DE SPIERING VEROVERT EEN MEER Een overweldigende aanwas van deze vischsoort y Él 8 PESSIMISTEN hebben voorspeld, dat in het jaar 1955 de groote veerbooten, die het beken de Michigan-meer in Noord-Amerika overste ken, een urenlange vertraging zullen onder vinden, omdat ze zich een weg zullen moeten banen door een dichte massa spieringen. In ieder geval stelt men zich den toestand zoo voor, dat omstreeks dien tijd ongekende zwermen van deze vischsoort het meer zullen bevolken. Dezelfde profeten beweren, dat sleepbooten en jachten gedoemd zullen zijn renteloos aan de steigers te blijven liggen, daar ze er eenvoudig geen kans toe zullen zien door deze horden van zilver-kleurige waterbewoners heen te komen. En deze menscken durven zich aan zoo'n sombere voorspelling te wagen, omdat ze zich bezorgd maken over het machtige leger van spieringen, dat in betrek kelijk weinige jaren uit enkele kleine scholen is voortgekomen. De snelheid, waarmede deze ver meerdering heeft plaats gevonden, is zoo overwel digend, dat men zich in wetenschappelijke kringen ongerust maakt over de toekomst van den handel. Men acht het niet uitgesloten, dat deze ernstig zal worden benadeeld of wel geheel onmogelijk gemaakt. De indringer vertoont zich ook in de andere groote meren en wint ieder jaar terrein. Ilij vult de netten van de visschers en zwemt in het voorjaar de rivie ren op om in het slib en het grint millioenen eieren te leggen. De autoriteiten van de betrokken staten hebben de voedingsgewoonten van dezen visch laten onderzoeken. Zijn lengte varieert van 7% tot 15 cm. en hij heeft een zoetigen smaak. Overigens blijkt hij te klein om een bedreiging te kunnen vormen voor volwassen forellen, snoeken, bewoners der meren. Het gevaar van den Atlantiscken spiering zit in het aantal. Men wilde probeeren den Sebago- zalrn, tegelijk met andere viscksoorten, in de groote meren te kweeken en bracht toen ook den spie ring in deze wateren, met de bedoeling, dat hij als voedsel zou kunnen die nen voor de nieuw te telen soorten. Maar de „over geplante" zalm kon niet wennen en nu is door een grillige speling van de natuur de stand van zaken zoo, dat de spiering de jongen verorbert van den snoek, den witvisch, den baars en den haring, ter wijl het juist de bedoeling was, dat hij de maag van deze visschen zou vullen. Bij wijze van experi ment werden in 1912 ruim 21 millioen eieren in de meren gebracht. Aanvan kelijk gebeurde er niets en men nam aan, dat de visch in zijn vreemde om geving niet kon aarden. Maar in 1921 stelde men eensklaps de aanwezig- TERVISCHVANGST OP HOOGE ZEE baarzen en andere heid van een onbekende vischsoort vast in een kreek, die uitstroomt in een der meren. Boeren, die 's avonds passeerden, hoorden een vreemd, kabbelend geluid en bij een nader onderzoek bleek, dat het water als het ware „dicht zat" met spiering, die zich in stroom- opwaartselie richting een weg baande. Hun aantal was zoo groot, dat de l>ovenste laag gedeeltelijk op de oevers terecht kwam. Op deze manier begon de groote spiering-,,run' en weldra kwamen ook van andere zijden berichten binnen, dat zich eveneens groote scholen van deze visschen hadden vertoond. Tot zelfs op verren afstand van de groote Amerikaansche meren werd de spiering gesignaleerd en niet lang daarna begon men reeds aanzienlijke hoeveelheden in de veel noordelijker gelegen Canadeesche wateren te vangen. Het centrum vindt men echter in Green Bay, een van de meest waardevolle visehgronden in het Michigan-meer. Om een idee te geven van den omvang, dien deze vischsoort heeft gekregen, kan dienen, dat in 1934 twee visschers binnen den tijd van vijf uur een hoeveelheid vingen van (>.700 pond en ten slotte met de vangst moesten ophouden, omdat ze op waren van vermoeidheid. In plaats van zich te verheugen over dezen nieuwen rijkdom, klinken er onder de visschers heftige protes ten, omdat de spiering als een ernstige bedreiging wordt beschouwd. De netten raken er zoowel in den zomer als in het najaar onklaar door. Onderzoekingen, die werden ingesteld door eenige professoren van de universiteit in Michigan, hebben bewezen, dat de spiering de jongen van andere visschen verslindt. Men vond in hun magen zoowel de resten van jonge baars als van jonge witvisch. Misschien zal men eens den dag verwenschen, waarop men besloot deze Atlantische vischsoort in de meren te introducecren. Hun vruchtbaarheid eu vraatzucht beteekenen een groot gevaar voor de andere meerbewoners. Ze werden uit hun natuurlijke woonplaats in den machtigen oceaan gehaald, waai de natuur er voor had gezorgd, dat een al te groote voortplanting tot de onmogelijkheden behoorde. De n ensch heeft ze echter in een andere omgeving geplaatst, waar ze in de gelegenheid waren zich op een ongekende manier te vermenigvuldigen. Tenzij de natuur op een of andere wijze tusschenbeide komt, zal de spiering in de toekomst heer en meester zijn in de groote meren van Noord-Amerika. Wanneer de jaarlijksche spiering-,,run" plaats vindt, dat wil zeggen,wanneer in dé periode dat ze kuit schieten ontzaglijke hoeveelheden van deze gevinde wezens vanuit den Grooten Oceaan de rivieren opzwommen, komen talrijke nieuwsgierigen kijken. Het gebeurt namelijk, dat op gedeelten, waar de rivier smal en ondiep is, de visschen elkaar in den letterlijken zin van het woord uit het water- schuiven en tallooze op de oevers en de zandbanken achterblijven. De steeds terugkeerende waanzin, die deze visschen ieder jaar opnieuw drijft naar de plaatsen waar ze werden uitgebroed, behoort tot een der vele ondoorgrondelijke verschijnselen in de natuur. In ieder geval is de toestand tijdens de laatste jaren zoo geworden, dat men zich in geïnteresseerde kringen in Noord-Amerika met dit probleem is gaan bezighouden uit vrees, dat het op een zeker oogen- blik afmetingen zal aannemen, die niet meer zijn te overwinnen. Wij voor ons gelooven, dat menig amateur- visscher, die vaak urenlang aan den waterkant zit, met als poover resultaat, dat hij één onnoozel spierinkje thuis brengt, bij het lezen hiervan de verleiding zal voelen om in het Michigan-meer eens een uurtje te gaan hengelen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 8