GEHAAKTE HOED ^Driehoekige sjaal Ge brei de jumper BENOODIGD materiaal4 kluwens (20 gram) of 12 kluwens (10 gram) Anker Cordonnet Mercerise No. 20s, P. 441 (boterkleur), ruim 7 el treskoordca. 2 el geribd lint ter breedte van 2% c.M. 1 stalen haaknaald no. 2. Afmeting 8 steken en 9 toeren meten 2% c.M. Werk steeds met dubbelen draad, p het einde van een toer wordt de draad niet af j roken. Merk steeds het einde van een toer met een ge- kleurden draad. Beginnen met 6 kettingsteken, met een halven vaste verbinden (ring). Toer 1. In eiken steek 2 vasten haken. Toer 2. Eén vaste in den eersten vaste, 2 vasten in den volgenden vaste. Vanaf den toer door her halen. Toer 3. 1 vaste in de eerstvolgende 2 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste, vanaf den toer door herhalen. Toer 4. 1 vaste in den eersten vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, 1 vaste m de volgende 3 vasten. Vanaf den toer door steeds herhalen. Toer 5. 1 vaste in de 3 volgende vasten, dan 2 vasten in den volgenden vaste, 1 vaste in de 2 vol gende vasten, 2 vasten in den volgenden vaste. Herhaal van nog 3 maal, eindigen met 1 vaste in de 2 volgende vasten. Toer 6. In de 2 volgende vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, dan 1 vaste in de volgende 8 vasten. Vanaf den toer door telkens herhalen. Toer 7. 1 vaste in de volgende 7 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste. Vanaf den toer door herhalen, eindigen met 1 vaste in de volgende 2 vasten. Toer 8. Eén vaste in de volgende 6 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste, 1 vaste in de volgende 7 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste, vanaf den toer door herhalen. Toer 9. In de volgende 4 vasten haakt men 1 vaste, dan 2 vasten in den volgenden vaste, 1 vaste in de nu volgende 8 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste. Herhaal den toer door steeds vanaf Toer 10. In de eerste 7 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, herhaal van den toer door, op het einde 1 vaste in de 2 laatste vasten. Toer 11. In de eerste 10 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste. Vanaf den toer door steeds herhalen. Toer 12. In eiken vaste 1 vaste. Toer 13. In den eersten vaste 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, dan in de 9 volgende vasten 1 vaste. Men herhaalt den toer door steeds vanaf Toer 14. In de eerste 14 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, vanaf den toer door herhalen. Toer 15. In de eerstvolgende 11 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, steeds vanaf herhalen. Toer 16. In de eerste 6 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, 1 vaste in de volgende 12 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste. Vanaf den toer door steeds herhalen. Toer 17. In de volgende 4 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, in de volgende 11 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste. Vanaf den toer door herhalen, eindigen met 1 vaste in de laatste 8 vasten. Toer 18. In de eerste 10 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, in de volgende 16 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste. Van den toer door herhalen, op het einde 1 vaste in de laatste 9 vasten. Toer 19. In eiken vaste 1 vaste. Toer 20. In de eerste 12 vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, dan 1 vaste in de volgende 14 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste. Vanaf den toer door herhalen. Toer 21. In eiken vaste steeds 1 vaste. Toer 22. In de beide eerste vasten 1 vaste, 2 vasten in den volgenden vaste, 1 vaste in de volgende 14 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste. Herhaal van tot aan het einde van den toer, eindigen met 1 vaste in de laatste 11 vasten. Toer 23. In eiken vaste steeds 1 vaste. Toer 24. In de volgende 21 vasten 1 vaste, *1 vaste in de volgende 20 vasten, 2 vasten in den volgenden vaste. Vanaf herhalen tot aan het einde van den toer. Toer 25. In dezen toer 3 vasten meerderen. Nu doorgaan zonder meerderen, totdat er vanaf het begin 53 toeren gereed zijn. Toer 54. In dezen toer 7 vasten meerderen. Toer 55. Hierin 9 vasten meerderen. Toer 56. In dezen toer 10 vasten meerderen. Den laatsten toer tweemaal herhalen. Toer 59. In dezen toer 11 vasten meerderen. Toer 60. Hierin worden 4 vasten gemeerder<J. Toer 61. In eiken vaste steeds één vaste. Dezen toer tweemaal herhalen. VAN dunne lichtblauwe en marineblauwe koord- wol wordt deze aardige halsdoek gehaakt. Men zet 276 steken op en haakt hierin met donkerblauwe wol 5 toeren 1 stokje, 1 losse, herhalen vanaf Bij eiken toer worden ter weerszijden 3 steken geminderd voor de schuine lijn, daarna omkeeren. Men begint nu met de lichte wol afwisselend 1 stokje, 2 lossen, tot men aan de schuine zijde 3 steken laat liggen, omkeeren, halve vasten haken over het eerstvolgende blokje en zonder verspringen wederom blokjes haken tot aan de rechte zijde, waar niet geminderd wordt. Aan den schuinen kant wordt telkens 1 blokje minder gehaakt tot men eindelijk maar 1 blokje overheeft. Dan is de driehoek klaar. De rand wordt nu langs de beide overige zijden aangehaakt, langs den schuinen kant komt 1 toer vasten met donkere wol, terwijl tenslotte de moezen met donkere wol worden doorgestopt op regelmatigen afstand. DE gebreide jumper is gedacht in zachtgeel met donkerblauwe mouwen, ceintuur en sier- steken. Naar een passend raglanmodel wordt deze jumper in strepen van 4 recht 4 averecht gebreid. Voor de armholte worden 1 maal 8 en twee maal 4 steken weggeminderd en vervolgens voor de schuine lijn bij iederen toer 2 steken. Om de ronding van de halsopening te krijgen, breit men zoowel voor- als achterpand in twee helften af, wanneer men eenmaal aan het laagste punt van de halsronding is aangekomen. De mouwen worden met gele en blauwe kruis steken ingezet. Toer 64. In dezen toer 8 vasten meerderen. Toer 65. In eiken vaste 1 vaste. Dezen toer 2 keer herhalen. Toer 68. In dezen toer 8 vasten meerderen. Toer 69. In eiken vaste telkens 1 vaste. Dezen toer 2 maal herhalen. Draad afbreken. Aan den voorkant van den rand komen 3 toeren extra. Toer 1. Haak 82 vasten, draad afbreken. In de beide volgende toeren komen er steeds 10 vasten voor en na den vorigen toer, waardoor de ronding iets wordt verlengd. Volgende toer. Men haakt over het treskoord als volgt 1 vaste in den volgenden vaste, 2 vasten in den volgenden vaste. Vanaf den toer door her halen (het werk vlak houden, als men over het treskoord haakt). Volgende toer. 1 vaste in eiken vaste. Den laatsten toer nog 3 maal herhalen, het tres koord afknippen, eindigen met 2 vasten en 2 halve vasten. Om de eerste plooi te maken, hecht men toer 23 en toer 29 tezamen van binnen in den hoed met halve vasten. Voor de tweede plooi hecht men toer 37 en toer 43 op de aangegeven wijze tezamen,binnenin denhoed. Het lint wordt langs toer 54 aangebracht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 38