DE DAME UIT DEN ..BLAUWEN H1 door CAxel ^Rudolph 22 NEGENDE? VERVOLG: EVEN aarzelde Oeyo-Go. Zou hij een openlijk verzet wagen Hij wist het, de ergernis des volks was groot. De dorpelingen van Rongbuk zouden aan zijn zijde staan, en een groot deel der monniken ook. Maar wie kon weten, wat de oude man in 't schild voerde Ondoorgrondelijk waren zijn trekken, groot was nog steeds zijn invloed op de menschen. Een enkel geslepen woord van hem, één kleine verrassing kon de stemming doen omslaan en den oproerling, Oeyo-Go, vernietigen. Aan den anderen kant was het lokaas. Het was duidelijk, dat de kangpo hem weg wou hebben. Misschien wou hij de misdadigers in zijn afwezigheid laten vluchten. Oeyo-Go balde de vuisten bij die gedachte. Maar grooter dan de wraakzucht was zijn eergierigheid. In Lhasa wachtte de kans, zich in te dringen bij den Groote, den kangpo van Rongbuk neer te halen, zijn fouten bloot te leggen. In den geest zag Oeyo-Go zichzelf al met een kara vaan terugkeeren van Lhasa, als pasbenoemde kangpo van Rongbuk, met den brief van den Dalai Lama bij zich, waardoor de oude man naar een een zame bergkluis gebannen werd. Hij maakte een gewillige buiging voor den abt. „Gij hebt in uw wijsheid te bevelen, eerwaardige, Oeyo-Go gehoorzaamt." Heel Rongbuk was in beweging. De mannen stonden bijeen gegroept en bepraatten uren lang de groote gebeurtenis. De kinderen riepen elkaar toe, dat de toovenaar, die de rust der goden geschonden had, in het klooster gevangen zat en door den Kangmi zou worden opgevreten. Iedereen was op de hoogte, ook Krinner's Bhoetia, die nog steeds ongehinderd rondzwierf om het dorp, neerslachtig en eenzaam, want hij kende geen mensch in Rongbuk en wist niet, waar hij zijn voedsel moest halen, laat staan, hoe hij in zijn vaderland terug moest komen. Hij mocht al blij zijn, dat men hem met rust liet. Door den honger gedreven zwierf hij de bergpaden langs, om bessen te zoeken. Hij was tamelijk ver van het dorp geraakt, in een woestijn van rotsblokken, toen hij hevig schrok van een zacht gefluit. Uit een hol, door een groot blok afgedekt, kwam een mannenhoofd te voorschijn, door een borsteligen baard omlijst. Een paar slimme oogen schitterden hem vertrouwelijk toe. De Bhoetia bleef wantrouwig staan. Peter Suhr moest geheel te voorschijn komen uit zijn schuilhoek, eer de inlander hem herkende. „Eindelijk een krant," zei Peter Suhr schertsend, en hij klopte den Bhoetia, die hem met open mond aanstaarde, op den rug. Toen begon hij, in langzaam Engelsch, den man uit te vragen. Lin-Pei kwam helpen. Het duurde een heele poos, eer zij elkaar verston den. Eindelijk wist Peter, hoe de zaken stonden. Hij liet den Bhoetia wachten en zich verkwikken aan den mondvoorraad, dien Peter Suhr had kunnen redden in zijn vrijwillige verbanning. Toen ging hij de grot binnen, naar zijn vrouw, die door ingespannen luis teren al het een en ander had verstaan. „Dus je vriend is terug zei ze. „Jawel," antwoordde Peter. „Maar ze hebben hem gevangen genomen en ze willen hem dooden. En het Duitsche meisje ook." „Kunnen we niets voor hen doen t" vroeg Ethel. „Dat zal niet makkelijk gaan." Peter Suhr ging liggen, want zitplaatsen waren er niet. „Ik heb een nog tamelijk goede revolver en munitie voor twintig schoten," overlegde hij. „Daar kan ik geen klooster mee bestormen en slag leveren met honderd monni ken. Jammer dat we geen machinegeweer en hand granaten hebben. Ik hou anders niet van die dingen, maar in een fatsoenlijk blank huishouden hier in de buurt mogen die gemakken eigenlijk niet ontbreken." Snel bespraken zij alle kansen en mogelijkheden. „De kloosterbroeders omkoopen gaat niet met dat beetje geld, dat ik nog over heb," zei Peter. „En de kangpo komt hier niet in de buurt. Anders konden we hem te grazen nemen en als gijzelaar gebruiken. Hé," riep hij opeens, en snel stak hij het hoofd door den ingang, „weet je ook, of die schurken den bara sahib ghuw willen vermoorden V' Ongaarne slechts onderbrak de Bhoetia zijn ijveri- gen maaltijd. „Niet gauw, sahib. Ze hebben priesters naar Lhasa gestuurd, naar den Dalai Lama. Die moeten eerst terug zijn." „Dat duurt nog wel een tijdje." Peter Suhr klaarde op, kroop uit het hol en haalde bankpapier uit zijn zak. „Ga maar terug, vriend," zei hij tot den inlander. „Probeer maar eens, of je ons een paar lastdieren en wat proviand kunt bezorgen." „Neemt u me mee. sahib De Bhoetia keek hoop vol smeekend naar den holbewoner. „Natuurlijk neem ik je mee. Zorg maar, dat je tegen donker ongemerkt hier komt met de beestjes." Toen de man zich verwijderd had, riep Peter Suhr zijn vrouw. „Wil je onze meubelen buiten brengen, Ethel Dan ga ik met Lin-Pei aan 't pakken." „Gaan we weg vroeg zijn vrouw. „Dat lijkt me het eenige," antwoordde Peter Suhr. „Wij kunnen met z'n drieën of vieren toch niets beginnen." „Je wilt je vriend en mijn vriendin toch niet aan hun lot overlaten „Natuurlijk nietantwoordde Peter, zijn arm om haar heen leggend. „We kunnen hen alleen helpen door zoo gauw mogelijk op te trekken. De Bhoetia kan ons den weg wijzen over de bergen. We gaan naar Darjeeling. en we gaan terug met soldaten. Dat is de eenige mogelijkheid. Laten we maar gauw aan 't werk gaan. Hoe eer we de bergen over zijn, hoe meer kans." VIJFTIENDE HOOFDSTUK ["ET klooster van Rongbuk was geen gevangenis en het bezal geen eigenlijke kerkers. Het duffe torenvertrekje zonder raam, waarin men Krin- ner opgesloten had, was donker, maar door rondom tasten wist hij nog dienzelfden dag te ontdekken, dat de wanden slechts uit dun hout bestonden. Alleen de achterwand, de vloer en de deur waren met dikke bal ken versterkt, en de voorwand was massieve steen. De twee zijwanden echter bestonden slechts uit dunne planken. Het was een kleinigheid, daar doorheen te breken, dacht Krinner. Een paar flinke trappen wa ren genoeg. Als hij daar verder mee kwam. Waar schijnlijk kon hij uit de aangrenzende ruimten óók niet wegkomen. Enkele uren later echter begon Krinner te ver moeden, dat die trappen toch wel iets konden baten, en hij begon zich nader te vergewissen door stelsel matig tegen den eenen zijwand te kloppen. Daar achter had hij namelijk iemand heen en weer hooren loopen, en toen hij na zijn geklop luisterde, werd er zacht teruggeklopt, en klonk er een gedempte vrouwenstem „Bent u daar, meneer Krinner t" „Ja Hier Adrian Krinner Hij riep het luid in zijn blijde opwinding, maar liet toen snel zijn stem dalen. „Een oogenblikje, juffrouw Lethus. Ik zal even aan de deur luisteren, of 't pluis is." „Er is niemand in de buurt, 't Wordt donker, en na donker mogen de monniken hun cellen niet uit." „Praeh' DanMet vuisten en schoenen begon Krinner den dunnen wand te bewerken. Het hout splinterde en er ontstond een flink gat. „Zoo Nu kunnen we elkaar tenminste zien Hij stak het hoofd door de opening en keek speurend de ruimte rond. Die was even muf en donker als zijn eigen gevangenis. Onduidelijk slechts kon hij de om trekken onderscheiden van het meisje, dat dichterbij kwam en tastend de hand naar hem uitstak. „Laten we maar eens praten," zei Helga. „Misschien zetten ze ons morgenochtend ergens anders gevangen, ver van elkaar." „Of ze halen ons voor goed weg," zei Krinner bitter. „Gaat u zitten. Dan kunnen we rustiger spreken." Een seconde later zaten zij op de matten aan weerszijden van het schot, en door de opening heen klonken hun bijna fluisterende stemmen. „Zegt u me eens, meneer Krinner bent u mij achterna gekomen door China t" „Ja." „Waarom T" „Omdat.Krinner slikte moeilijk. „Dat weet u toch riep hij uit. „Ja, ik weet het." Een korte poos bleef het stil. Toen zei Krinner „Ik begrijp alleen niet, waarom u hier bent. Waar is uw vriendin V' „Gevlucht," zei Helga. „We hebben een weg ge vonden, door een gangetje en een leeg huis." „Had u dan óók niet kunnen vluchten t" „Misschien wel," zei het meisje. „Maar ik vond het beter, dat er iemand hier bleef, tot u terug was, om te zien, wat er gebeurde. U had anders nooit ge weten, waar uw vriend gebleven was, en wij. Ethel moest naar haar man, maar ik had niets, dat me trok." „Niet waagde Krinner te zeggen. Zij gaf er geen antwoord op. „Waarom bent u dan niet vroeger gevlucht Waarom hebt u zich eigenlijk in zoo'n gevaarlijken toestand gewaagd U had toch niet met die Chineesche bandieten mee hoeven te gaan T" Even dacht Helga Lethus na toen begon zij zacht te vertellen. „Ik zal u niet alleen zeggen, wat mijn werk is, maar ook, hoe ik tot dat werk gekomen ben. Ik ben als héél jong meisje met mijn ouders naar Amerika gegaan, en tamelijk kort daarna ben ik bij de film gekomen. Ik had echt meisjesachtig over dat leven gedroomd, maar 't viel natuurlijk bitter tegen. Ze hadden voor een paar films mijn type noodig, en ik heb een poosje goed geld verdiend, maar tegelijk met het geld kwam de misère. Er werden mannen ver liefd op me, en ikwerd óók verliefd. Op een kunstenaar. Ik hen met hem verloofd geweest. Maar toen kwam ik tot de ontdekking, dat hij niet deugde, en op een avond ben ik gevlucht. Ik voelde, dat ik het niet uit zou houden in die wereld vol intrigues, waar hij óók in leefde. Nu weet ik, dat ik hem niet liefhad 't was een bevlieging, oppervlakkig maar hevig, en.enfin. „Ik begrijp 't," zei Krinner. „Ik ben naar New York gegaan, en ik wou werken. Ik was nogal reislustig - dat had ik aan de film gekregen, ik wou graag eens in werkelijkheid zien, wat ik in ateliers en op terreinen in Californië had zien nabouwen. Ik kwam aan een krant, en ik moest eens een artikel vertalen over een expeditie in Tibet. Het was een film uit Engelsch-Indië geweest, waar ik dien reislust door gekregen had, en dat artikel gaf me nog een stootje ik wou naar Azië, naar Tibet. Ik was benieuwd naar de zeden en de godsdienstige gebruiken hier, en ik dacht, dat daar heel wat over te schrijven zou zijn." „Dat is er natuurlijk ook," zei Krinner. „En of Als ik weer in de beschaafde wereld ben, kan ik wel een jaar aan 't schrijven blijven. Dus ik begon Tibetaansch te leeren, en ik studeerde aard rijkskunde en geschiedenis van Tibet. Ik begon er aardig in thuis te raken, maar ik dacht niet, dat ik er ooit heen zou komen. Betalen kón ik de reis mis schien wel, maar ik kon als meisje alleen „Natuurlijk niet," zei Krinner. „Daarom heb ik juist „Ja precies. Maar toen kregen we een dag op de krant te hooren, dat er een paar Amerikaansche geleerden in China zaten, en dat die zich bij een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 22