binnenhof schreed, diep in eerzuchtige gedachten verzonken, kwam er een der kloosterknechten naar hem toe en vertelde hem, fluisterend van eerbied, dat het woord van den kangpo reeds in vervulling was gegaan een schare vreemde mannen trok uit het hoogdal het bergpad op, naar Rongbuk. „Ik heb uw gelaat al eenmaal aanschouwd, eerwaardige abt. In het jaar 1923, toen u generaal Rappel verlof hebt gegeven, uw gebied te betreden. Wij behooren, evenals hij, tot de secte der berg- aanbidders, en wij willen de goden dienen, door hun nader te komen op de toppen van den Himatsjal." Borjev maakte een buiging en reikte den kangpo twee zwaarwichtige documenten over een geschrift,' waarin 't Directoraat van Tomsk allen bevrienden machten verzocht, Borjev en zijn expeditie met raad en daad bij te staan, en een brief van den Dalai Lama te Lhasa, aan één der directeuren gericht, en waarin de expeditie met voorzichtige, opgesmukte zinnen verlof werd gegeven, de grenzen van Tibet te overschrijden. De kangpo nam beide papieren aan, raakte met zijn voorhoofd even het zegel van den Dalai Lama en gaf beide brieven zwijgend door aan Oeyo-Go. Met een tevreden en welwillend gezicht keek deze naar de Russen, die op den binnenhof van het klooster stonden, omringd door de broeders, die hun nieuwsgierigheid verborgen achter strakke gezichten. Peter Suhr was met Lin-Pei en de Tibetaansche dragers der expeditie bij de lastdieren gebleven, aan den voet van den kloosterberg. Om hem heen was een gewemel en gedrang van kloosterdienaars, pelgrims, kooplui en dorpelingen, die met de dragers der expeditie aan 't snateren waren en zich van de plechtigheid in het klooster niets aantrokken. Nieuwsgierige vingers streken over de pakken en kisten der expeditie, en soms waagde het een bijzon der stoutmoedige Tibetaan, de eigenaardige, glim mende tooverstaven aan te raken, die uit de omhullingen van leer en wasdoek kwamen kijken de instrumenten der Russen. Van al die nieuwsgierigheid om hem heen trok Peter Suhr zich weinig aan. Hij was er door zijn langen tocht in afgelegen streken wel aan gewend, die bemoeizucht der natuurkinderen op den koop toe te nemen. Maar hier had hij het gevoel, dat er nog iets anders in 't spel was dan onschuldige nieuwsgie righeid Er hing hier nog iets anders in de lucht, iets, dat als een onzichtbare muur tusschen hem en de opdringende menigte stond en die muur was op komen rijzen, toen Krinner door den Bhoetia had laten informeeren, of er ook blanke vrouwen in Rong- buk woonden. In 't begin had het geschenen, alsof vijf, zes der omstaanders tegelijk hadden willen antwoorden, maar een monnik, die tusschen de menschen stond, had snel een waarschuwenden blik in 't rond geworpen, toen het hoofd gebogen en met rustige stem in het Tibetaansch een paar woorden tot den Bhoetia gesproken. „Neen, er zijn geen blanke vrouwen in Rongbuk," had de Bhoetia schouderophalend het antwoord van den monnik vertaald, en ook de dorpsbewoners en kooplui, tot wie hij op bevel van Peter Suhr dezelfde vraag richtte, hadden ontkend of in 't geheel geen antwoord gegeven. Maar van dat oogenblik af stonden de menschen als een stomme muur. Tevergeefs had Peter een paar malen geprobeerd, door den dichten kring heen te breken, om beter het dorp in te kunnen zien. Men nam geen vijandige houding tegen hen aan. Er werd ook geen scheldwoord tegen de blanken uitgesproken. Maar men bleef staan en versperde hun den weg. En er was iets in de kleine oogen van deze Tibetanen, dat de reizigers tot voorzichtigheid maande. Krinner was met Borjev en de andere leden der expeditie meegegaan naar den binnenhof van het klooster. Na verloop van een half uur kwam hij met Kjellmann, den Noor, terug, om uit de bagage eenige der geschenken te halen, die voor den kangpo en zijn monniken bestemd waren. „Ze weten van geen blanke vrouwen, of ze willen er niets van weten," antwoordde hij schouder schokkend op den vragenden blik van Peter Suhr. „De chef heeft er den abt naar gevraagd, heel voor zichtig en terloops hij had onderweg gehoord, dat er Europeesche datnes in Rongbuk waren of geweest waren, zei hij. Of dat waar was, enzoovoort. Maar de abt bleef zoo ondoorgrondelijk als 'n sphinx. Alleen zei hij verwonderd, dat hij niet begreep, hoe zoo'n gerucht in de wereld kon komen. Er kwamen heelenuial geen blanken in Ronghuk, en blanke vrouwen waren er nog nooit geweest, «in het klooster niet en zelfs in het dorp niet. „Maar ik vertrouw hem niet," besloot Krinner grimmig. „Tsi-Loe zou zich nog vergist kunnen hebben maar die verhalen van de menschen in Giangtse over de blanke vrouwen in Rongbuk, die kunnen onmogelijk uit de lucht gegrepen zijn. Ze móéten hier zijn, en we zullen ze vinden ook Peter Suhr krabde aan zijn stoppelige kin. „Als 't jouw schoone onbekende alleen was, zou ik haast bang worden voor verraad Maar mijn vrouw kén ik tenminste die zal niet onverwachts een stel van die wilde heeren op ons af sturen. Ik krijg hier anders lieelemaal geen prettig gevoel. Dan wroette ik nog maar liever met mijn schoonvader in den grond Ik heb 't. hier zoo kriebelig, of er lieele legers insecten op me aanvallen en we hebben helaas geen insecten- spuit in onze bagage." Krinner schudde knorrig het hoofd. „Blijf jij maar kalm hier en pas op, dat die rare lui onzen rommel niet stelen. Ik donk, dat ik maar eens op mijn eigen houtje ga zoeken, 't Dorp kan ik op 't oogenblik niet in, maar ik zal tóch eens in dat klooster rond neuzen." Zijn vriend grijnsde. „Maak je over de bagage maar niet ongerust. Ze moeten al heel knap zijn, als ze iets onder mijn handen vandaan halen, zoolang ze niet met geweld beginnen. Maar wat dien verken ningstocht van jou betreft pas maar op Ik ver trouw die Tibetanen niet. Ze staan maar naar ons te loeren en ze smoezen maar. En die brave monniken vertrouw ik nog 't minste. Je weet nooit, hoe ze kijken achter hun neergeslagen oogleden. We zitten opgesloten als sardientjes in een blikje Krinner antwoordde slechts met een knikje en keerde met den Noor terug naar het klooster. Toen zij echter de poort door waren, en het gangetje zouden betreden, dat naar den binnenhof leidde, keek Kjellmann beduusd rond. De Duitscher, die achter hem hadgeloopen, was plotseling verdwenen. Aan het begin van de gang had Krinner zich snel door een openstaande zijdeur begeven. Even bleef, hij luisterend staan in het donker van dien ingang, en hij hoorde den Noor verwonderd zijn naam roepen. Toen begon hij langzaam en voorzichtig een 23 weg te zoeken door de herhaaldelijk vertakte gangen van het klooster. Vrees voelde hij niet. Wat kon hem gebeuren In geval van nood, als hij door monniken gezien werd, kon hij altijd nog beweren dat hij verdwaald was. Het was een geluk voor Krinner, dat de plechtige ontvangst der vreemdelingen door den kangpo de meeste broeders naar den binnenhof getrokken had. Anders was hij zeker niet veel verder gekomen, want gewoonlijk wemelde het in deze gangen van broeders der lagere trappen. Nu echter waren al die schemerige ruimten verlaten en stil. Krinner had er nog geen idee van, hoe hij weer weg moest komen uit dien doolhof, maar hij dacht er niet veel over na ook. Zijn heele denken werd nu eenmaal in beslag genomen door de vraag, of Helga Lethus zich misschien ergens in deze gebouwen bevond. of zij en de vrouw van Peter Suhr er misschien gevangen werden gehouden. Een paar malen doken aan de kruisingen der gangen gedaanten op, kloosterdienaars en broeders, wier omtrekken vervaagden in het schemerdonker. Dan hield Krinner zich verscholen in de schaduw der nissen en wachtte met ingehouden adem, tot zij verdwenen waren. Niemand werd hem gewaar, maar hij kon zelf ook niets ontdekken, dat op de aanwezigheid der twee dames kon duiden. Hij keek openstaande, leege cellen binnen, halfdonkere holen, die hem aandeden als middeleeuwsche kerkers. Met voorzichtige schreden sloop hij door een zaal, die zoo muf rook als een modderpoel. Die geur kwam uit de nis'en in de muren, waarin tienduizenden boeken en schriftrollen, dicht opeengedrakt, slui merden. Het archief van Rongbuk. Was hij een geleerde geweest, hij had hier zijn zwerftocht gestaakt en zijn leven gewaagd, om althans eenige van die oude Chineesche, Tibetaansche, Indische en Mon- goolsche geschriften in te zien. Misschien sluimerden hier sinds eeuwen geheimen, waarop de jonge beschaving van Europa nu eerst trotsch kan zijn misschien zelfs een kennis, waar wij nog eeuwen lang vergeefs 0111 zullen worstelen. Vervolg op pagina 34 GERECHTVAARDIGDE TROTS

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 23