in vroeger dagen vVfr. H. H L. Lamberts Hurrelbrinck: AUTORACES AAN de poorten van Brugge, op den weg naar Gent, staat een garage, en daar werkt een meesterknecht, een oude man, die in zijn jeugd de eerste autoraces meegereden heeft, als monteur op den wagen van den in die dagen zoo hekenden baron de Caters. Wanneer die oude man aan het vertellen gaat, dan trilt over zijne lippen een homerisch epos, een Odyssee vol avonturen over de heer banen van Europa. Er bestaan ook nog tijdschrif ten uit dien tijd, maar hun inhoud klinkt naïef voor den automobilist van hedener ontbreekt aan de poëzie van den verteller, die met oogen, welke de ontwikkeling van een periode in al haar phasen aanschouwd hebben, terugblikt in het ver leden en daar de ontroerende schoonheid van jeugd herinnering vindt. Op de renwagens uit het ijzeren tijdperk van de autosport zat naast den bestuurder steeds zijn mon teur, die tijdens een wedstrijd heel wat arbeid te verrichten had. Bij iedere panne moest hij de oor zaak naspeuren en zoo mogelijk verhelpen, bij iedereu lekken band moest hij een nieuwen omleggen en oppompen tot de adem hem begaf, en zelfs wanneer alles normaal verliep, had hij nog volstrekt geen rust. Dan moest hij, terwijl de slecht geveerde wagen op zijn smalle banden met een 100 K.M. vaart zulke snelheden werden toen reeds gereden over de bultige wegen slingerde en sprong, olie bijpompen en losgetrilde moeren en bouten vastzetten. De be- Prins Borghese (aan het stuur) arriveert met z'n monteur Luigi Barzini te Parijs (1907) na z'n grooten tocht van Peking. stuurder klemde zich met beide handen aan het stuur-wiel vast, maar de monteur was meestal met een breeden gordel om zijn middel aan den wagen vastgehaakt om er niet uitgeslingerd te wor den. Obscure helden waren deze monteurs, die alle gevaren met den be stuurder deelden, maar voor wie geen blaadje uit de lauwerkransen afge plukt werd. Zelfs hun namen bleven in 't duister. Slechts van Barzini, den monteur van prins Borghese, is de naam bewaard gebleven, maar daarvoor heeft hij zijn meester dan ook moeten vergezellen op dien zwaren wedstrijd vol ontberingen van Peking naar Parijs. Dan spreekt de geschiedenis nog van Aristides, den monteur van Chevalier de Knyff, maar beiden waren dan ook feno menen. Vond men Aristides niet eens na afloop van een wedstrijd Parijs-Nice, in slaap gevallen temid den van de brokstukken van een gedemonteerde oliepomp Het was een geheel nieuw model, dat den weetgierigen jongen monteur reeds vanaf Parijs gepuzzeld had en ondanks de vermoeidheid na den zwaren rit had hij terstond na aankomst de pomp uit elkaar genomen om er de werking van na te gaan. De winnaar Boillot met zijn Pcugeot-wagen in een scherpe kromming op Mont Ventoux in 1912. Zoo leefden deze onbekende soldaten van de autosport in den strijd hunner mees ters mede. De allereerste autowed- strijd werd gehouden in 1894 van Parijs naar Rou- aan, in den vorm van een betrouwbaarheidsrit, waar bij de eerste prijs ex aequo werd toegekend aan een Panhard en een Peu geot, terwijl een De Dion den tweeden prijs kreeg. De wedstrijd had zulk een succes, de rijders en wagens waren overal op hun weg door de bevolking met zulk een stormachtige geestdrift begroet, dat twee pioniers van het automo bilisme, graaf De Dion en baron van Zuylen van Nyevelt, terstond een plan ontwierpen voor een wer- kelijken snelheidswedstrijd die dan ook het volgend jaar reeds verreden werd van Parijs naar Bordeaux en terug. Drie en twintig wagens verschenen te Ver sailles aan den start, van welke de saamgestroomde bevolking er twee dagen later 9 terug zag. Levas- sor won den wedstrijd in iets meer dan 48 uren de wielrenners reden hun jaarlijksche Bordeaux- Parijs-race in ongeveer 26 uur bewezen was dus, dat een automobiel, die het uithield, sneller was dan een fiets. De kranten geraakten er van in opwin ding en brachten hooggestemde artikelen over „het voertuig van de toekomst, dat eenmaal de wereld veroveren zou," maar paardenkoopers en rijwielfabri kanten, wien een oogenblik de schrik om het hart geslagen was, herwonnen hun gemoedsrust, nadat zij op informatie uitgetrokken waren naar het lot der veertien wagens, die nimmer Parijs terug zagen. De spoorwegmaatschappijen dachten heelemaal niet. Inmiddels was de automobiel ook tot andere lan den doorgedrongen en in 1902 werd in Frankrijk het plan geopperd voor een snelheidswedstrijd Parijs- Berlijn. Het voorstel werd in Duitschland met bijval ontvangen en het reglement onmiddellijk vastgesteld. In drie étappen zou de wedstrijd verreden worden met olielampen racede men 's nachts niet den eersten dag naar Aken, den tweeden naar Hannover en den derden naar Berlijn. Toen kwamen de be zwaren. In Frankrijk waren de wegen goed, maar hoe zouden zij in Duitschland wezen vroeg men zich in Parijs af. Wat wisten de toeristen uit die Een prent uit een auto-wedstrijd bij Bologne in 1908. De banden van den wagen worden midden op de baan verwisseld. Zooals men ziet hebben ze sterk van het rijden te lijden gehad.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 2