DE DAME UIT DEN
BLAUWEN EXPRESS
B
door CAxel Rudolph
t*
tt
22
j Z E S D E
j VERVOLG:
ORJEV begon over zijn expeditie te
spreken, en er ontstond een vak
kundig gesprek over wegen en qio-
gelijklieden, zoodat 't vrij laat werd,
vóór men de tenten en de slaapzakken ging opzoeken.
Toen Krinner zijn eigen tent binnenkwam, was
Peter Suhr nog wakker, en toen eerst werd Krinner
het zich bewust, dat zijn tochtgenoot kort na de
begrafenis van den professor was weggegaan, om
Lin-Pei en den Bhoetia te helpen, en dat hij niet
meer terug was gekomen bij het kampvuur.
„Die lui bevallen me niet, Krinner," was zijn
antwoord, toen hem gevraagd was naar de reden
van zijn afzijdigheid. „Ten eerste interesseert al dat
geredeneer over toppen en gletschers en ravijnen
en passen me maar heel weinig. Ik zal blij zijn, als
ik van al dien steenrommel af ben. Eerst mijn
studententijd, en toen dat gepeuter met mijn schoon
vader. Ik krijg zoetjesaan een gevoel, of ik een
paraplu ben, die al zeven maanden in het bureau
van gevonden voorwerpen staat te piekeren. En
ten tweede hebben die kerels daarginds mij te veel
verbeelding. Ik twijfel er tenminste sterk aan, of
't hun bedoeling wel is, de wetenschap te dienen met
die expeditie. Ze zijn nogal goed geweest voor mijn
schoonvader, maar daar zal óók wel wat achter
gezeten hebben, 't Verwondert me tenminste sterk,
dat hij zijn portefeuille nog in dien binnenzak van
zijn borstrok had
TIENDE HOOFDSTUK
ER komen blanke mannen naar Rongbuk. Zij
hebben een brief bij zieli van den belieerscher
der noordelijke vlakte, en in hun kleeren dragen
zij het vriendschapsteeken van den Dalai Lama."
De stem van den kangpo van Rongbuk klonk
eentonig en gelijkmoedig als het water van een stil
vlietende beek. Hij zat op zijn eerezetel en hield
het hoofd diep gebogen, alsof zijn oogen in den
schoot der aarde staarden. Geen spiertje bewoog
in het vergeelde, steenachtige aangezicht.
Dat was het geheimzinnige, het ondoorgrondelijke
van den abt men wist nooit, of hij het als een visioen
voor zich zag, wat hij zeide, dan of hij slechts her
haalde, wat een trouwe bode hem heimelijk was
komen berichten of hij zienersgaven bezat, of
slechts een uitstekend ingerichten verkennersdienst.
Om hem heen zaten, streng gerangschikt naar
den ouderdom, de broeders van den vierden trap. Zij
zwegen een vol kwartier lang, nadat het laatste
woord van den kangpo verklonken was. Toen eerst
richtte een der oudsten een vraag tot den abt.
„Komen de mannen van den anderen kant van
den evenaar, eerwaardige t"
„Daar komen zij vandaan, maar zij zoeken hier
niet, wat gij vreest," kwam het rustig van de dunne
lippen van den kangpo. Hij wist, waarop de vraag
van den broeder doelde. Hij was zelf. met velen der
zijnen, een vijand van de Russen, en zag in het
Koorden een bron van eeuwige onrust, waaruit
boosheid en ongeluk stroomde. Dit was één der
redenen van den naijver tusschen den kangpo en
Oeyo-Go, die wel de Russen vertrouwde, maar niet
de Engelschen, terwijl de sympathie van den kangpo
juist den anderen kant heen ging. „Het zijn mannen
uit verre landen," ging de abt na een korte stilte
voort, „maar hun handen heeten leeg te zijn van
doodbrengende wapenen."
„Zal Rongbuk hun voeten dragen, eerwaardige V'
De kangpo keek langzaam op. Van zijn gezicht
verdween de verheven uitdrukking van den ziener,
om plaats te maken voor den zorgelijken trek van
den diplomaat. Het orakel was veranderd in een
raadsvergad ering.
„Zij komen in het teeken van den Dalai Lama,
die hun verlof heeft gegeven, de grenzen te over
schrijden. Onze poorten zullen voor hen openstaan,
en wij zullen hooren, wat hen naar de bergen van
Rongbuk drijft. Zij zullen komen, zij zullen gaan,
en wee hun, zoo zij niet komen en gaan in vrede,
maar zich aan het recht der goden vergrijpen, gelijk
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE:
Een jonge Duitsche ingenieur, Adrian Krinner, reist
met den „Blauwen Expressvan Peking naar Shanghai
en ontmoet in den trein een beeldschoon, jong Duitsch
meisje. Een Chineesehe rooverbende overvalt den trein
en plundert de reizigers. Helga Lethus, de Duitsche
dame, reist vrijwillig met den troep van Lin-Kwong
verder, in gezelschap van 'n Amerikaansche familie,
die voor studie-doeleinden een tocht door China maakt,
Krinner, die verliefd is op Helga Lethus, besluit haar te
achtervolgen en doet dit te zamen met een zekeren Peter
Suhr, wiens vrouw eveneens door de bandieten is
meegevoerd. Het blijkt dat zij met Helga Lethus door
de bende aan een karavaan Tibetaansche pelgrims als
slavinnen verkocht zijn. Per jonk gaan ze, althans
gedeeltelijk, hun reis naar Tibet ondernemen. De
pelgrims zijn intusschen te Rongbuk in Tibet gearri
veerd. Over de aanwezigheid der blanke vrouwen ont
staat oneenigheid onder de monniken. Besloten wordt
de vrouwen aan een godsoordeel te onderwerpen, dat
gelukkig gunstig voor haar verloopt. Krinner en Suhr
ontmoeten, wanneer ze zich ten laatste in Tibet bevin
den, een gezelschap Russen, Zij sluiten zich bij hen
aan en zetten gezamenlijk den tocht naar Rongbuk
voort. Nu kunt u verder lezen.
eertijds een oude man uit't Noorden en zijn gezellen,
die door hun demon in de steenen armen van den
Tsjomoelonga werden gedreven. Of vindt iemand
het beter, den vreemden vijandschap te toonen en
de poorten te sluiten Wat meenen de broeders i
Wat meent Oeyo-Go
Oeyo-Go perste de lippen op elkaar tot een dunne
streep. Hij was de eenige, die niet neerhurkte op
zijn plaats, maar krachtens zijn ambt als tempel
houder rechtop stond. En hij stond daar als een
beleedigde god, wien men een bundel bliksems uit
de hand heeft gestolen.
Sedert dien dag van het godsoordeel was de
hoogvliegende eerzucht van Oeyo-Go verlamd,
maar volstrekt niet gestorven. De zegepraal over
den kangpo was hem ontgaan. Nooit was de macht
van den abt over de gemoederen der broeders en
van het volk grooter dan nu. De eerste dagen na het
godsoordeel, dat op zoo wonderbare wijze het op
treden van den kangpo had bekrachtigd, hadden
de broeders zich schuw van Oeyo-Go teruggetrokken.
De kangpo nam geen wraak voor den bijna openlijken
opstand, dien Oeyo-Go verwekt had. De wijsheid
van zijn ouderdom liep er glimlachend overheen
en liet Oeyo-Go in het bezit van zijn rang en van zijn
ambten. Maar diens invloed was gebroken. Men
keek weer onderdanig en eerbiedig naar den eer-
waardigen abt op. De kangpo had den wil der goden
geweten, dien geen ander had kunnen onderscheiden.
De kangpo had de vreemde vrouwen in Rongbuk
opgenomen, omdat zij onder bescherming stonden
der goddelijke machten. De kangpo was wijzer,
stond den goden nader dan alle anderen.
Oeyo-Go had zich nederig geschikt. Ook nu gaf
hij, toen de abt zijn meening vroeg, met een lichte
buiging van het hoofd zijn instemming en gehoor
zaamheid te kennen.
De abt verhief opnieuw het kaalgeschoren hoofd.
„Het is goed, dat de Vriendinnen der Hoogen
verborgen blijven, als de mannen uit het Noorden
komen. Zij, die in het licht leven, mogen die mannen
der wereld niet zien en spreken." De kangpo liet
langzaam zijn oogen den kring rondgaan. Zij moesten
hem goed begrijpen zelf had hij de bescherming
der Engelschen willen zoeken voor de twee blanke
vrouwen aan de oogen der Russen echter wilde hij
ze onttrekken. „Zoolang de blanke mannen in
Rongbuk ademen, zullen de Vriendinnen der Hoogen
in den tempel van den Kangmi verblijven. Gij,
Oeyo-Go, zult haar tijdig daarheen leiden."
Weer neigde Oeyo-Go het hoofd. Wel voelde hij
de wraakneming, die in de opdracht school, maar
zij deed hem geen pijn. Zijn geest had zich gebukt,
en zou eerst weer opstaan, indien ooit zijn voet
weer vastheid vond op de trap naar den
waardigheidszetel.
De beide blanke vrouwen hadden een
zeer rustig leven geleid in Rongbuk sinds
den dag van het godsoordeel. De deba stond bij
den kangpo hooger in de gunst dan ooit, en werd
door Oeyo-Go en de andere monniken ontzien, en
zijn voldoening straalde af op de beide vrouwen,
die hij herbergde, en die zich zóó klaarblijkelijk
verheugden in de gunst der goden. Dit was de
trots van den deba tegenover iedereen, en voor 't
volk van Rongbuk waren de twee blanke vrouwen
twee verheven wezens geworden, heiligen, Vrien
dinnen der Hoogen.
Nu klopte de wereld aan de poorten van Rongbuk.
Er kwamen vreemde mannen uit 't Noorden, kwam
de deba den vrouwen melden, en zij begrepen
Russen. Zij vernamen, dat zij van den omgang en
de blikken dier mannen zouden worden afgehouden,
en zij vonden het goed bij een Russische expeditie
konden haar man en haar vader niet zijn, meende
Ethel Suhr, en Helga Lethus greep blij de gelegenheid
aan, met het inwendige van het klooster en den
tempel kennis te maken.
De beide vrouwen werden door den deba naar
den binnenhof van het klooster geleid, waar Oeyo-Go
haar ontving. Hij bracht haar verder, ging haar voor
door de halfdonkere gangen, die naar den tempel
van den Kangmi voerden. Ook zijn houding tegenover
de vreemde vrouwen was veranderd. De kangpo toon
de haar een gelijkmatige, rustige welwillendheid
de lagere broeders en tempeldienaars bezagen haar
met stillen schroom, als de beschermelingen der
godheid Oeyo-Go echter putte zich tegenover
haar uit in kruiperigen deemoed. Hij had daar reden
voor. De eerzuchtige plannen van Oeyo-Go leefden
heimelijk weer op. Hij zon op een mogelijkheid,
nieuwen invloed te verwerven en den kangpo schaak
mat te zetten. De twee blanke vrouwen waren geen
vreemdelingen, geen verdachten meer, doch Vrien
dinnen der Hoogen het volk zag met bijgeloovig
respect naar haar op. Wel verlieten zij haar vertrek
ken in liet huis van den deba maar zelden en bemoei
den zij zich maar weinig met de dorpelingen en de
pelgrims, maar hierdoor groeiden juist de legenden
en geruchten, die sedert het wonderbare godsoordeel
in Rongbuk de ronde deden over de blanke vrouwen.
Na den kangpo waren zij het al wisten zij het
niet die den meesten invloed konden uitoefenen
op de bijgeloovige gemoederen der Tibetaansche
bergbewoners, en de dag kon komen, dat die
invloed nog boven het aanzien van den ouden abt
uitgroeide, en dat zij dien ook gebruiken zouden -
als zij maar sluw geleid en gericht werden. En nu
was Oeyo-Go een nieuwen droom gaan droomen
als hij de Vriendinnen der Hoogen voor zich kon
winnen, als hij ze kon onderwerpen aan zijn wil,
dan kon hij, steunend op haar aanzien bij het volk,
toch nog ooit de zege behalen over den kangpo.
Hoe hij dit nieuwe doel bereiken kon, wist hij nog
nietschijnbare eerbied en onderdanigheid echter
leken hem een begin, dat verder leiden kon.
Een zware houten deur werd geopend, en Oeyo-Go
betrad den tempel, een langwerpige, lage ruimte,
waarin de vreemd vertrokken gezichten der goden
spookachtig opdoemden in het schemerdonker.
Terzij waren kleine, afgeschoten vertrekken voor
de tempelhoeders. De blanke vrouwen traden rustig
binnen, na Oeyo-Go, en liepen over oude, gebarsten
tegels naar de kamer, die de eerstvolgende dagen
haar woning zou zijn. Ethel Suhr wendde haar blik
af van de vreemde godengezichten Helga Lethus
echter vond er niets griezeligs aan, bekeek ze rustig
en noteerde alle bijzonderheden in haar geest.
Oeyo-Go stond met neerhangende armen en
deemoedig gebogen hoofd naast de deur, toen de
twee vrouwen haar vertrek binnengingen.
„Kangmi. de Geweldige, zal uw slaap bewaken,
Vriendinnen der Hoogen," fluisterde hij, „en Oeyo-Go,
uw broeder, zal van u afhouden ieder gelaat, dat
u mishaagt, en het doen verdwijnen uit Rongbuk."
Toen hij weer uit den tempel kwam en over den