. Een fruit- stalletje, of een groentenhal bijvoorbeeld, waarvoor hij royaal in kon koopen. Met zuinigheid en overleg kon hij het nog ver brengen een mooien winkel beginnen, misschien wel grossieren. En wie weet hoeveel schoonere perspectieven zich nog zouden voordoen Fluitend liep Harry de Strand af. Hij stak Charing Cross over en wandelde The Mali af. Doelloos, zoo maar om de vreugde van het wandelen, en om zich te kunnen verlustigen in de gedachte, dat luj gaan kon waar hij wilde. Toen hij den hoek van Buckingham Gate omsloeg schrok hij. Bijna was hij tegen een krantenverkoop ster opgebotst. Op zijn lippen lag een kreet Mary. Maar hij hield hem gelukkig in en veinzend haar niet te zien, trachtte hij achter het krantenstalletje om weg te komen. Doch het meisje had hem reeds gezien en riep hem: Harry Zijn schaamte joeg hem door, doch 'n ander ge voel, dat oneindig veel sterker was, hield hem terug. Onwillig, als met tegenzin, wendde hij zich om. Zij wist natuurlijk alles, alles. Het verslag van de terrechtzitting had in alle bladen gestaan en rechter Wilson had allesbehalve verschoonend over hem geoordeeld. Verwenschte kranten „Dag, Harry, hoe maak je 't Mary strekte met een hartelijk gebaar de hand uit. Zij scheen wat verlegen, maar er was geen spoor van minachting te bespeuren in haar blik, zooals hij had gevreesd. „Dag, Mary, hoe gaat het met jou vroeg hij, traehtend een luchtigen toon aan te slaan. ,,'t Gaat nogal, het kon in elk geval beter," glim lachte Mary. „De tijd is slecht, dat merken wij het beste." Harry knikte 'n beetje stug, hij vond zoo gauw geen woorden, om erop te antwoorden. Hij waagde het, haar vluchtig aan te zien en zag, dat zij mager geworden was. Haar bleek gezichtje, waarvan hij in die twee jaren zoo vaak had gedroomd, droeg een zorgelijken trek en haar kleeren waren afgedra gen. Het maakte hem beroerd en deed het gevoel van beklemming nog toenemen. Het was een heel andere Mary, dan die hij vroeger gekend had. Hij herinnerde zich nog precies, waar en wanneer hij haar voor het laatst gesproken had. Het was hier dicht in de buurt, aan Constitution Hill. Ze hadden een afspraak gemaakt, laat in den avond, omdat de winkel, waar zij werkte, pas om acht uur sloot. Zij was bedrukt, wijl haar pas haar ontslag was aangezegd en hij had getracht haar te bemoedigen, met te zeggen, dat zij wel spoedig iets anders zou vinden. Maar over het andere had hij niet gesproken. De lieve woordjes, waarop zij reeds weken scheen te wachten, waren niet over zijn lippen gekomen. Hoe zou hij ook hebben gedurfd, met dat drukkende besef in zich, dat hij maar een ordinaire dief was Hij kón niet spreken, hoe graag hij ook wilde, en evenmin had hij den moed gehad hun vertrouwelijken omgang te verbreken. Dienzelfden nacht hadden de gebeurtenissen den knoop doorgehakt. Hij had zich dien nacht gewaagd aan zijn eerste gróóte kraak. De politie had hem gesnapt en hij was veroordeeld. En Marv had natuur lijk alles in de krant gelezen en elke gedachte aan hem met verachting uitgebannen. Zóó had hij gedacht in zijn eenzame nachten. En het was bepaald ver bijsterend thans te moeten ervaren, dat zij hem in weerwil van alles toch nog kennen wilde. „Je ziet er goed uit, Harrv heb je werk hernam zij plotseling, toen het zwijgen al te drukkend werd. „Ikneen, maar ik ga aan 't werk," antwoordde hij. „Hoe gelukkig Wat is het voor 'n betrekking Hij hoorde een verheugden klank in haar stem en die deed hem goed. ,.'t Is geen betrekking," glimlachte hij. „Ik ga zaken doen, groenten en fruit of zooiets. Ik weet nog niet goed wat. Heel in 't klein natuurlijk, want veel kapitaal heb ik niet. Maar ik hoop, dat ik spoedig verbeteren kan." „Heerlijk, ik hoop dat het je goed gaat," viel Marv spontaan uit. Weer viel er een verlegen pauze in het gesprek. Hij wou doorloopen en toch had hij den moed niet, zijn hand uit te strekken. Hij wachtte op iets en hij wist niet op wat en om zich een houding te geven bekeek hij haar krantenstalletje, 't Was maar schaars voorzien van dagbladen en de duurdere tijdschriften ontbraken geheel. ,,'t Is niet veel bijzonders, hè t" zei ze met 'n treurig glimlachje. „Ja, om den stal beter in te richten, komt heel wat kijken. Maar ik heb gelukkig geen gebrek en ik mag dus tevreden zijn." Hij voelde, dat zij onwaarheid sprak. Haar uiterlijk kon hem niet bedriegen, haar zorgen waren veel grooter, dan zij wilde doen voorkomen. „Tevreden t" vroeg hij met een vreemden glim lach. „Ja zeker, iets is altijd nog beter dan niets," lachte zij blozend. Op luchtigen toon ging zij voort „O ja, ik zou het wel graag anders willen hebben, hoor. Maar zooals wij het graag wenschen, krijgen we het toch niet. Ik ben al tevreden, als ik geen schuld hoef te maken in dezen tijd." De beklemming begon langzamerhand van hem te wijken en hij vond zelfs den moed haar aan te zien. „Waarom zie je geen kiosk te krijgen van de Spoorwegmaatschappij Dat levert een behoorlijk bestaan op, geloof ik. En als ik me goed herinner, is er nog al eens vraag naar kioskhoudsters." „Ja, alles is waar, wat je zegt. Maar die Spoorweg maatschappij is erg wantrouwend, zie je," begon zij te lachen. „Zij eischt maar liefst vijftien pond als waarborgsom en dat is een heel bedrag. Ik heb al eens geprobeerd het bij elkaar te sparen, maar ik geloof, dat het gemakkelijker is in dezen tijd een betrekking te vinden, dan vijftien pond over te houden. En het eerste reken ik ook tot de onmogelijk heden." „Heb je niets meer kunnen vinden.... al dien tijd vroeg hij haperend. Zij schudde treurig het hoofd. „Zelfs niet als schoonmaakster. En toen ben ik dit maar begonnen, nu al een jaar lang...." Hij trachtte zich voor te stellen, hoeveel teleur stelling, gebrek en wanhoop er in den zucht besloten lag, die op deze woorden volgde. Het kon niet zoo weinig zijn, naar haar uiterlijk te oordeelen. En toch had zij alles dapper verdragen, haar optimistische kijk op haar beroerde omstandigheden bewees het. Toen viel het hem plotseling in, wat een bedrag van vijftien pond voor haar zou beteekenen. Zij kon er een behoorlijke betrekking voor koopen, die haar althans zou behoeden voor gebrek. Zij zou niet meer in weer en wind in de open lucht hoeven te vertoeven, geen laffe complimentjes meer hoeven aanhooren en niet langer haar zelfrespect geweld hoeven aandoen. Het zou 'n verschil zijn als tusschen de gevangenis en de vrijheid, als tusschen de hel en den hemel. Hij keek nogmaals naar haar lijdend gezichtje en de doffe, moegeschreide oogen. Zijn hand tastte naar zijn zak en met een plezierig gevoel liet hij de twee biljetten van tien pond tusschen zijn vingers ritselen. Zij was ermee uit den brand en hij zou er iets moe goed maken van vroeger, toen hij zich eigenlijk tegenover haar gedragen had als 'n schooier, door zich beter voor te doen dan hij was. Zijn eigen plannen en toekomst telden plotseling niet meer mee. In het verborgene van zijn gedachten was een vaag besef, dat het oude spel nu weer begin nen zou 'n kraakje hier en 'n dieverijtje daar. En heel even doorflitste de angst hem voor Newgate. Maar daarop verscheen er een glimlach om zijn lippen. Wat hem nog wachtte in de. toekomst kon nooit zoo erg zijn, als wat zij nu verdroeg. En nooit zou hij de kans meer krijgen haar te helpen, zooals hij het nu kon doen. Met eerlijk verdiend geld, dat zij zonder vrees of schaamte aan zou kunnen nemen. „Luister eens, Marv, ik heb een plannetje," hernam hij opgewekt. „Zou je van mij vijftien of twintig pond willen aannemen Ter leen, bedoel ik. Je kunt ze me later teruggeven, als je 'n spaarpotje gemaakt hebt Hij schoot plotseling in den lach om het verblufte gezicht, dat zij trok. „Ja, ik meen het," zei hij. „Kijk eens, hier zijn twintig pond. Neem ze en tracht een Spoorkiosk te krijgen. Misscliien lukt 't niet dadelijk, maar je houdt wat geld over, om je beurt af te wachten." Zij stak geen hand naar het geld uit en hij stopte het haastig tusschen een stapel kranten. Maar onmiddellijk haalde zij het weer te voorschijn. „Ik vind het heel mooi van je," begon ze, en het was duidelijk aan haar stem te hooren, dat zij diep getroffen was. „Heel mooi, maar ik kan het niet aannemen, Harry. Je kunt onmogelijk zoo rijk zijn, dat je dit missen kunt. Hier, neem het terug, ik wil het niet hebben." Hij begon vroolijk te lachen en weigerde hoofd schuddend het geld terug te nemen. „En ik wil het ook niet hebben. Behoud het, Mary. Als je erop staat, kan je me er later rente voor betalen. Heusch, ik heb genoeg, meer dan ik gebruiken kan." Bij die laatste leugen keek zij hem onderzoekend aan. En jdotseling begreep hij waaraan zij dacht. Hij werd vuurrood en sloeg beschaamd zijn blik neer. ,,'t Is eerlijk verdiend," fluisterde hij. „Je kunt me gelooven, Mary. Eerlijk verdiend, daar ginds. In haar oogen kwam een warm, zacht licht. „Nu weet ik zeker, dat het je eenige is," hernam zij haastig. „Zóóveel kan je daarginds niet verdiend hebben, Harry." „Neem hetneem het tóch drong hij verward aan. „Toe, wees niet kinderachtig," ging hij met een weeke stem voort, ,,'t Is een kans voor je en de hemel weet hoe graag ik je die gun. Ik zou geen rustig oogenblik meer hebben met dat geld in mijn zak, nu ik weet hoe jij er voor zit. Toe, doe me dat plezier nu...." Zijn oogen keken haar smeekend aan en over haar gelaat verspreidde zich een diepe blos. Het kwam hem voor, dat zij plotseling alles begreep dat hij haar zijn eenige kans afstond en dat hij nu niets meer overhield dan de kraakjes en het hope- looze uitzicht op de Newgate-gevangenis. Hij zag haar diep ademhalen en toen werd hij getroffen door de koesterende warmte van haar blik. „Ik kan er niet aan denken, je te berooven van je eenige kans, Harry," hernam zij zacht. „Houd haar voor je zelf en gebruik haar goed. Maar als ik mag, als je me per se gelukkig wilt maken, toe, laat mij dan overal in deelen Harry Brent begon te lachen, 'n diepen, gelukkigen lach, waarvan de voorbijgangers verbaasd opkeken. „Ik geloof dat dit geluk het eenige was, dat aan m'n kans ontbrak, om volkomen gerust te zijn voor de toekomst," antwoordde hij. „Maar neem dan toch den wil voor de daad, liefste. Toe, ik heb al zoo lang gehongerd wil je me achter het stalletje de rente niet even betalen, die je me van die twintig pond schuldig bent

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 26