VAN VEEREN EN VOILES J A, mevrouwtjeer worden weer veeren Veeren en voiles. Kan het vrouwelijker enouderwetscher Toch zal niemand, die deze modellen aan schouwt, den adem van het verleden over zich heen voelen gaan. En toch en toch. Lang heel lang gele den, in de duistere mid deleeuwen, droegen de vrouwen „iets" op 't hoofd, dat van voren hooger was dan van achteren. „Het" liep schuin af en ergens van achteren hing een lange voile of sluier. Zouden de groote mode ontwerpers zich hierop geïnspireerd hebben toen zij voorschreven, dat de sluiers van den winter losjes tegen de achterzijde van de hoedbollen aangebracht zouden worden gedragen? Wie weet. Het laatste Parijsche modebericht, dat ons per vliegtuig werd toegezonden, spreekt van de nieuwe hoedmodellen, geïnspireerd op de Eskimo - dracht en op de baret van Hendrik den Derden van Frankrijk. Hendrik de Vierde is bekend om het naar hem genoemde baardje, kortweg een Henri Quatre ge naamd Hendrik de Achtste (maar die was van Engeland) was be kend om zijn wreedheid, zijn zes vrouwen en iedereen herinnert zich van de film en aanplak biljetten de platte flu- weelen baret, die hij op alle afbeeldingen achter op het hoofd draagt. Maar Hendrik de Derde geniet heelemaal nietzoo'n populariteit en wij moe ten bekennen, dat we niet weten met welk hoofd deksel hij zijn vorstelijke kruin placht te dekken. Er blijft dus nog iets te raden over en dat' is heel plezierig, want zoolang wij het niet weten kunnen wij nog hopen, dat het iets zal zijn dat wij ook zullen kunnen dragen Teneinde haar reputatie van grilligheid te hand haven heeft mevrouw Mode onmiddellijk voorge schreven dat.er ook hoeden zullen worden ge dragen waarbij de sluier van voren afhangt en wel ruim en lang en van het gelaat afstaande. (Wat zeer practisch is bij wintersche kou en daar door ontstane druipneuzen, hoewel het niet waar schijnlijk is dat madame Mode zich door deze over weging heeft laten leiden Wie nog van vroeger struisveeren bezit kan deze thans laten verwerken. Veel hebben we niet noodi^ voor de nieuwe garneering een korte toef uitge kamde struisveeren midden voor of terzijde tegen den bol aangelegd, meer verlangt de mode niet. Naast de zeer kleine kapjes, de platte petjes, de toques, tulbandvormen en puntmutsjes zullen groote gekleede hoeden met breeden rand worden gezien. De neiging van de hoedbollen om van voren hooger te zijn en naar achteren toe af te loopen, zal ook bij deze gekleede modellen merkbaar zijn. De zeer groote modellen zullen tamelijk recht worden gedragen. Zeer nieuw is de vorm, waarvan de rand ter weers zijden is opgeslagen en platgestreken, waardoor een eenigszins vierkant model ontstaat. Onze afbeelding laat een dergelijken hoed zien, gedacht van ruig grijs vilt, gedeeltelijk met figuurtjes doorgestikt. Nieuw is het driehoekig ingezette ge deelte, door stiksels in partjes gedeeld. De laklederen band met nikkelen gesp geeft een zeer sportief karakter aan dit vlotte model. Eén ding valt er van de a.s. wintermodellen alvast met zekerheid te voorspellen niemand ook de zeer handige vrouw die goed met naald en draad en schaar weet om te gaan nietzal in staat zijn deze schijnbaar zoo hoogst eenvoudige modellen na te maken. Een troost heeft men echter tegenwoordig duurt de alleenheerschappij van de nieuwe creatie maar heel kort. Reeds na enkele weken zien wij de dure modellen in de goedkoope confectie verschijnen. Wacht dus maar getroost af en het laatste snufje komt ook uw kant wel uit

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 36