A m. m m ZIJ WERKEN ZICH NIET WARM! '*"V .wUfff Eskimo's de meest luie vertegenwoordigers van het menschdom VOLGENS de alge meen geldende opvatting zouden de luiste men- schen wonen in de stre ken, die gezegend zijn 4 met een tropisch klimaat. i toon, waarop Peter Freu- de ontberingen in de Noordelijke streken lang niet meer zoo zwaar als wel wordt gedacht en verteld." Ondanks den luchtigen Meestal hangt daar een overvloed van voedsel zoo maar voor het plukken, terwijl de verdere levensomstandigheden dusdanig zijn, dat men zich niet druk behoeft te maken met werken. Volgens Kapitein Peter Freuehen is juist het tegenovergestelde van deze meening waar. Deze Deensclie ontdekkingsreiziger is er van overtuigd, dat het ras met de minste energie en de minste eerzucht in een buitengewoon koud klimaat woont. Hij bedoelt de Eskimo's, die, wanneer ze niet werken, moeten verhongeren en desondanks dikwijls nalaten maatregelen te nemen voor tijden van ge brek. Het gevolg hiervan is, dat ze, door hun afkeer van arbeid, dan ook werkelijk meermalen op het punt staan van honger om te komen. Kapitein Freuehen iemand, die zeer veel avon turen heeft beleefd is onlangs teruggekeerd van zijn laatste verblijf in de Poolstreken. Uit den aard der zaak weet hij veel te vertellen over zijn ontdek kingsreizen, maar het eigenaardige hiervan is, dat dit „tijdverdrijf" door hem aanzienlijk wordt be roofd van de geheimzinnige glorie en het gevaar, die er, naar iedereen meende, mee waren verbonden. In een lezing, die de Kapitein schrijver van het boek „Eskimo's" kortelings in Montreal hield, liet hij een geheel nieuw licht schijnen op onder zoekingen en ontdekkingen. Bij den aanvang van zijn voordracht toonde Freuehen, die door zijn forsche gestalte en zwaren baard indruk maakt, door middel van projectie een kenmerkend voorbeeld van een Noordpoolavontuur. „Dat zou bij de toe schouwers wel in den smaak vallen," merkte hij op. Het was een tafereel, waarin een slede in een gevaar lijken toestand over den rand van een ijsspleet hing. Daarnaast kroop de koene figuur van Kapitein Freuehen. Boven den gapenden afgrond zweefde zijn leven aan een zijden draad en volgens het beeld moest hij zich blijkbaar in de klauwen des doods hebben bevonden. „Dat is nu een voorbeeld van een avontuur, dat een ontdekkingsreiziger behoort te beleven," zei de Kapitein. „Een plaat, zooals wij ze u altijd laten zien. En daar móéten we wel mee in de beschaafde wereld terugkeeren om onze reputatie te handhaven en te zorgen,, dat .ieder ander blij is veilig thuis te zijn gebleven. Maar nadat ik hiervoor had geposeerd, sleepte ik de slede bij den rand van den afgrond vandaan, liep enkele meters verder en stak daar de ijsmassa zonder veel moeite over. Het is een klein kunstje om met dergelijke platen thuis te komen. In werkelijkheid echter zijn in dezen tijd van vlieg tuigen en andere wetenschappelijke verbeteringen, waarvan de ontdekkingsreiziger zich kan bedienen, chen over zijn avonturen spreekt, kunnen we toch wel aannemen, dat hij heel wat heeft beleefd. Eenige jaren geleden onderzocht hij met Knud Rasmussen 'n groot gedeelte van 't Hud son Baai-gebied. In 1928 ging hij naar de Russische Poolstreek en nam ook deel aan het zoeken naar Amundsen, die spoorloos was verdwenen bij zijn pogingen om den Italiaanschen ontdekkingsreiziger Nobile te helpen. Zoo maakte hij kort geleden nog eenige „uitstapjes" naar Groenland en Alaska. In de kringen der ontdekkingsreizigers, waar men waarschijnlijk wel niet erg te spreken zal zijn over de manier, waarop hij het vak „naar beneden haalt", wordt hij desondanks beschouwd als een der beste hedendaagsche kenners van het leven der Eskimo's. Dit volk heeft Freuchen's grootste belang stelling hij kent het door en door en weet meer over Eskimo-zeden en -gewoonten te vertellen dan welke andere reiziger der Noordelijke streken ook. r\e geboren Eskimo is de luiste kerel, die er op Gods aardbodem rondloopt," was 't eerste ant woord van Kapitein Freuehen, toen men hem naar dit volk vroeg. En ter illustratie van zijn meening vertelde hij, hoe hij op een goeden keer 'n groep van deze menschen verheugd had zien afstormen op den geweldigen romp van een walvisch, die in de nabijheid van hun nederzetting was aangespoeld. De omvang van het beest kon hun een voedselvoor raad bezorgen, waaraan ze den geheelen winter genoeg hadden. Hij verwachtte dan ook, dat ze het dier in stukken zouden snijden om het vleesch als winter voorraad te kunnen opslaan. Maar tot zijn groote verbazing haalden ze alleen groote hompen uit de zijde van het zoogdier en deden zich op de plaats zelf te goed aan het walvischspek. Hierop gingen ze liggen uitrusten van het eten En toen ze eenigszins van hun geweldigen maaltijd waren bekomen, wandelden ze doodleuk huiswaarts. De Kapitein vroeg hun waarom ze geen voorraad vleesch meenamen. En hun antwoord luidde, dat ze op dat oogenblik te moe waren en den dag daarna wel zouden terugkomen. Den volgenden dag was de walvisch echter weer door de zee weggespoeld. Bij een andere gelegenheid bleef Kapitein Freuehen langen tijd de gast van een dikken, gemoedelijken Eskimo. De winter was op til, maar zijn vriend maak te geen aanstalten om wintervoorraad in te slaan. Freuehen wees hem hier op en zei, dat hij niet beter kon doen dan zoo spoedig mogelijk op j acht te gaan, als hij er tenminste nog prijs op stelde den komenden winter te overleven. De Eskimo dacht daar echter niet aan. Freuehen was zijn gast en hij wilde niets anders dan thuis blijven om zich met hem te onder houden. Drie maanden later, toen de ontdekkings reiziger terugkeerde om zijn vriend nog eens te be zoeken, kende hij hem niet meer terug. De Eskimo was vermagerd en ingeschrompeld tot '"'i' wandelend geraamte. Volgens Freuehen wordt onder de Eskimo s een kleine neus als een maatstaf voor uiterlijke schoon heid beschouwd. Het meisje met den kleinsten neus is de dorpsschoone en bij de jonge mannen het meeste in trek. In een nederzetting, die hij bezocht, was een Eskimo-meisje, wier vader best een blanke had kunnen zijn, want haar neus onderscheidde zich door een normale grootte, zooals wij die kennen. Voor dit tekort in haar aantrekkelijkheid was ze erg gevoelig. Bij zijn komst werd Freuehen door dit meisje en haar moeder met uitbundige vreugde begroet en al heel spoedig werd hem de reden hiervan duidelijk. De moeder kwam naar hem toe, verwel komde hem en zei, dat ze overgelukkig was hem te zien, omdat er nu iemand in hun doip was gekomen, die nog leelij ker kon worden genoemddanhaardo chter IV aast de traagheid van de Eskimo's is een van htm op den voorgrond tredende eigenschappen gastvrijheid. En in sommige van hun gewoonten lijken ze heel veel op de Chineezen. Kapitein Freuehen gaf een beschrijving van een maaltijd bij deze menschen, waarbij hij dikwijls als gast tegenwoordig was. Evenals een Chineesche gastheer overstelpte de Eskimo zijn gasten met uitvoerige jammerklachten over de nederigheid van zijn woning, de armzaligheid van zijn jachtkunst, waardoor het maal, dat wordt voorgezet, slechts poover kon zijn. Na op deze manier als het ware de verzekering te hebben gegeven, dat de spijzen oneetbaar zuuden zijn, beval hij, dat er zou worden opgediend. Zijn vrouw fungeerde daarbij als kellnerin, maar de wijze waarop ze dit deed, zou haar zeker niet in aanmerking hebben doen komen voor een betrekking in een of ander restau rant. Ze dompelde haar handen in een pot, haalde er een homp vleesch uit, waar ze het vet van aflikte. Het eten, zoo vertelde Freuehen, is overigens niet slecht, maar het drinkwater laat wel wat te wenschen over. Het bestaat uit sneeuw, die is ge smolten in een kookpot. En, voegde de ontdekkings reiziger er aan toe, daar het „tegen de gewoonten" is om dezen pot meer dan eenmaal per jaar schoon te maken, vertoont de kleur van het water vee) overeenkomst met slappe koffie en heeft het den smaak van zwaar vergif. Een Eskimo-maaltijd tot aan het einde uit te zitten is een prestatie, iederen reiziger waardig. Freuehen zelf is daar nooit in geslaagd en toch zou het ophouden met eten vóór de anderen, een belee- diging beteekenen voor den gastheer. Hij loste deze moeilijkheid op, door onder den maaltijd in slaap te vallen en op den grond te gaan liggen sluimeren. Een Eskimo zal je niet wakker maken, omdat hij gelooft dat, wanneer een mensch slaapt, zijn ziel gedurende dien tijd het lichaam heeft verlaten en een plotseling wakker-roepen wellicht fatale gevolgen zou kunnen hebben. Over de pasgeboren kinderen vertelde Freuehen, dat deze altijd worden genoemd naar overleden bloedverwanten. De Eskimo is er namelijk van overtuigd, dat in den jong-geborene de overledene weer voortleeft. Wanneer een Eskimo-zuigeling ter wereld is gekomen, beginnen de ouders den eenen naam na den anderen te roepen. Wanneer de baby schreeuwt op het moment, dat ze een zekeren naam afroepen, wordt deze onmiddellijk als onbruikbaar afgewezen. Houdt het kind echter op met schreeu wen, dan beschouwt men den naam, die op dat oogenblik werd genoemd, als voor het kind bestemd. Deze menschen gelooven, dat de „naam zonder lichaam" met vele andere buiten voor de hut zweefde en wachtte totdat hij werd geroepen. Zoodra dit gebeurde, kwam hij naar binnen en nam bezit van het kind. De zuigeling wordt dan de per soon wiens naam het draagt. Om deze gewoonte nog scherper aan te duiden verhaalde Kapitein Freuehen nog van een Eskimo- vrouw, die in een winter, toen er bijna geen voedsel was, haar man en vier kinderen had opgegeten. Ze maakte daar niet veel van, want ze had een anderen echtgenoot genomen, bij wien ze weer vier kinderen kreeg, die ze allen noemde naar de dierbare overledenen. De Eskimo's geven zelfs hun dieren op deze manier namen. Kapitein Freuehen wilde eens van een onder hen een hond koopen. „Ik kan hem niet verkoopen," antwoordde de Eskimo. „Hij is mijn grootvader."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 8