VOOR HET KLEINE G GRUT VOOR DEN BENJAMIN v lets over kinderkleedint 38 OEDE kinderklee- ding moet aan voorwaar den voldoen. Zij moet zijn eenvoudig, praetisch, smaakvol en nogmaals eenvoudig, waaruit wij dus zien, dat van eenvoud de helft van het welslagen afhangt. Kinderen, gestoken in te lange of te bewerkelijke kleeren, zien er uit als oude mannetjes en oude vrouwtjes. Een boerenvrouw zeide eens van een overladen jurkje vol strikken en kwikken, strookjes, plooisel- tjes en galonnetjes kan 't. erbie, doe 't erbie, hangt 't er aörs mit 'n draodjen bie En daaraan moeten wij steeds denken als wij zulke arme, opgedirkte schapen zien, waarvan het jolig blije, echt kinderlijke geheel schuil gaat onder een opschik, die niet past voor een kind. Wij hoeven niet lang te zoeken wat wij zullen nemen voor ons kind. Er is zoo'n verscheidenheid van goedkoope, fleu rige, waschbare stofjes, dat wij nooit ver mis zullen zijn met onze keuze, als wij ons bij de kinder lijke dessins houden. Wat zijn kinderlijke dessins Kleine ruitjes en blokjes, kleine bloempjes, fijne streepjes, moesjes en alle effen, lichte kleuren. Voor kleuters zullen wij bij voorkeur geen zwart, noch donkerrood of paars kiezen, noch moezen-als-rijksdaalders of grootbloemige patronen in geel-groen-witte of grijs-rood-zwarte dessins. De arme stumperds zouden er uitzien of ze gekleed waren in behangsel-overschotjes Het jongens-kielpakje (van 24 jaar) van onze afbeelding is gedacht van matblauwe zefir met een fijn korenblauw ruitje. De garneering bestaat uit twee opgeknoopte wit piqué banden en dito man chetjes. Het hoedmodelletje is een practische vorm (zoo wel in linnen, stroo als vilt verkrijgbaar), bijna een standaardvorm die welhaast ieder kind kleedt. Met dit model en een alpino-muts hebben de schelmen wat hoofdbedekking betreft niets meer noodig, al gaan zij zes weken met vacantie uit Aardig en simpel is ook het kleine meisjesjurkje van licht gebloemde cretonne met de ingestreken plissé plooien en het gladde witte linnen kraagje. Het kan zoowel met als zonder ceintuurtje worden gedragen. OOR het wollen babyjasje, leeftijd 1 a 1 V2 jaar, hebben wij ongeveer 100 gram 4 draads wol noodig in lichtblauw, rose of wit en een paar breipennen No. 3. Het wordt begonnen op een opzetsel van 31 steken. Hierop 8 toeren tricot- steek 1 pen recht, 1 pen averecht. Daarna 6 steken tricot- steek voor den rand en 25 steken rijststeek (1 recht, 1 aver, met verspringen). Aldus breit men 50 toe ren (met inbegrip van de eerste 8 toeren). Vervolgens aan de zijde van het mouwtje 41 steken bij opzetten. Nu breit men over 72 steken en wel 6 steken tricotsteek voor de revers, 58 steken rijststeek en aan het uiteinde van het mouwtje wederom 6 steken tricotsteek voor het manchetje. Aldus 27 toeren 16 cm. RUG di O o 3 MOUW j 17 cm. 12c m. MOUW 5 1 p 17cm. VOOR PAND 3 15* cm. 13* cm. afgekant. De overige, steken worden op een groote veiligheidsspeld vereenigd. Het tweede voorpand wordt tegenovergesteld gelijk gebreid. N>i worden 28 steken voor den achterkant van de halsopening bij opgezet en alle steken op 1 pen vereenigd. Men breit nu over 144 steken en wel 27 toeren (de eerste en de laat ste 6 steken in tricotsteek voor de manchetjes). Na den 27en toer de eerste en de laatste 41 steken afkanten, daar de mouw tjes nu klaar zijn. De overblijvende 62 ste ken worden 42 toeren in rijststeek verder gebreid. Dit vormt den rug. Eindigen met 8 toeren tricot steek. Afkanten. Mouw-en zijnaden dichtnaaien. Omhaken met een toer vasten met witte waschzijde. Tenslotte ornge- Aan de zijde van den hals worden nu 14 steken haakte knoopjes en lusjes aanzetten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 38