IN DEN WINTER Leo H. C^Cason 28 ASPERGES DE eerste hofmeester op de Miramar, snel trein der zeeën, drie dagen op thuisreis van Le Havre naar New York, haalde dieper adem van opluchting en stak een sigaar aan. Hij was klaar met zijn boekhouding over de voorraden, die hij te Havre had ingeslagen, en hij hoefde pas morgen, in New York, te gaan rekenen over de nieuwe voorraden, die hij aan boord moest nemen. Vandaag had hij 't kalm. Hij blies genoeg lijk een rookwolk uit, terwijl hij zijn hut rond keek, die keurig was ingericht en versierd met portretten van beroemdheden, die al eens met hem waren overgestoken. ,,'t Lukt me best, zou ik zoo zeggen," sprak hij zichzelf luidop toe. Er kwam een korte klop op de deur de eerste hofmeester stond op de kapitein van de Miramar trad binnen. „Blijf zitten," zei de kapitein „niets bijzonders. Ik heb net mijn ochtendronde gemaakt. Ik heb tegen Collins gezegd, dat hij die kellners een beetje harder moet laten voortmaken met opruimen. Er zwerven overal vuile servetten. En geef dien gym- nastiek-meester eens een uitbrander, wil je Die denkt, dat hij passagier is. Hij moet in de gym- nastiek-zaal zijn, en niet in 't rooksalon." De ka pitein stak de hand in den binnenzak en haalde er een brief uit. Hij keek dien in. „Wat ik zeggen wou," hernam hij, „ken je mis schien een passagier, die Marcus Dewey heet „Of ik dien ken zei de hofmeester met een uit haal. „Nou, 6f ik dien ken En zijn vrouw ook. Ze hebben die suite op 't B-dek.... Ja, meneer, ze waren op 't A-dek ingedeeld, maar dat beviel meneer Dewey niet. Hij vond 't er te warm. Toen heb ik ze naar stuurboord gezet, maar daar was 't te koud. Toen hebben we ze een suite op 't A-dek gegeven, om ze zoet te houden, en toen kwam meneer Dewey hier blaffen, dat ze te hoog boven de waterlinie waren daar werd mevrouw duizelig van. Nu zijn ze op 't B-dek, tot hij wéér begint te sputteren „Ik krijg hier een boodschap, dat we 't schip voor hem ondersteboven moeten zetten, als hij 't graag heeft," zei de kapitein. „Ik weet 't, meneer. Ik heb er ook zoo een ge kregen. Ik doe mijn best, maar hij heeft tot nu toe nog iederen maaltijd aan een andere tafel gezeten. Hij kan ze helaas niet allemaal afwerken daar duurt de reis niet lang genoeg voor. Straks vraagt hij nog, of we wat langer willen varen. Wie weet speelt hij op, omdat we in New York aanleggen en niet in Philadelphia „Wie wéét waar we terecht komen," zei de kapi tein nuchter, ,,'t Publiek gerieven is op deze lijn nummer één. Ik heb zoo'n idee, dat we storm krij gen. Zorg maar, dat meneer Dewey tevreden is." „Storm? Hoe zijn de radio-berichten Er is toch.." De hofmeester maakte een wuivende handbeweging naar den kant der patrijspoort, waardoor een wolke- looze hemel en een zachtpaarse zee zichtbaar waren. „Nee, 't weer vooruit is best ik bedoel storm voor ons. Pas maar op, dat Dewey niet aan de maat schappij schrijft, dat hij 't slecht gehad heeft hier aan boord. Ik heb nog geen een billijke klacht ge had, zoolang ik de Miramar heb. Je doet je best maar. Tot ziens Toen de kapitein weg was, rookte de eerste hof meester plechtig aan zijn sigaar toen trok hij den plattegrond van de eetzaal naar zich toe. „Als 23 hem niet bevalt," mompelde hij, „kan ik 't met 4 probeeren, onder de galerij. Daar zitten een paar heeren, die er lak aan hebben, waar ze zitten. Of misschien ook niet. Als ze mopperen, dat ze verplaatst worden. hm-m. 38 Da's van die oude dame, die nog geen een keer aan tafel ge weest is. Maar als ik haar tafelaan Dewey geef, komt ze natuurlijk zóó, wees maar niet bang. Enfin, mis schien is hij nu met zijn plaats tevreden. Bin nen Die laatste uitroep was het antwoord op een be scheiden tikje aan de deur. Er kwam een jonge man binnen met een witte muts in de hand, een scherpe vouw in zijn schitterend witte broek, een smetteloos wit jasje koks-uniform, onberispelijk helder van top tot teen. „0 bromde eenigszins verbaasd de hofmeester. „Je eh hoe heet je „Mac Kinnon, meneer." „Mac Kinnon. O ja, je bent assistent-vleeschkok, is 't nietIk meende je al te herkennen. Wat is er f Permissie van den chef om bij me te komen „Ja, meneerzei Mac Kinnon. Hij slikte. Hij scheen een beetje van zijn stuk te zijn geraakt door de ervaring, dat de eerste hofmeester hem niet eens kende maar ja, als iemand een goeie vijfhonderd koks en kellners en linnenjuffrouwen en piccolo's en drukkers en bloemisten en dek-stewards en kappers en slagers en bakkers onder zich heeft, is 't hem wel te vergeven, als hem een paar namen ontschoten zijn. „Nu, zeg 't maar „Ik ben hier nu drie jaar aan boord, meneer. Sinds ik in dienst kwam. Nooit aanmerking gehad en nooit dienst gemist. Ik ben vermeerdering van gezin te wachten, meneer, maar ik verdien als assistent-vleeschkok niet genoeg, om nog meer mon den open te houden, 't Is voor twee al 'n toer genoeg. We krijgen in de keuken nooit fooien, meneer." „Dat weet ik wel," knorde de hofmeester. „Dat weet ik. Dus verder „Misschien wilt u me aanbevelen voor eersten kok, vleesch of visch. Ik heb allebei gedaan, meneer. Ik heb gehoord, dat Duffy en Terhune allebei over worden geplaatst, op die nieuwe boot van de plei- ziervaart. Als u me aan wilt bevelen, kan ik voor de volgende uitreis als eerste kok aanmonsteren." „Spreek je Fransch en Duitsch „Nee, meneer. „Als je die twee talen niet spreekt, kun je geen eerste kok worden. De eerste koks moeten de buiten- landsehe inspecteurs rondleiden en ze moeten wel eens in Havre of Hamburg mee aan wal, om den chef te helpen inkoopen. Dat weet je toch zeker „Ja, meneer. Maar ik zou 't kunnen leeren. Ik ken al van een heeleboel dingen de namen. Aardappels heeten pommes de terre in 't Fransch en Kartojjel in 't Duitsch." „Jawel, en hoe zou je zeggen, dat je vierentwintig duizend kilo wou koopen, eerste kwaliteit, den vol genden morgen om negen uur in zakken afgeleverd aan boord van de Miramar t" „Dat zou ik niet weten, meneer maar ik zou ook nooit vierentwintig duizend kilo aardappelen hoeven koopen. Zulke hoeveelheden bestelt u per radio, voor we binnenloopen." „Zoo," zei de eerste hofmeester. „Weet je, wat tournedos Rossini is „Nee, meneer. Dat staat niet op 't menu. Hebben we nog nooit klaar hoeven maken, meneer." „O. Zie je Natuurlijk staat 't niet op 't menu. Maar als een passagier 't nu eens bestelde, en jij moest 't, als eerste vleeschkok, klaarmaken Wou je dan aan dien meneer laten zeggen, dat je er nog nooit van gehoord had Mooi scliip zou dat zijn Weet je, wat die passagier tegen mij zeggen zou „Een vleeschkok, die nog nooit van tournedos Ros sini gehoord heeftEn jullie maken zoo'n reclame met jullie service Nee, jongen, nee blijf jij nog maar 'n paar jaartjes assistent. Leer onderwijl Fransch en Duitsch er staan er genoeg in de keu ken, die allebei spreken." Bedrukt verliet de assistent-vleeschkok, Mac Kinnon, de hut. De eerste hofmeester trok vroolijk aan zijn sigaar, maakte een aanteekening op een blocnote, gaf zich toen over aan zijn gepeinzen, waarbij hij nu en dan tevreden lachte. Met het middaguur werden de passagiers door scheepsroepers en gong aan tafel geroepen. Terwijl de passagiers beneden kwamen, begonnen de kell ners, in de groote keukens midscheeps, hun optocht naar de lange aluminium tafels, waar de soepen stonden, ieder met een naambordje Madrilene, Borsch, Cape Cod Clam Chowder, Purée de Pois enzoovoorts. Mac Kinnon stond met een vork in de hand op zijn plaats voor het braad-rooster, aan 't eind van het lange dubbele, electrische fornuis. Hij trok een boos gezicht. „Die uilskuikensmopperde hij, naar de rij kellners kijkend. „Die hoeven alleen maar Engelscli te kennen. Een passagier bestelt wat, en zij hoeven 't bordje maar op te zoeken, waar die naam op staat, en dan grijpen ze maar, wat er onder staat. Als ik niet getrouwd was, en bijna vader, gooide ik eens 'n keer schuurzand en benzine in zoo'n kom. Ik wil wed den, dat de een of andere kellner 't opdiende D uur goed, MacKinnon? Heb je al bestellingen?" Het was de chef, de groote Glonnigal dertig jaren voer hij onder Amerikaansche vlag bij den passagiersdienst op den Atlantischen Oceaan. „Nog niet, chef," zei MacKinnon neerslachtig. „Hoe is 't gegaan vanmorgen vroeg de chef. „Hij wou me niet voordragen. Ik moest Fransch en Duitsch kunnen spreken, zei hij. Anders deugde ik niet voor eersten kok." „Ja," zei Glonnigal „daar was ik al bang voor. Ik ken óók geen van tweeën, zie je daarom moeten mijn menschen 't wèl kunnen. Ik moet mannetjes hebben, die uit 't land komen, waar dat kostje uit is gevonden, dat hij klaar moet maken maar hij moet 't zóó klaarmaken, dat 't mij smaakt snap je want als 't m ij smaakt, zal 't een anderen Amerikaan ook wel smaken. Ik heb zelf een Ameri kaansche maag. Maar als wij tweeën, Amerikanen zijnde, een muis poleyac probeerden klaar te inaken, of pray sally wat precies 't zelfde is, alleen is 't eene van 't lam en 't andere van 't schaap dan zou je eens zién, wat we er van terecht brachten „Terhune is toch ook Amerikaan „Jawel, maar die is onder den oorlog met een Fransch meisje getrouwd. Daardoor wéét ie 't. We hebben een passagier aan boord, die altijd wat bijzonders heeft en altijd moppert. Hij ging naar den hofmeester en bestelde lournedos Rossini voor 't diner. De hofmeester had er nog nooit van gehoord. Toen kwam hij bij mij. Ik had er ook nog nooit van gehoord. Ik wist wèl, wat een tournedos was, dat spreekt vanzelf, maar Rossini Ik vroeg of Terhune 't wist. „Zeker," zei hij, „da's 'n lap ossehaas met 'n schijf foie gras er op." Ik heb 't aan den hofmeester gezegd, en die vond 't zoo leuk, dat hij 't op 't menu wou zetten." „Twee Engelsche lamsriep een kellner, die langs kwam om zijn soep te halen. MacKinnon nam twee coteletten van een schaalhandig draaide hij ze stuk voor stuk om een nier hij stak er een vleeschpen in en legde ze beide zachtjes op het rooster. „En komt 't nou op 't menu vroeg hij. „Nee," zei de chef, „want ik was er tegen. We hebben driehonderd-tien eerste-klas-passagiers aan boord. Haas hebben we genoeg, maar joie gras niet. Éénmaal rond zou nog kunnen, maar als iemand een tweede portie vroeg, hadden we die niet eens. Ik reken nooit op twee maaltijden met joie gras op één reis. Met kapiteins-diner willen we poulet périgordine geven da's gebraden kuiken met versche truffels en foie gros-vulling. Als dat Rossini - geval er in ging, moesten we 't op 't kapiteins diner bekrimpen. Dat dee ik niet, zei ik. 't Is hier in de keuken net als in den oorlog, MacKinnon. Ieder mannetje aan 't front heeft zeven man achter zich. Voor iederen pieper, ieder uitje, iedere portie ergens van, fazant of visch of Fleischkase, die de eetzaal ingaat, zijn er zeven in reserve. Anders gaat 't niet naar binnen. Ik wil 't niet anders hebben." „Gebraden piepkuikenbestelde een kellner. „Ik moest zeggen, dat 't voor meneer Dewey was, zei de tweede hofmeester." „Voor mekaar," antwoordde MacKinnonhij koos het mooiste kuiken, dat hij vinden kon, en boterde het rooster. „Da's die knaap, waar ik 't net over had," zei de chef achter zijn hand. „Moet je dien Hamie rosbief zien snijden Dat kan zoo niet naar binnen Weg was de chefzijn stem ging onder in 't

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 28