BORDENWASSCHER GEVRAAGD D Karl Ey: Y/% TWEEDE VERVOLG E ondeugden, die Madame Clairon haar zoo scheutig had aangerekend, bezat zij niet, behalve dan een zekere mate van eergierigheid, welke niemand haar ten kwade kon duiden. Zoo gauw had Gloria den moed evenwel niet op gegeven. Denzelfden middag verscheen ze weer op 't spreekuur van Madame Clairon en haar vlam mende oogen en den vastberaden trek om haar jongen mond verrieden, dat ze het hol van den leeuw pardon, de leeuwin zelf wilde betreden, om de waarzegster tot een schriftelijke bekentenis te dwingen, dat ze zich dien morgen in haar karakter ontleding vergist had, zonder welk document alle toekomstplannen met betrekking tot Mr. Heath en zijn latere drie millioen dollars op niets moesten uitloopen. Gloria kwam, zag en. yerloor Bevend van woede verliet ze het „hol", waarvoor de victorie- kraaiende Madame Clairon iederen dag aan het hotel 40 blanke dollar-schijven op tafel uittelde. Ze had niet alleen geweigerd geen woord van de ver pletterende analyse terug te nemen, maar het jonge meisje, dat haar een raar schepsel genoemd had, bovendien in de meest uitgelezen en krachtigste termen welke de zeer origineele Amerikaansche taal rijk is de deur gewezen, zoodat over den veel ge- roemden Parijschen oorsprong van Madame gerech tigde twijfel kon oprijzen. Overigens was Gloria niet de eenige, die het met haar aan den stok kreeg. Madame Clairon bleek vandaag in een uiterst prikkelbare stemming te zijn. Gloedvolle regels, door lieftallige handen in blakend minnevuur neergeschreven en door twijfe lende aanbidders haar ter beoordeeling voorgelegd, bekoelden onder haar kille beschouwing tot ijskegels: in ieder i-puntje bespeurde ze een verdorven neiging en in ieder e-streepje een specialen aanleg tot een der zeven hoofdzonden. Waarschijnlijk was dit haar wraak voor de be- leediging, welke zij 's morgens aan de ontbijttafel uit Gloria's mond had moeten aanhooren en liet ze de onschuldige briefschrijfsters ervoor boeten. In- tusschen zorgde ze wel, dat ze er niet slechter van werd iedere consultatie kostte het lieve sommetje van 20 dollars. Tijdens de ochtenduren telde ik negentien klanten en in den namiddag een kleine dertig. Dat was geen kwaad zaakje geen wonder dat ze er een eigen gevolg van kon onderhouden. Maar wat erger was, soms vloeiden er heete tranen van ontgoocheling en balden ontnuchterde jonge lingen de vuist over het wreede spel hunner gelieven, weshalve de directie van het hotel reeds denzelfden avond den staf brak over de schriftkundige met den Franschen naam en den woordenrijkdom van een New-Yorksche slopjesbewoonster. Ze werd in onwetendheid gelaten, maar ik kreeg va-n Mr. Bryan de onsympathieke opdracht de hartelooze Donna op de straatkeien te zetten en wel in 'n tijdsbestek van 24 uur. Ik moest mijzelf geweld aandoen om m'n benepen heid voor 't gevaarlijke talent der dame te over winnen en peinsde m'n kop suf hoe ik 't klaar kon spelen om in dit geval drie vliegen in een klap te slaan, namelijk Madame Clairon met een zoet lijntje naar buiten te loodsen, Gloria's geluk te herstellen en uit de geheele affaire een aantrekkelijk artikel voor m'n krant te distilleeren, want per saldo werkte ik niet tot stichting en vermaak van eigen-ik in een der grootste hotels van de wereld of voor het heil mijner tusschentijdsche directie, maar in het belang van m'n krant. Ik moest en zou het vliegentrio op de een of andere wijze verschalken. Gloria was verschrikkelijk ter neer geslagen en ik poogde haar een beetje op te monteren. „Ik twijfel er sterk aan of we Donna Clairon kun nen dwingen haar oordeel over uw karakter te her zien," zei ik vertrouwelijk, „maar ik geloof, dat we uw excentrieken vereerder er langs een anderen weg van kunnen overtuigen dat het met de grapholo- gische begaafdheid der Parijsche dame niet zoo bijzonder gesteld is. Als u morgen nog een keer terug wilt komen, kunt u het bewijs misschien meteen meenemen." Gloria scheen er al even weinig vertrouwen in te hebben als ik, doch toen ze met de woorden „Wan neer u dat gelukt, dan. de lift betrad, ging mij plotseling een licht op, dat mij den eenig mogelijken weg wees. Ik telefoneerde direct met mijn redactie, liet me door een bode een brief brengen, die ik in m'n lessenaar als curiositeit bewaard had, bestu deerde lang en hoopvol het sierlijke schrift en den roerenden inhoud, knipte er vervolgens met 'n scherpe schaar de aanspraak en ondertee- kening af en las nog eenmaal de rebels, welke mij zoo vaak reeds verbaasd hadden. „Geliefde, oh, wanneer je eens wist, hoe ik naar je verlangd heb, hoe mij je beeld in de stille, een zame nachten voor oogen zweeft en mij dan woorden van moed en vertrouwen toefluistert. Wat heb ik aan m'n schoonheid, m'n rijk dom en jeugd, wat baat het mij door alle mannen het hof gemaakt te worden, wanneer geen hunner jouw liefelijk gelaat heeft. Kom, geliefde, a.s. Dinsdag om 8 uur naar onderstaand adres. Een oude vrouw zal u bij den ingang op wachten om u bij mij te brengen. Vertel niemand iets over dezen brief, want onze ontmoeting moet geheim blijven, totdat ik uit je eigen mond de woorden gehoord heb „ik heb je lief". Dan eerst, m'n geliefde, zal zij, die ge nu nog maar nauwelijks kent en die u deze regels met sidderende han den en 'n kloppend hart schrijft, met u de wereld in 't gelaat zien en zullen we samen hand in hand door 't leven gaan. Laat mij niet vergeefs op je wachtenEn houd alles strikt geheim." Ja, deze brief moest de grondslag zijn, waarop Gloria haar drie-millioenen-geluk zou opbouwen, waardoor de hoteldirectie van de hinderlijke aan wezigheid van Madame Clairon bevrijd zou worden en ik ten laatste in een goed blaadje bij m'n chef redacteur zou komen te staan. Met deze gedachten vervuld trok ik een hel blauw huisknechtenpak met gouden knoopen aan en begon den namiddag-dienst bij Joe „IJzeren- vuist" Carnegie, den staalkoning uit Pittsburgh, die zes kamers op de 7de verdieping had gehuurd. In de conferentie-kamer der appartementen van den staalkoning zaten vier heeren om 'n ronde, groene tafel, die zich klaarblijkelijk gruwelijk ver veelden en mijn verschijnen hoewel niet met harte lijke uitroepen dan toch met een zucht van ver lichting begroetten, zeker niet omwille mijner zeld zaam mooie oogen, maar wijl het hei-blauwe uniform hen zekere ververschingen in 't vooruitzicht stelde, waarvan ook de dollar-koningen niet afkeerig zijn. Hun gelaatsuitdrukking scheen de waarheid van de klassieke woorden te bevestigen, die de gouver neur van Zuid-Carolina tijdens een militaire revue tot den gouverneur van Noord-('arolina sprak „It's a long time between drinks." Vrij vertaald wil dat zooveel zeggen als „Tusschen het eerste en laatste slokje wordt veel tijd aan kletsen versleten." Het zachte geklik der ijsbrokjes, de scherpe geur van de Schotsche ^whisky en de barnsteengouden beloften der flesschen deden de stemming ziender- oogen opklaren. „IJzerenvuist" was een oude heer, die zijn dunne, knokige hand inhalig naar een whisky-glas uit strekte, maar z'n knokkelhand onverrichter zake moest terugtrekken, aangezien een plechtige dame in het costuum eener verpleegster uit een der hoeken van de groote kamer bijna ongemerkt naar voren was geschoten, hem het glas met de verwijtende woorden „Tut, tut, Mr. Carnegie, wat moet dat beteekenen t" onder den neus wegnam en er een beker warme amandelmelk voor in de plaats zette. De staalkoning keek haar beduusd aan, wierp een giftigen blik op de heimelijk lachende gasten en spreidde daarna eenige met cijfers bekladde papieren voor zich uit. Nu pas was hij in z'n element. Nu was hij de onbestreden heerscher dezer finan ciers, nu verdween het grijnslachje van de gezichten der anderen en zwaaide hij een uur lang onmee- doogend den schepter. Nu begreep ik eerst, waarom de staalkoning uit Pittsburgh op de beurs en door

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 12