23 witte barbaren Misschien weet ze onze schuil hoeken in de bergen al." Als een vuur laaide de helle opstand verder. Helga Lethus bleef dicht achter Lin-Kwong, en vocht met een gevoel van onwelheid in dat gedrang van smerige, transpireerende, opgewonden menschen. De pokdalige, die zich de leiding had aangematigd, schoof met beide handen de mannen terug. Haat en woede verwrongen zjjn toch al afstootelijk gezicht. „Ze blijft niet hier. En we nemen haar niet meer mee óók, Lin-Kwong! We „Als jullie haar vermoorden, schieten de kanonnen van de witte duivels heel Soei-foe in elkaar, en dan sturen ze jullie vaders en jullie lieele familie naar de bergen der geesten," viel Lin-Kwong hem kalm in de rede. De pokdalige vertrok den mond tot een duivel- sche grijns. „Wie praat er over moorden, Lin-Kwong We zijn ouder en wijzer dan jij We zullen goedmaken, wat jij bedorven hebt. We verkoopen haar als slavin, en 't geld deelen we eerlijk op Dan moeten die honden uit Kanton en die vreemde duivels haar maar zien te vinden. Bij ons is ze niet. Grijpt haargilde hij plotseling. „En dan de bergen in „HaltDe armen, die reeds naar Helga uitge strekt werden, verstijfden opeens op dien snijdenden toon van bevel. Lin-Kwong keek met snelle blikken naar alle kanten. Hij stond daar heel kalm, elegant en onverschillig, klein en tenger, maar in ieder trekje van zijn figuur de commandant, de heerscher over die bende, nu een echte generaal, al was zijn aanstelling niet door Tsjang-kai-Tsjek onderteekend. Zijn rechterhand, met een grooten diamanten ring gesierd, speelde met de bliksemsnel uitgetrokken revolver. „Ik verbied jullie, de dame aan te raken," zei hij rustig, zonder de minste scherpte of opwinding in zijn stem. „Wat er met haar en met de andere blanken gebeurt, is mijn zaak. Ik beveel, en wie me niet gehoorzaamt, dien straf ik onmiddellijk met den dood." De soldaten zwegen, maar in de stilte loerde het oproer, dat iedere seconde los kon breken. Er werden hoofden gebogen, andere gezichten keken hem vol haat aan. In de achterste rijen werd er gewoeld en geroepen. „De auto's voorrijden Proviand en munitie inla den kwam de rustige stem van Lin-Kwong door de stilte. Toen wendde hij zich naar het huis, waar nog en kele soldaten in waren. „Wie in een halve minuut niet buiten is...." Langzaam hief hij zijn revolver. Toen knalde er dof een schot. De loop van een ge weer stak tusschen 'n paar mannen door, die achter Lin-Kwong stonden. De generaal stond een seconde lang roerloos, zijn slanke gestalte scheen zelfs iets grooter te worden. Toen raakte de revolver los uit zijn vingers en viel met een slag op den grond. De hand, die het wapen had vastge houden, viel slap neer. Een vale bleekheid kwam over 't gezicht van Lin-Kwong. Het glimlachje was verstorven, de groote berusting van China werd er als een sluier voorgetrokken. Heel lang zaam, zonder geluid te ge ven, zonk de generaal ineen. „Grijpt zebrulde do pokdalige door de strakke stilte der ontzetting. Voeten liepen over den verslage ue heen. Brutale handen grepen Helga, met vuis ten werd zif in den rug gestompt. Ook de twee Amerikanen werden ge grepen, en de vrouw van den jongsten geleerde werd uit 't huis gesleurd. Onder wild geschreeuw V* sleepte men de vier blanken, die zich nauwelijks verzetten, het plein over. De pokdalige bleef iets achter, om eerst de mooie revolver van Lin-Kwong op te rapen en grijnzend in zijn koppel te steken, eer hij verdere maatregelen nam. De soldaten waren al bezig, de auto's op te laden. Van terzij wrong zich de aangekondigde karavaan door de smalle straten. Halzen van kameelen wiegel den tusschen zware pakken, muildieren hinnikten schelom een draagstoel, met gordijnen afgesloten, verdrongen zich mannen in dik-gewatteerde mantels, met de handen in de wijde mouwen. Magere, dweep zieke gezichten mompelden eentonig het eeuwig heilige „Om mane padme hoem". Schreeuwend sleurden de moordenaars van Lin- Kwong de vreemde duivels over het plein. Niemand lette op Tsi-Loe, de Zachte Papaver bloesem, die op den drempel van het huis stond en met oogen, donker van haat, een lachje van leedvermaak om de volle, roodgeverfde lippen, de blanke vrouw nakeek. VIERDE HOOFDSTUK CA F,EFT u mij dien koffer maar, sir!" J Verbaasd bekeek Adrian Krinner den man, die met rustige hand naar den koffer greep, onder wijl met elleboog en voeten de koelies op 'n afstand houdend, die als een zwerm vliegen op de passagiers van de boot afkwamen. Onwillekeurig liet Krinner's hand los tot nu toe had hij die krampachtig om 't handvat van zijn koffer gehouden, om bestand te zijn tegen den storm van snaterende, smerige koehes. Die man was een blanke Wel was zijn linnen pak smerig, verkreukt en verwaarloosd, zoodat het er niet veel beter uitzag dan de lompen der koehes, maar toch was het onmiskenbaar blank, dat gebruind gezicht, even vuil van stof en zweet als de gezichten der Chineesche lastdragers. In dit gezicht echter stonden een paar groote, blauwe oogen, die on mogelijk aan een zoon van het Hemelsche Rijk konden toebehooren. De man was beslist een Europe aan. Krinner fronste het voorhoofd, terwijl hij zijn koffer aan den onbekende gaf. Een blanke onder de koelies 1 Hij was al lang genoeg in Oost-Azië, om dat aan te voelen als een schande. Was er hier dan geen consulaat Geen politie agent, die den man bij zijn kraag nam en hem bracht, waar hij hoorde f Toen zij naast elkaar de lange, steile trap beklom men, welker uitgesleten treden van de rivier naar de stad voerden, bleef de drager van den koffer op één der treden eenige seconden staan om adem te scheppen. Blijkbaar was hij aan dit werk niet gewend. En terwijl hij zich het zweet van het voorhoofd wischte, stiet hij halfluid 'n gemoedelijken Duitschen kreet uit. Nu werd het Krinner te machtig. Hij greep den man bij zijn open halsboord en schudde hem ruw door elkaar. „Zoo, ben je nog Duitscher ook f Hoe kom je er dan toe, koeliewerk te verrichten „No money, sir zei de onbekende. Toen kwam er een breede lach over zijn gezicht. „U bent zeker Duitscher 1 Ik ben 't maar half. De andere helft is Amerikaansch. U neemt me niet kwalijk, dat ik een beetje lui ben Ik heb vandaag al zooveel geploeterd, 't Is leelijk concurreeren tegen die koelies." „Ik vraag, hoe u bij die lui komtKrinner bekeek den man oplettend van het hoofd tot de voeten. „U ziet er niet uit als een groentje in dit stuk van de wereld. Een blanke, die aan den grond zit, gaat naar 't consulaat of vraagt hulp aan een anderen blanke, maar hij vergooit zich niet door koelie te worden „Zeer juist opgemerkt, meneer De pakjesdrager lachte droefgeestig. „Als een mensch maar altijd kon, zooals hij wou 't Is me tegengeloopen. Ik ben al haast dood geweest. Ik was hier met familie, maar die is op 't oogenblik op reis. We woonden bij iemand in, maar dat huis is leeggeplunderd en half verwoest. Verder woont er hier nog een Portugees, maar die komt dag of nacht de opium-kroeg van Weng niet uit. Ik had geen zin, om te verhongeren, en ik moet reisgeld bij elkaar zien te krijgen, dus. Hij nam den zwaren koffer weer op zijn schouder. „Nu komt u," ging hij voort, „en u zou raar kijken, als ik u zoo maar ineens om een paar duizend dollar vroeg. Waar wóu u heen! Naar zijne gele excellentie, den commandant Of naar 't hotel t" „Voorloopig naar 't hotel." Krinner dacht na, terwijl zij verder klommen, en sprak zijn metgezel opeens weer aan. „Woont u hier al lang Ik bedoel ként u Soei-foe Vervolg op pagina 34 „Nu zitten we in de knel."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 23