door John <D. Claverten 4 ONGELUKKIG IN HETSPEL NEEN, dat gaat niet," zei Harry Dought tegen zijn spiegelbeeld, voor bij 's avonds in bed stapte. „Een doodgewone burgerjongen met zoo'n fijne pop van deftige afkomst; neen, dat gaat beslist niet. Wees wijs, Harry Dougbt, en stel het resoluut uit je hoofd. Beter ten halve ge keerd dan ten keele gedwaald. Je zal je een hoop verdriet besparen, als je naar mijn wijzen raad luis tert. En dus. wat doe je, Harry Dought Het nemen van een besluit kostte hem precies tien seconden. En het ging vergezeld van een kramp achtige slikbeweging. Toen knikte hij vastberaden zijn spiegelbeeld toe. „Je hebt gelijk, vriend Harry. Zij en ik zijn col lega's, maar daarom zijn we nog niet gelijk. Het mot to van dezen tijd heet weliswaar aanpassing, maar standen passen zich niet aan. De hoogere tenminste niet aan de lagere, 't Is uit, ik wil niet blijven droo- men. „Tietlalala," neuriede Harry en daarmee stapte hij in bed. Den volgenden morgen wachtte hij May Weston op aan den bus van Santa Barbara. - „De laatste keer," nam hij zich stellig voor. Toen het meisje uitstapte, begroette zij hem met een zonnigen glimlach. „Hallo, wat laat vanmorgen vroeg zij, hem de hand reikend. „Geeft niet, ik heb allen tijd," zei hij met een on verschillig air. Zorgvuldig zijn passen afmetend naar de hare, liep hij naast haar den weg af naar het radiostation van de Staatstelegrafie. „Ik heb een verassing, en geen plezierige," her nam hij plotseling. „Iets ernstigs informeerde het meisje bezorgd. „Neen, dat gelukkig niet. Ik heb gisteren alleen de aanzegging gekregen, dat ik met morgen te be ginnen een half uur vroeger moet komen." „Hé, wat jammer!" klonk het spontaan. De ernst waarmee ze het zei deed hem goed. En voor een oogenblik herleefde de hoop in zijn hart. Doch wrevelig schudde hij het hoofd, llet was pure dwaasheid, zich bewust te laten misleiden door een hersenschimmig verlangen. Vriendschap is heel iets anders dan liefde en een meisje als May, dat in stand en ontwikkeling ver boven hem stond, zou nooit meer dan vriendschap kunnen koesteren voor een burgerjongen als hij. En wellicht zelfs dat nog niet eens. Niet meer aan denken, het moest nu uit zijn met die droomen „Ja, 't is wel jammer," bromde hij. „Laat 'ns kijken, hoelang doen we die morgenwandeling nu al samen Is het geen vier maanden V' „Bijna vijf, precies zoolang ik aangesteld ben,' antwoordde May. „Het spijt me, ik was er heelemaal aan gewend, dat je daar 's morgens stond te wach ten." Er klonk iets sentimenteels in haar stem, dat ge heel paste bij haar fijnbesneden poppengezicht en haar droomerige oogen. Hij was er door geroerd, maar ook deze laatste aanvechting wist hij te be dwingen. Het ging nu eenmaal niet en met op den ouden voet door te gaan kon hij alleen zichzelf maar martelen. Zij stonden aan den tweesprong. May moest recht uit en hij linksaf, naar het radiostation van de kust wacht, dat 'n half uur loopens verder lag. Hij ver meed het haar aan te zien en strekte zijn hand uit. „Nu, ik wensch je het beste, May. En dank voor de vriendschap, die ik van je mocht ondervinden." „Het beste, Ilarry, en geen dank," glimlachte het meisje. „Veeleer moet ik jou erkentelijk zijn." „Mij, waarvoor t" deed hij licht verbaasd. „Wel, ik heb het alleen aan jou te danken, dat ik zoo spoedig wegwijs was in dit wereldje, dat me 'onbekend was. Maar zeg, we spreken elkander toch zeker nog wel, al gaan we 's morgens niet meer samen t" „O ja," zei hij vaag, „we zijn de wereld niet uit. We zullen elkander nog best eens ontmoeten." Het meisje schudde hem flink de hand en met een hartelijk hoofdknikje ging zij verder. Harry liep fluitend den weg af. Hij was blij, dat hij door den zuren appel had heengebeten, 't Was beter zoo, hij voelde niets voor de romantiek van een onbegrepen liefde, zooals dat heette. Een meisje, dat geboren was en thuishoorde in de beste kringen, en in Sacramento twee jaar uit liefhebberij voor inge nieur had gestudeerd, kon nooit bestemd zijn de vrouw te worden van iemand, die in een achterbuurt geboren was. Zelfs niet, al was zij door de crisis dood arm geworden, zoodat zij hard moest werken voor haar levensonderhoud, en al had hij zich opgewerkt uit den put, waarin zijn jeugd was ondergegaan. Het was het beste zóó; als hij haar niet meer dagelijks zag, zou hij haar spoedig genoeg vergeten TTet duurde zes volle weken, voor hij het meisje weer ontmoette. Het was op het kantoor van de Staatstelegrafie, waar hij toevallig iets had te doen. Hij zag haar in de hal en schrok van haar uiterlijk. Op haar tenger gezichtje lag een ernstig bezorgde uitdrukking en haar oogen stonden droevig. „Hallo, wat scheelt eraan, May informeerde hij hartelijk. Op het gelaat van het meisje verscheen een blijde lach, die echter terstond weer plaats maakte voor diepen ernst. ,,'t Gaat thuis niet zoo goed, als we wenschten," zei ze bedrukt. „Ik heb je immers al eens verteld,dat m'n moe zoo tobde met haar gezicht V' Hij herinnerde zich iets vaags zij had alleen nog een moeder en die scheen nogal eens ziek te zijn „Ja, en wat is er met haar t" vroeg hij belang stellend. „Het wordt eiken dag erger met haar oogen, soms kan zij urenlang niets zien. Vreeselijk, vind je niet En dan voor iemand van nog geen vijftig jaar!" „Verschrikkelijk," stemde hij toe. „En is er niets meer aan te doen Het meisje haalde de schouders op. „Heel weinig in deze omstandigheden. De dokter zegt, dat zij ge heel kan genezen, als zij zich eenigen tijd laat op nemen in het Ooglijdersinstituut in Sacramento. Maar die behandeling kost twaalfhonderd dollar en je be grijpt Hij zag haar iets wegslikken en begreep ,,'t Is treurig," zei hij. „Dat geld speelt toch maar een allesbeheerschende rol in de wereld. Zelfs ge zondheid en levensgeluk zijn er vaak van afhanke lijk Zij bleven nog eenige minuten praten over onver schillige onderwerpen en peinzend ging hij naar huis. Op zijn kamer ontsloot hij zijn geldkistje en telde een rol banknoten. Het was precies zeventienhonderd dollar, de vrucht van jarenlange onthouding en zuinigheid. Hoofdschuddend plaatste hij er zich mee voor den spiegel. „Het gaat immers nietzei hij tegen zich zelf. „Voor dit geld koop je noch gezondheid voor die vrouw, noch levensgeluk voor je zelf. Dit geld is waardeloos, zoowel voor hen als voor jou. Ze zouden het weigeren, als je 't hen wou leenen en ze zouden je met een verachtelijk gebaar de deur wijzen, als je de pretentie had er je levensgeluk mee te willen koopen. Alles is betrekkelijk, de waarde van het geld en óók die van een uitspraak. Hij sloot het kistje weg en nam de krant ter hand. Een oogenblik later viel zijn blik op een vet omlijnde advertentie. „Haast u Over drie dagen vangt de trekking aan van de Californische Premieloterij. Prijzen van 1000 tot 100.000 dollar. Prijs per lot 2.50 dollar. Haast u, nog slechts twee dagen loten verkoop Met het hoofd in zijn handen bleef hij zitten pein zen. Hier vond hij een middel, om te helpen met zijn geld. 't Was eigenlijk dwaas, altruïstisch bij de mieren af, bepaald belachelijk en sentimenteel. Wat ging hem May's moeder aan En May Het ging immers tóch nietWas het geen idioterie, zich de allures aan te meten van 'n millionnair en zonder de minste kans op waardeering de vruchten af te staan van kleine en groote, soms pijnlijke offers gedurende een reeks van jaren Natuurlijk, op den keper be- sohouwd was het een goedaardige soort krankzinnig heid, waarover je het beste deed maar nooit met 'n psychiater te spreken. ,,'t Kan me niets schelen wat het is, tóch doe ik hetzei hij voor den spiegel. „Dat blinde mensch ken ik met, en ik heb niet meer medelijden met haar dan met anderen in zoo'n geval. Maar op May's ge zichtje wil ik den lach terugzien. En voor de rest gaat het niemand aan, wat ik met mijn eigen geld uitvoer. Ook den wijzen, maar egoïstischen meneer Dought niet, die zich precies weet te herinneren, hoeveelzweet- druppels en ontbering hem dat geld heeft gekost Den volgenden morgen belde hij May op, voor de eerste maal, sinds hij haar kende. „Hallo, May, ik had je iets te vragen," begon hij luchtig. „En dat is klonk het bedrukt van den anderen kant. „Ik kan nog 'n lot koopen van de Californische Premieloterij. Ik heb er echter al een paar, zullen we dat eene samen nemen t" „Och, ik ben altijd zoo ongelukkig," aarzelde het meisje. „Prachtig, dat komt dan goed uit," zei hij en thousiast. „Als twee gelukkigen samen spelen komt er niets van terecht. Ik ben altijd erg gelukkig in het spel. Je weet welen ongelukkig in de liefde." „Spreek je uit ervaring vroeg het meisje en hij meende belangstelling in haar stem te beluiste ren. „Uit bittere ervaring," trachtte hij te schertsen, maar zijn lachje klonk als 'n ingehouden snik. „Nu, wat doen we, May, samenspelen Dan bel ik even op, dat Carlton het lot voor me reserveeren kan, begrijp je. Ieder één vijf en twintig. Doe het maar, je weet nooit waar je geluk verborgen zit." „Nu, goed dan," stemde May toe en 't klonk echt of zij dacht dat zij er hem het meeste genoegen mee deed. Zijn oogen lachten, toen hij de telefoon ophing. Hij bestelde een lot, één van de driehonderdduizend, die onverkocht waren gebleven van het millioen. Anders speelde hij nooit, maar thans wilde hij tenminste zijn kans hebben. Een dag na de trekking verscheen hij opgewonden in de hal van de Staatstelegrafie. Blij lachend zwaaide hij met een trekkingslijst. „May, gefeliciteerd Een prijs van vijf en twintig honderd dollar. Ieder twaalf honderd vijftig." Hij danste zoo blij als een kind en het meisje scheen een bezwijming nabij. „Moe.zei ze met tranen in de oogen. „God dank uitkomst, moe. „Wat heb ik je gezegd vroeg hij, toen de op winding wat bedaard was. „Gelukkig in het spel en ongelukkig in de liefde. Zij keek hem onderzoekend aan. ,,'t Is jammer, heel jammer," zei ze langzaam. „Ik geloof, dat je beter verdient. „Zij heeft nooit iets gemerkt," dacht hij een beetje teleurgesteld. En toen, bitter „Hoe zou ze ook op de gedachte komen, dat 'n achterbuurtjongen ooit zijn oogen zou durven opslaan naar iemand als zij De teleurstelling zette een domper op zijn vol doening, dat hij haar een een groote vreugde had kunnen bereiden. Doch toen hij op zijn kamer twaalf honderd en vijftig dollar uit zijn geldkistje telde en glimlachend het lot verscheurde, dat zij voor ge zamenlijke rekening hadden gekocht en waarop een niet gevallen was, dacht hij niet meer aan haar ant woord. Hij had een glimlach gekocht op May's gelaat en dien glimlach zou hij altijd blijven beschouwen als iets eigens van haar, waarin alleen hij zich verlustigen mocht. 's Middags bracht hij haar het geld. Zij was enthou siast, als een kind met 'n vollen halve-centen-spaar- pot, hoewel zoo'n bedrag vroeger nauwelijks betee- kenis voor haar moest hebben gehad. Zij dankte hem uitbundig en keek hem plotseling eenigszins verlegen aan. „Je hebt me het volle deel uitbetaald, heb je den lotenverkooper niets gegeven V'

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 4