DE DAME UIT DEN S „BLAUWEN EXPRESS" door CAxel (Rudolph 22 ERINNER sloeg de armen een paar maal uit en in het was koud. „De weg, dien u gaat, leidt niet naar den Tsjomoelonga, heeren, maar naar een ietwat voorbarig hiernamaals. Weet u ook, of deze weg al eens door vroegere expedities gebruikt ist" „Dat is hij niet," antwoordde Borjev verwonderd. „Maar de gidsen zeggen, dat dit de beste weg is we zijn hier in denzelfden tijd driehonderd meter hooger gekomen." „De gidsen Krinner keek den Rus ernstig aan. „Die hebben opdracht, u regelrecht den dood in te voeren Wilt u dit maar eens lezen Borjev nam het briefje van Helga Lethus aan en las snel den inhoud. Dte jongere broer keek over zijn schouder en stiet klanken van woede uit. „Wat een huichelaars „Het dal des doods zoo noemen ze hier de kloof daarginds, die oogenschijnlijk naar het noordelijke zadel voert," hernam Krinner. „Ik heb bij 't klimmen al gehoord, hoe daar de steenstortingen ratelen 't zal u óók wel niet ontgaan zijn. Krijgt u daar een lawine, dan bent u onherroepelijk begraven. Misschien begrijpt u nu, dat ik ongenoodigd en zonder welwillend verlof van den kangpo, hierheen ben gekomen." Borjev veegde zich het voorhoofd af, waarop het ondanks de koude begon te parelen. Het briefje van Helga ging van hand tot hand onder de snel toegeloopen leden der expeditie. Borjev was zichzelf het eerst weer meester. Met barsche stem riep hij den voornaamsten gids tot zich. „Weet je zeker, dat die weg goed is, waar je ons langs brengt, Wala t" „Heel zeker, bara sahib." „Zoo. Dan zullen we iets afspreken." Hij keek den man scherp aan. „Wij blijven hier nog een paar dagen in 't kamp. Jij breekt met de dragers morgen ochtend vroeg op en je gaat het volgende kamp vast opslaan. Daarginds, in de kloof. Blijf maar daar, tot wij komen." „Bahoet accha het is goed, heer." Er vertrok geen spier in het gezicht van den Tibetaan. Borjev keerde zich om en drukte Krinner de hand. „We zijn u zeer dankbaar, meneer Krinner. Ik hoop maar, dat het bericht van uw landgenoote op een vergissing berust, maar we zullen onze maatregelen nemen. U zult wel zoo goed zijn, ons kamp te deelen." Met graagte aanvaardde Krinner het eten en de yak-melk, die de Russen hem aanboden. „Hoe zit dat eigenlijk, meneer Krinner," vroeg de dokter. „Had u hier in de bergen al meer toeren gemaakt t" „Neen," antwoordde Krinner. „Maar ik ken de bergen in Beieren en in Zwitserland." „Dus u kende den weg naar den Rongbuk-glet- scher niet V' Krinner schudde het hoofd. „Ik heb me naar de beschrijving en naar het kompas gericht." De Russen keken hem met respect aan. Zonder gids over die grillige richels en kloven Geen wonder, dat de man naar zijn slaapzak verlangde, en ondanks de koude uitstekend sliep. Tegen drie uur in den nacht deed een scherpe knal de slapenden opspringen. Naast de tent spoot en stoof het, als was er een granaat ingeslagen. In een oogwenk was alles op de been. Een der dragers wees met een gebaar van fatalistische kalmte naar boven. „De wilde sneeuwmenschen boven hebben op ons geschoten, heer." Men wachtte minuten lang en luisterde gespannen. Daar Weer kwam het donderend de steile wanden langs. Het klonk, alsof een reus met groote sprongen een trap af kwam. Een vinnig, schel gefluit in de lucht, een paar hartkloppen van ademlooze span ning. Hoe zou het inslaan t Met scherp geknal spron gen een paar machtige steenblokken uit elkaar, enkele schreden van de tent. Een paar andere schoten verder de helling af en bleven steken in een kleine, met sneeuw gevulde kom. Een steenstorting En aanstonds steenen van het zwaarste kaliber Borjev keek zijn kameraden ern stig aan. „Ik geloof, dat meneer Krinner precies op tijd gekomen is, jongens," zei hij. „We zijn werkelijk op den weg des doods." „Wilt u misschien nog een duidelijker bewijs hebben, meneer Borjev t" Krinner, die een paar woorden met zijn trouwen Bhoetia gewisseld had, kwam langzaam naar de groep mannen toe. „Uw knappe gidsen zijn vannacht verdwenen, alle drie." Dit gaf den doorslag. Zonder verder na te denken gaf Borjev het bevel, op te breken. Alle handen pakten aan. Ook Krinner nam zijn portie van den arbeid, ongevraagd. Nog eer de matte middagzon door de wolken schemerde, was de expeditie op weg. Moeizaam tobden zij voort langs steile hellingen, met bedden van sneeuw afgezetover spits gesteente en een gletscherachtigen doolhof, gesmolten en weer bevroren sneeuw, die de grilligste vormen had aange nomen onder den invloed van droge lucht en steile zon. Iedere stap moest voorzichtig worden overwogen en gezetde bagage drukte de adem ruischte en kreunde in de borst. De mannen zetten de tanden op elkaar en trachtten te vergeten, hoe dit alles verlo ren tijd beteekende, verloren krachtsinspanning. Hoog boven hen stond trotsch en dreigend de top van den Tsjomoelonga, verachtelijk neerziend op het machtelooze gedoe van de aardmenschjes be neden. Twee dagen ploeterde men voort, en uitgeput bereikte men eindelijk de plaats, waar een vorige expeditie haar kamp had opgeslagen. Zoodra men den noodigsten arbeid verricht en een paar happen gegeten had, schoot men in de slaapzakken. Den volgenden morgen begon Krinner zich gereed te maken voor den terugtocht. Toen hij bij 't pakken opkeek, merkte hij tot zijn verbazing, dat alle leden der expeditie om hem heen stonden. Er was iets bijna plechtigs in de koene, gebruinde gezichten der mannen. Borjev schraapte zijn keel en stak Krinner de hand toe. „We hebben u in Rongbuk verkeerd beoordeeld, meneer Krinner. Ik erken ronduit, dat we u zelfs heel gemeen behandeld hebben. Maar er waren om standigheden Enfin, we weten nu, waar we aan toe zijn. Morgen vroeg gaan we verder naar boven. We zouden het ons tot een eer rekenen, als u bij ons bleef en meeging." Krinner keek ietwat verlegen op, terwijl zijn han- KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: Een jonge Duitsche ingenieur, Adrian Krinner, reist met den „Blauwen Expressvan Peking naar Shanghai en ontmoet in den trein een beeldschoon, jong Duitsch meisje. Een Ghineesche rooverbende overvalt den trein en plundert de reizigers. Helga Lethus, de Duitsche dame, reist vrijwillig met den troep van Lin-Kwong verder, in gezelschap van 'n Amerikaansche familie, die voor studie-doeleinden een tocht door China maakt. Krinner, die verliefd is op Helga Lethus, besluit haar te achtervolgen en doet dit te zamen met een zekeren Peter Suhr, wiens vrouw eveneens door de bandieten is meegevoerd. Het blijkt, dat zij en Helga Lethus door de\ bende aan een karavaan Tibetaansche pelgrims als slavinnen verkocht zijn. Per jonk gaan ze, althans gedeeltelijk, hun reis naar Tibet ondernemen. De pelgrims zijn intusschen te Rongbuk in Tibet gearri veerd. Over de aanwezigheid der blanke vrouwen ont staat oneenigheid onder de monniken. Besloten wordt, de vrouwen aan een godsoordeel te onderwerpen, dat gelukkig gunstig voor haar verloopt. Krinner en Suhr ontmoeten, wanneer ze zich ten laatste in Tibet bevin den, een gezélschap Russen. Zij sluiten zich bij hen aan en zetten gezamenlijk den tocht naar Rongbuk voort. Hier vindt Krinner de verdwenen vrouwen in den tempel. De abt van Rongbuk wil de Russische Tsjomoelonga-expeditie in de bergen laten omkomen, en op aandringen van Helga gaat Krinner de Russen achterna om ze van het verraad van den abt in kennis te stellen. Nu kunt u verder lezen. den met den riem speelden, dien hij juist om een pak had willen slaan. Het beeld van Helga Lethus stond voor hem."Zijn plaats was bij haar, in Rongbuk. Dat stond vast. Hij zou altijd dóór zijn, waar Helga Lethus was- Maar. Krinner zou geen zoon der bergen geweest zijn, als het voorstel van Borjev hem niet had aangelokt. Den Tsjomoelonga beklimmenhooger klimmen, dan hij ooit geweest wasZijn blik ging in het rond, langs de gezichten der mannen, die hem nu zoo heel anders aankeken dan vroeger. Toen sloeg hij zijn oogen op, langs de steil opstijgende bergwanden naar het zachtronde dak van den berg, het licht omnevelde land van geheimenis. Adrian Krinner haalde diep adem. Helga Lethus had geen haast getoond, om weg te komen. Een paar weken zouden ze het daar beneden ook zonder hem nog wel kunnen stellen. Peter Suhr was er trouwens, zijn vertrouwde kameraad. Als er gevaar dreigde voor zijn vrouw en voor Helga Lethus, zouden zij Peter Suhr te hulp roepen. En Peter Suhr zou haar weten te helpen. Krinner liet den riem vallen en schudde krachtig de rechterhand van Borjev. „Als u me mee wilt hebben graag DERTIENDE HOOFDSTUK NOG slechts een honderdvijftig meter, en men had den top bereikt, den hoogsten top, op dien van den Mount Everest na Adrian Krinner lag in zijn slaapzak naast Arne Kjellmann, den Noor, en deed zijn best, heel langzaam te ademen en zijn borst te trainen voor den tocht van dien ochtend. Hij was mager geworden in die twaalf dagen. Diep lagen zijn oogen in de kassen, achter blauwe schaduwen. De Tsjomoelonga bleek toch heel iets anders te zijn dan de Piz Palü of de Mont Blanc. Krinner had het tot nu toe even kranig volgehouden als zijn tochtgenooten, maar hij voelde zijn krachten langzaam slinken. Bergen beklimmen kon hij geen steilte, geen kloof schrikte hem af. Maar aan die stormen, die kou en dien lagen lucht druk was hij niet gewend. Had hij de training niet gehad van den langen marsch over den Tangla- Sjan, hij had ondanks zijn lichaamskracht en zijn kerngezond gestel moeten opgeven. Reeds praatten twee der jongere Russen er over, terug te keeren. Ook Krinner voelde, terwijl hij daar lag en naar het huilen van den stormwind luisterde, een groote dofheid in zich opkomen. Waarom martelde men zich hier eigenlijk af Wat had de wereld er aan, of men den Tsjomoelonga beklommen had of niet Geen mensch kreeg er een kruimel brood meer om. De zegepraal van een idee, jamagere winst „Slaap je, Krinner V' De Noor wendde zich in zijn slaapzak op zijn zij. Zijn groote blauwe oogen staar den in 't donker, en zijn mond spon voort aan de gedachten van Krinner. „Wat is die bergbeklimme- rij eigenlijk Een redelooze zucht om je eigen of een anders record te slaan dikdoen anders niets." Krinner beheerschte met geweld zijn eigen ont moediging. „Als je maar eerst boven bent," trachtte hij zich op te winden. „Als je maar eerst boven bent. zei de Noor hem peinzend na. „Ik weet niet, Krinner; ik.... geloof niet meer aan het succes." „Waarom niet V' Krinner voelde het ijzig worden in zich. „We staan er prachtig voor." „We staan er prachtig voor," herhaalde een onverschillige stem. „Er zijn er wel méér geweest, die er prachtig voorstonden, en die toch niet terug zijn gekomen." Krinner huiverde ondanks de warme bonten voering van zijn slaapzak. Hij wendde zich om en om en trachtte te slapen, maar het lukte niet. En hij wistdie daar naast hem lag, de gevierde ski-looper, lag eveneens wakker. Eindelijk kwam de morgen. Langzaam, eindeloos langzaam ging het opwaarts. De weg over de rotsen was steil en slecht begaanbaar, en de lucht was zoo

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 22