De Grijze Wolvin door Edward Curzon AMAZONE 12 DEN geheelen nacht had de grijze wolvin rond de hut gedwaald. In het maanlicht joeg haar monsterachtige schaduw als een dreigend fantoom langs de besneeuwde vlakte en haar gehuil doorsneed de stilte van den vries-kouden nacht met de huiveringwekkende doodsklaeht van een wezen, dat in stervensnood verkeert. Tegen den morgen verdween zij in het boscli en stierf haar laatste kreet weg op het jagen van den wind, die plotseling kwam aanfluiten door de toppen der lorkenboomen. ,.Er is bepaald iets aan de hand met dat mormel," zei John Perkins 's morgens tegen zijn dochter, ter wijl hij de slede met een vracht pelsen belaadde. „Zij was alleen, de troep schijnt haar uitgestooten te heb ben. Je mag wel oppassen, zoodra het donker wordt." „Ik zal vroeg sluiten, vader," beloofde Mary ge ruststellend. Zij streelde de honden, omhelsde haar vader, en wierp een onderzoekenden blik op de slede. „Is alles nu in orde t" „Alles in orde, tot morgen," antwoordde John Perkins, zich aan den kop van de hondenspannen plaatsend. Op het laatste oogenblik wendde hij zich nog eens om. „Ik hoop niet, dat Hayes je lastig komt vallen. Zijn stem klonk bezorgd, doch Mary glimlachte. „Als hij komt, houd ik de deur gesloten, vader. Maar hij zal niet komen, hij weet immers niet dat u weg bent." „Hij is als de duivel en die kent ook het meest ge schikte oogenblik waarop hij moet verschijnen," bromde Joe Perkins. Toen klakte hij met zijn tong en leidde de blaffende honden op het bosch toe, in de richting van Churchill. Mary was niet bang. Zij hield het zichzelf met nadruk voor, terwijl zij haar werk deed. Zij hoefde niet bang te zijn. Bill Hayes was een schurk, voor wien geen mensch aan de boorden van het Groote Berenmeer, hetzij man of vrouw, zich veilig kon achten. Maar hij was niet alwetend en hij kon dus onmogelijk bekend zijn met het feit, dat haar vader naar Churchill vertrokken was. Had hij er de lucht van gekregen, dan was er inderdaad reden geweest voor "vrees" Bill Hayes had het hen nooit vergeven, dat zij hem in handen van de politie hadden gespeeld, toen deze hem zocht voor een van zijn talrijke mis drijven. Hij had gezworen zich te zullen wreken en zij had genoeg kwaad van hem gehoord, om zijn komst als een groot gevaar te beschouwen. Verder was er de grijze wolvin, een geslepen, bloed gierig monster, dat een bijna legendarischen ouder dom moest hebben bereikt. Zij was de aanvoerstei van een wilde horde wolvengebroed, dat in maan lichte nachten als een huilend legioen gorgonen langs de vlakte joeg. Zij scheen thans door den troep in den steek te zijn gelaten, want nog nooit tevoren had zij zich alleen vertoond. Maar van haar viel niets te vreezen.; zoodra het donker werd kon zij de deur sluiten. En geen wolf of wolvin had ooit het kunst stuk vertoond, een gesloten hut te openen. Neen, er was heelemaal geen reden om angstig te zijn. Langzaam verstreek de dag. Door de toppen der lorkenboomen huilde naargeestig de wind. Het gaf haar een sterk gevoel van verlatenheid en het deed haar telkens weer denken aan het gehuil van de grijze wolvin, dat haar 's nachts in de ooren had ge klonken als de doodsklaeht van een gevloekte ziel bij haar rusteloos zwerven dooi de ruimte der eeuwigheid. Tegen twaalf uur ging de wind liggen. In de peil loos diepe stilte werd het gevoel van alleenzijn nog sterker. Zij begon te zingen, maar de klanken van haar stem klonken haar in de ooren als hulpkreten. Toen, tegen twee uur, kwam de schemering aan sluipen. Een kwartier later was het donker en vanaf dat oogenblik vervulde haar een onbestemde angst voor een naderend onheil. Zij sloot de hut en bleef voor het venster roerloos naar de besneeuwde vlakte en de vage contouren van 't lorkenbosch zitten staren. Tergend traag verstreek de tijd. Zij at en nam weer plaats voor het venster. In de hut was alleen het zachte geknetter van de houtblokken in de kachel hoorbaar. Daarbuiten was alles stil, huiveringwek_ kend stil. En in die stilte klonk plotseling het geblaf van een hond. Van één liond en het werd niet beant woord. Zij wist wat dit beteekende. Het was geen slede die naderde, maar een man op ski's. En hij was voor de gezelligheid vergezeld van een hond „Bill Hayes," sidderde zij, met een voorgevoel, dat haar onfeilbaar toescheen. Zij stond op, overweldigd door een hevigen angst. Wankelend liep zij naar de kast en nam er op den tast een revolver uit. Voorzichtig legde ze liet wapen op tafel, bang dat het af zou gaan. Voor geen geld ter wereld zou zij het afgeschoten hebben en nog veel minder zou zij er een mensch mee hebben kunnen dooden. Zelfs niet. als liet 0111 haar eigen leven ging, stelde zij zich voor. Maai' het wapen kon misschien indruk maken, Hayes had ook slechts één leven te verspelen Het hondengeblaf naderde. Daartusschen door werd het snisterend geluid hoorbaar van ski s, die door de broze sneeuwkorst sneden. En toen gleed er een vage schaduw voor de hut. „Hallo, John Perkins, doe eens open schreeuwde een dronken mannenstem. Het was Bill Hayes. Mary stond bij de tafel, bevend van angst en met een gevoel, of zij in on macht zou vallen. Haar hand rustte op de kolf van de revolver en in haar verbeelding brandde het koude staal een pijnlijke wonde in haar vleesch. „Hallo, komt er nog wat van brulde Hayes. Met bovenmenschelijke inspanning wist zij zich eenigszins te beheerschen. „Vader is ziek, kom overmorgen maar eens terug!" riep zij flink. „Ha, ben jij daar t" lalde de schurk. „Is-ie ziek Doe dan toch maar open Ik ben net de goeie dokter, dien-ie hebben moet." Mary deed een stap naar de deur, zonder het te weten, in een plotselinge oplaaiing van drift. „Als ik opendoe, gaat meteen deze revolver af, Hayesriep zij dreigend. De man daarbuiten begon hoonend te lachen. „Het mocht wat, een revolver in zoo'n klein knuistje Boy, laat je eens hooren, vriend. De hond begon verwoed te blaffen. Mary hijgde van angst. Het geblaf werd niet beantwoord, de man wist nu dat de honden niet thuis waren „Ho. stil maar, boy vermaande hij. En toen, spottend: „Zoo, zoo, is de baas niet thuis? Nou, dan kom ik nog eens terug, als hij wel thuis is. Zal je 't hein zeggen V' Luid grinnikend verwijderde hij zich. Het sniste- ren van de sneeuwsehoenen klonk zwakker en stierf tegelijk weg met het korte hijgen van den hond. Toen was het weer stil rond de hut, angstwekkend stil. Mary stond verstijfd aan de tafel. Zij was niet opgelucht door dat heengaan, eer het tegendeel. Bill Hayes zou terugkomen, hetzij vanavond of vannacht, maar kómen deed hij zeker. E11 onver wachts, bij verrassing.... Er kon geen sprake van zijn te gaan slapen. Zij moest waken, dien heelen vreeselijken nacht door. En als de man opnieuw kwam opdagen, hem door bedreigingen vrees trachten aan te jagen. Het was een overweldigend angstig vooruitzicht, een marte ling, die boven haar krachten ging. Langzaam kwam zij tot zichzelf. Zij streek een lucifer aan en schrok van de spookachtige schaduwen, die het licht uit het duistere niet te voorschijn riep. Huiverend wierp zij een blik op de klok. Het was acht uur en over twaalf uur op zijn vroegst zou haar vader terugkeeren. Twaalf uren, het leek een gron- delooze eeuwigheid met die kwellingen in het voor uitzicht en die bedreiging voor oogen. En zij kon niet vluchten. De naaste hut lag hoogstens een uur verder, maar buiten losrde misschien Bill Hayes, die er hoogstwaarschijnlijk rekening mee hield, dat zij niet alleen zou durven blijven

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 12