Maar steeds vond hij, door een zeker
instinct zou men zeggen, wegen en paden,
waarop het mogelijk was vooruit te
komen. Hij rook bijna aan iederen op-
klimmenden steenen band, of het een
pad ging worden, of zich verloor in de
rotsmassa. Terwijl Peter Suhr en zelfs
Lin-Pei zich op de hoogten der passen
met klapperende tanden in hun dekens
hulden, om zich te beschermen tegen
den ijzigen wind, liep Krinner zeker en
opgewekt naast de dampende yaks dooi
de sneeuw, met den tred van iemand, die
over bekenden grond schrijdt. Menigmaal
bleef hij midden in de golvende wildernis
stilstaan, en kon hij met kinderlijke
verrukking kijken naar een armzalig
spruitje mos, dat tusschen de steenen
opschoot. Datzelfde kruid groeide ook
thuis, hoog in de Beiersche Alpen. Menig
maal ook bleef zijn blik, als zij rustten op
een hoog punt, zich starend hechten aan
de blauwe verte, onverschillig of het
landschap eentonig was, of een ontzag
wekkende symphonie van oerkracht.
Eigenlijk was het heele uitzicht hem
onverschillig hij werd slechts geboeid
door die hoogte, door het boven-zijn.
De dagmarschen waren moeilijk en
afmattend en de nachten moest men
zeer vaak doorbrengen in rotsholen. Daar ginds
tegen den wind slechts poover beschut
door steenblokken, en verwarmd door de dichte
pelzen der snuivende vaks. Als zij vóór het aan
breken van den nacht een berghut vonden, waaruit
nieuwsgierig-verschrokken oogen de vreemdelingen
aanstaarden, dan voelden zij zich als zegevierende
generaals na een gewonnen veldslag. In het begin
haddc n zij, zoo goed als het ging, den loop van de
Sa-loe-en gevolgd. Echt bezwaarlijk werd de tocht
eerst, toen zij de Sa-loe-en moesten verlaten, om
dwars over de bergketens in de richting van de
Brahmapoetra te trekken.
Nu was dat allang geleden leed. In een grijze verte
reeds lag de dag, dat zij voor 't eerst diep beneden de
rotsachtige hoogte den stroom hadden hooren
ruischen. Peter Suhr achtte het bijna onmogelijk,
naar beneden te komen, naar den oever der rivier.
Maar Krinner had met saamgeperste lippen naar de
bergen aan den overkant gekeken zij waren gaan
probeeren, af te dalen, en het was gelukt.
Beneden, op het smalle stuk grond langs de rivier,
hadden zij vijf dagen lang geka mpeerd, en zij hadden
verkenningstochten ondernomen, stroomopwaarts
en stroomafwaarts, tot zij een verzameling hutten
ontdekt hadden, waarin mensehen woonden men-
schen, die de rivier kenden en een paar platte vaar
tuigen bezaten. Er was gehandeld en geruild, yaks
en muildier tegen booten en versche proviand. Drui
pend van zweet hadden zij zich, met stokken en
roeren, verder de rivier op gewerkt, maar dat ge
zwoeg was nog niets, vergeleken bij de moeilijke
klimtochten, bij het overnachten in de ijskoude berg
lucht, waarhij zij gemarteld werden door bloed
zuigers, die zich vastzogen aan voeten en schenen
en kuiten, als zij 's avonds barrevoets door het
oeverslijk waadden, om de booten aan land te trek
ken en een nachtleger op te slaan.
Zij hadden langs de Brahmapoetra een flink eind
kunnen vorderen, en ook aan het einde der vaart
was het hun meegeloopen. De bewoners der hutten,
waarbij zij tenslotte belandden, toonden zich aan
vankelijk wantrouwig, maar draaiden geleidelijk bij;
na een eindeloos gesjacher, nog bemoeilijkt door het
staat een gebedsvaan.
verschil in taal, namen zij de twee vaartuigen in
betaling aan vooreen paar yaks. Het lukte Lin-Pei
zelfs, een gids voor de verdere reis aan te werven.
Het was een Bhoetia, een jonge man uit den vrijen
bergstam van het Bhoetangland, die uit zucht naar
avontuur was weggetrokken uit zijn geboortestreek,
maar liet met de Tibetanen aan den bovenloop van
de Brahmapoetra slecht had kunnen vinden, en nu
terugverlangde naar zijn bergdorp. Hij kende een
beetje Chineesch en een paar woerden Engelsch en
verklaarde zich bereid, met de „sahibs" op te trek
ken wat voor het drietal een- groot gemak was,
want zij spraken geen van drieën Tibetaansch.
Langs het stille, geheimzinnige Jamtrok-meer
ging de reis over de hoogvlakte, tot zij Giangtse,
het eerste flinke dorp, bereikten. Hier werd eenige
tijd doorgebracht men moest rusten en nieuwe
proviand inslaan. Lange onderhandelingen met de
overheden der plaats waren noodig, eer men ten
minste vast verlof kreeg, een leegstaande hut buiten
de poort te betrekken, maar de Bhoetia praatte
lang en geduldig. Hij zorgde ook, dat er proviand
kwam, want noch Lin-Pei, noch een der blanken
dorst zich binnen de poort te wagen.
Zij hadden er ook weinig lust in. Het was veel
prettiger, zich eindelijk eens kalm te kunnen uit
strekken op de warme matten, te kunnen slapen,
rusten, kracht verzamelen. Krinner had al een blon
den, verwarden baard. Peter Suhr krabde moeizaam
met een oud scheermes de stoppels van zijn kaken.
Beider gezichten waren echter smal en hard gewor
den in de lange weken van den bergtocht. Ook Lin-
Pei was magerder geworden, maar ondanks zijn
tengeren bouw scheen hij de vermoeienissen beter
doorstaan te hebben dan de twee blanken. In hem
vertoonde zich heel de ongelooflijke taaiheid van het
gele ras. Reeds na een korte rust was hij weer op
de heen, ijverig en zacht bewoog hij zich door de
hut, hij zette thee en keek precies zoo kalm en
berustend als op den eersten dag der groote reis.
Peter Suhr vroeg zich wel eens af, of de Chinees
hen uit pure liefhebberij zoo hielp en diende of hij
al tevreden was, dat hij niet meer hoefde te vreezen
voor de Kantonneesche soldaten of hij niet meer
dacht aan de voorgenomen wraak op de moorde
naars van zijn zoon. Adrian Krinner echter dacht
hier geen oogenblik over na. Wat hij vond, dat aan
vaardde hij, en zijn blik zocht de verte. Misschien
was het een dwaasheid, die hij begonnen was
misschien joeg hij over die bergen en hoogvlakten
een droombeeld na. Het beeld, dat hij voor oogen
had, was er misschien al niet meer opgelost in
onzichtbaren geest en doode aarde. Misschien zelfs
was zij het zoeken niet waard, die Helga Lethus
een zwerfzieke avonturierster, een zwendelaarstei
of een spion Maar zoeken wou hij haar.
Peter Suhr had evenmin het doel van zijn reis
vergeten, maar omdat het zooveel werkelijker was
dan het doel van zijn vriend, droomde hij er minder
over. Hij had de handen te vol met de moeilijkheden
van den tocht, de dagelijksche zorg om het brood,
de stormen, de wolken en de sneeuwstortingen. Hij
begreep Adrian Krinner niet dat alles doorstaan
om een onbekende vrouw, van wie hij zoo goed als
niets wist
Zij spraken hun gedachten niet uit tegenover el
kaar, maar plotseling gebeurde er iets, dat een
einde maakte aan de terughouding. De Bhoetia
vertelde in een oorverscheurend taaltje, dat de heele
stad praatte over twee hlanke vrouwen, die in het
kloosterdorp Rongbuk moesten wonen. Pelgrims
en bergbewoners hadden veel over haar gesproken
als nieuwe heiligen werden zij beschouwd. Men
beweerde zelfs, dat er omwille dier twee vrouwen
openlijke vijandschap was ontstaan tusschen den
abt van Kampadsong en den kangpo van Rongbuk.
Toen raakten de twee vrienden aan 't praten
over het doel van den tochtover hun hoop en hun
vreezen. Het was tot nu toe verre van zeker geweest,
dat zij in Rongbuk moesten zijn, om de twee vrou
wen te vinden. Zij hadden maar aangenomen, dat
Tsi-Loe de waarheid had vernomen en gezegd dat
Vervolg op pagina 34