-De Indianen maakten jacht op bizons voor hun levens onderhoud. Hierbij moet echter de weg der geleidelijkheid worden bewandeld en eerst na jaren zal het verwoeste land wederom zijn vroegere vruchtbaar heid terug hebben. Over het algemeen behoeft men niet te beginnen met boomaanplantingdaar voor heeft de grond te veel geleden. Meer resul taten kunnen worden verwacht van de aanplan ting van het zg. „buffel gras". Hiermede bereikt men een tweeledig doel. De funeste gevolgen van zandstormen worden voor een belangrijk deel onder vangen en de bizon vindt er uitgestrekte wei deplaatsen, waar hij naar hartelust kan grazen. Vele teekenen wijzen er dus op, dat de bizon in het land zijner vaderen een nieuwe toekomst tege moet gaat. Natuurlijk moeten we niet verwach ten, dat de vroegere, onaf zienbare kudden de prai riën zullen bevolken. De ernstige gevaren, die vroe ger het leven van deze dieren bedreigden, bestaan bijna niet meer. Voor den mensch geldt het verbod om de meedoogenlooze afslachting weer opnieuw te beginnen. Zelfs de natuurlijke vijanden zijn aan zienlijk verminderd. De winter, die in de prairiën meestal streng is, vernietigde het leven van honder den en honderden dieren. Wanneer de rivieren met een ijslaag waren bedekt, werden de bizons het slachtoffer van hun te groot vertrouwen. Ze hadden de gewoonte om in reeksen achter en naast elkaar te loopen. Onder de ontzaglijke zwaarte van zoo'n kudde brak de ijskorst en de dieren stortten in het water. In hun pogingen om er weer uit te komen werden ze gehinderd door de tallooze, die hen volg den en de meeste verdronken dan ook jammerlijk. De bezorgdheid, die de bizon thans van de zijde van den mensch ondervindt, en dio hem binnen 'n zekere, zij 't ook uitgestrekte ruimte houdt, zal zoo'n massa- verdrinkingsdood wel weten te voorkomen. Voor den grizzly, den bekenden en gevreesden grijzen beer, die er niet tegen op zag om den strijd met den bizon stier aan te binden en daaruit meestal als overwin naar te voorschijn kwam, is bijna geen plaats meer in het beschaafde Noord-Amerika, zoodat ook deze Bizon kop. vijand practisch niet te vreezen valt. Hetzelfde geldt voor de wolven, die vooral voor de jonge buf fels gevaarlijk waren. Het is altijd een tra gisch verschijnsel wanneer 'n diersoort door toedoen van den mensch gedoemd is om uit te sterven. Thans hoopt men den bizon dit lot bespaard te hebben en hem niet alleen te laten fungeeren als beziens waardigheid in dieren tuinen, maar weer in te schakelen als een nuttig element in het leven van het land, waar hij thuis hoort. En wij gelooven niet te overdrijven wan neer we beweren, dat de Amerikaan aan den bizon wel iets heeft goed te maken. Wellicht zal menigeen verbaasd opkijken bij de volgende opmerkingook Europa heeft zijn bizon gekend. Dit dier, wisent genaamd, kwam in bouw ongeveer overeen met den Amerikaanschen bizon. Van een afslachtingsproces zooals in de Vereenigde Staten, is in Europa nooit sprake geweest. De immer voortschrijdende beschaving en de daarmede ge paard gaande uitbreiding der bevolking hadden ten gevolge, dat de in wilden staat levende wisents, niet langer konden worden geduld en langzamerhand werden zij naar minder toegankelijke en onbewoonde streken teruggedrongen. De laatste groote jacht vond plaats in October van het jaar 1860. Bij deze gelegenheid schoot de keizer van Rusland zes wisent - stieren, terwijl de hertog van Weimar en de prinsen Karei en Albrecht van Pruisen er te zamen acht neer legden. Sindsdien leven de Europeesclie bizons alleen nog maar in het oerwoud van Bialowicz in Litauen, waar ze beschermd worden. Door een scherp jacht- verbod hoopt men het uitsterven van dit dier te kunnen voorkomen. En aangezien we in Europa geen Indianen-stammen hebben, die vol heimwee terug denken aan den tijd, dat zij achter de kudden aan joegen, acht men het niet noodig. om den wisent, gelijk de Amerikanen dit doen, opnieuw in grooten getale aan te kweeken. regende het kogels in de geweldige kudden. De spoor wegmaatschappijen vonden een methode uit, die, zonder gevaar voor de „jagers", het grootst mogelijke resultaat opleverde. Er werden jachtpartijen per trein georganiseerd, uitsluitend met het doel om bizons van kant te maken. Vanuit den trein schoot men op en in de kudden en ontelbare weerlooze dieren werden op deze manier afgemaakt. In betrek kelijk korten tijd wist men langs dezen weg do mil- lioenen te verminderen tot op tienduizenden, weldra tot op duizenden en in 1883 stelde men met kennelijk genoegen vast, dat de laatste groote, in het wild levende kudde was afgeslacht. De enkele „losse" exemplaren kreeg men bij gelegenheid nog wel. Waren er niet enkele dierenvrienden geweest, die er halsoverkop voor zorgden, dat een klein getal bizons in dierenparken werd ondergebracht, dan hadden we op het oogenblik dit rund de koe en de bizon zijn soortgenooten alleen nog maar op een afbeelding kunnen bewonderen. In 1905 stichtten de Amerikanen een vereeniging de American Bison Society en langzamerhand wist men het getal weer op te voeren. Op het oogenblik leven er in de Vereenigde Staten ruim vierduizend en in Canada heeft men het zelfs al tot zeventienduizend weten te brengen. A/fen oordeelde het noodig en nuttig om de Indianen van dezen aanwas te laten profiteeren. De oor spronkelijke bewoner van Noord-Amerika ook hun aantal is sterk gedund voelt nog steeds het gemis van den bizon. De omschakeling, die de regeering had verwacht, van jager tot landbouwer, is uitge bleven, althans het enthousiasme voor dezen nieuwen vorm van arbeid was zeer matig. Thans heeft men twee stammen weer in het „bezit" gesteld van bizons. De Sioux in Zuid-Dakota ongeveer de plek waar de laatste groote kudde werd neergeknald kregen 54 dieren, de stam der Kraaien in den staat Montana ontving een zending van 77 exemplaren. De opper hoofden hebben plechtig verklaard, dat deze bizons met rust zullen worden gelaten men vreesde namelijk, dat de lust tot jagen bij de Indianen te sterk zou blijken en eerst wanneer de kudden zijn gegroeid tot twee- a driehonderd zal men er jaarlijks een klein aantal van dooden. De bedoeling is natuur lijk, dat de Indianen-stammen langzamerhand weer de beschikking krijgen over aanzienlijke kudden en zij op deze manier hun oude bestaansmogelijkheid gedeeltelijk terugkrijgen. Over het algemeen is het Amerikaansche publiek niet wat men noemt „warmgeloopen" voor de pogin gen tot „restauratie" van den bizon. En hierbij speelt de factor zakelijke overwegingen een belang rijke rol. In het economische leven der blanke Ameri kanen heeft de bizon geen plaats kunnen vinden, ondanks zekere superieure kwaliteiten, die deze dieren bezitten. In de eerste plaats zijn ze grooter dan de gewone koeien of stieren. Verder vinden ze hun voedsel in veel ruwere en koudere streken de grazende bizons doen zich bij voorkeur te goed aan het sappige gras van de prairiën. En wat betreft den afkeer van het vleesch, dat door de kolonisten uit de eerste helft der vorige eeuw juist zoo werd geroemd t De heeren van de Bizon- vereeniging meenen, dat men hier te doen heeft met een vooroordeel van het hedendaagsche Amerikaan sche publiek, dat wellicht zal kunnen worden over wonnen. Buiten dit alles om ziet men in den bizon nog een ander nut. Tijdens de hevi ge droogte, waardoor de Vereenigde Staten het vorig jaar zijn geteisterd, wer den onafzienbare gebieden als het ware omgeschapen in dorre zandwoestijnen. Het opnieuw vruchtbaar maken van deze streken is een eerste noodzaak. ■c<ag

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 3